Texel het vogeleiland (Ede 1958)
We wonen in Ede, boven op de Paasberg. Groot huis, grote tuin, veel vogels. In de kast staat Zien is Kennen, dat geraadpleegd wordt als een goudvink of een gekraagde roodstaart zich voor het raam van de eetkamer vertoont.
Het is een bijzondere dag. Trots als een pauw fiets ik naar de Christelijke Groen-van-Prinstererschool, in mijn tas het boek Texel, het Vogeleiland door J. Drijver. Een dag daarvoor heb ik ƒ 17,50 van mijn spaarbankboekje gehaald om bij boekhandel Pel dit dure boek te kopen.

We gaan in augustus een hele maand naar Texel waar we in het huis van de eigenaren aan de Vuurtorenweg zullen verblijven, terwijl die zich in hun schuurtje terugtrekken. Vol bewondering kijken de onderwijzers naar mijn geweldige aankoop, vooral Meester Stel, die altijd heel veel over vogeltjes vertelt in de les en door veel van mijn medeleerlingen een vogeltjesgek genoemd wordt. Meester Stel weet alles van vogeltjes en is diep gelovig: de natuur als uiting van Gods grootheid. In de les vertelt hij over het ophangen van nestkasten en zijn waarnemingen van de zeldzame draaihals.
Een paar dagen hiervoor had Meester Stel mij betrapt op dwaze gebaren die ik maakte tijdens het gebed. Ik stribbelde nog tegen en zei dat hij mij nooit had kunnen zien als hij – volgens zijn eigen regels – zijn ogen netjes had gesloten. Ook hij was dus in overtreding, maar hij waardeerde mijn opmerkingen daarover niet. Nu ik met dit boek aan kom zetten, lijkt dit vergeten. Hij vindt mijn nieuwe aankoop prachtig en ik krijg de waardering waarnaar ik verlang.
Knardijk op weg naar Lelystad (rond 1965)
In de derde klas van het gymnasium zit ik lange tijd naast Aart Noordam, zoon van twee biologen. Hij weet heel veel van vogels en is één van de belangrijke deskundigen in NJN afdeling Wageningen. Hij en een ander actief lid dat in mijn klas zit, Eric Gerding, overtuigen mij om ook lid te worden. Sindsdien gaan we vrijwel elk weekend op excursie, vooral om vogels te kijken: Blauwe Kamer, Grebbeberg, Ginkelse heide, Hoge Veluwe, etc. Een vaste bestemming is de Knardijk naar Lelystad.

We zijn die ochtend nog voor half zes opgestaan. We fietsen (met laarzen aan) naar Harderwijk, vanaf Ede zo’n 45 km en dan nog een stuk over die lange dijk. De Flevopolder is nog volop in ontwikkeling. Links van de knardijk is nog water en rechts zijn eindeloze rietvelden. Ik leer daar als nieuw NJN-lid de belangrijkste watervogels kennen zoals smienten, slobeenden, middelste zaagbekken, brilduikers, kuif- en tafeleenden. Ook in de rietvelden zit van alles. Eén van de gebroeders Boerwinkel (Frits geloof ik) heeft een blik appelmoes bij zich. Dat snijdt hij met een zakmes open en dan eten we brood met appelmoes. Aan het eind van de dijk is een soort kantine voor werklieden. Daar drinken we koffie. Lelystad zelf moet nog gebouwd worden. Op de terugweg wijst Aart mij op een aantal eenden met witte spiegels. Een voor die tijd geweldige waarneming: krakeenden!

Na een aantal van dit soort excursies treed ik toe tot het bestuur van de afdeling Wageningen, waar ik ook Hein Pons, zoon van de Wageningse bodemkundige, leer kennen. Ik word verantwoordelijk voor het blad De Kemphaan. Ik leer het ambacht van stencilen. Hein is voorzitter. Ook in het bestuur zitten Jaap Wiertz, Aart Noordam, Eric Gerding en een zekere Marja. De laatste twee zijn nog een tijdje met elkaar getrouwd geweest.
Texel 1972 en 1973

Ik wilde biologie gaan studeren, maar om verschillende redenen werd het toch scheikunde, een studie waar ik mij nooit thuis gevoeld heb, maar gezien mijn uitstekende studieresultaten heb ik vrijwel nooit overwogen ermee te stoppen. Al mijn kennissen studeerden biologie. Daarbij waren ook de oude NJN-contacten. Wij zetten de NJN-traditie voort, bijvoorbeeld tijdens winterse weekenden op Texel.

Met Hans Klifman, die samen met Hein Pons in Utrecht biologie studeert, loop ik langs een kaarsrechte weg door de Eierlandse polder, waarschijnlijk de Hoofdweg. Het is guur koud. Hans – de Tukker die zich bij het groepje NJNers uit Wageningen heeft aangesloten – heeft een fles tamelijk gore Citroenjenever bij zich, maar die geeft ons toch een beetje warmte op de tocht richting boerderij Zeeburg, de boerderij waar we die nacht slapen. Als we daar tenslotte aangekomen zijn, bakken we pannenkoeken (in die tijd nog pannekoeken) met spek en stroop en zetten er een kop koffie bij. Als we (Hein, een zekere Pauline uit Utrecht, Aart Noordam, Ton Ceelen uit Leiden) de volgende ochtend wakker worden, ligt er een laagje ijs op de restjes koffie in onze bekers.

De volgende dag lopen we van Zeeburg over de Waddendijk naar de boot. Welke vogels we toen gezien hebben, weet ik niet, maar er zullen ongetwijfeld eidereenden, verschillende meeuwensoorten en steltlopers bij geweest zijn. Op de terugweg blijkt de pot stroop in een van onze rugzakken niet goed dicht te zitten. In de trein regent er stroop in het haar van Pauline. Heel vervelend.
Voorne 1985
Ik studeerde tussen 1974 en 1977 in Groningen en woon sinds 1978 in Leiden. Ik kijk nog wel af en toe vogeltjes, vooral met Ton Ceelen. We nemen dan de trein naar Rotterdam en gaan met metro en bus naar Voorne. Ik had in die tijd geen rijbewijs en zeker geen auto. Onze tochtjes naar Voorne leveren altijd interessante waarnemingen op.
Ik loop met Ton door de duinen van Voorne langs het Brede Water. Aan de overkant zijn de bomen wit van de aalscholverstront. In het water zien we kuifduikers. We lopen verder en gaan de duinen over naar het strand. Daar komen we strandleeuweriken tegen. Als we een tijd later nog even naar het Oostvoornse meer gaan, zien we wilde zwanen met hun prachtige gele snavels. Nog even iets drinken in Oostvoorne en dan weer met de bus richting Rotterdam.
Valle de Lago, juli 2002

Veel tijd voor vogels kijken is er niet in de jaren 1990-2010. We gaan met de kinderen op vakantie en er moet brood op de plank komen, wat uitstekend lukt met mijn adviesbureau, maar veel tijd is er niet over.
De mooiste vogelervaringen zijn tijdens onze reizen naar Spanje. Wij kamperen bijvoorbeeld op de camping van Valle de Lago in het gebied van Somiedo: een prachtig berggebied in Asturië. Andere jaren zijn wij in de buurt van Plasencia in het natuurgebied van Monfragüe. Uitstekende plekken om Vale Gieren, Aasgieren en nog zeldzamere soorten te zien.
Noss, Hermaness, juli 2016
Als we later niet meer de hele zomervakantie met de kinderen doorbrengen, ontstaat er weer meer ruimte voor tochten door de natuur. Het wordt nooit de hoofdmoot, maar we gaan regelmatig naar vogels kijken, vooral tijdens onze reizen naar Engeland en Schotland.

De bootexcursie vanaf Lerwick naar Bressay en Noss is fantastisch: Jan van Genten, grote jagers en nog veel meer.
Een wandeling naar het natuurreservaat van Hermaness op de Noordpunt van het Noordelijkste eiland van Shetland wordt een absoluut hoogtepunt: grote jagers, duizenden Jan van Genten, maar vooral de papegaaiduikers (Puffins).

Vogelwerkgroep KNNV Leiden vanaf mei 2016

In mei 2016 besluit ik lid te worden van de Vogelwerkgroep van KNNV Leiden. Afgelopen jaar heb ik aan twaalf excursies deelgenomen, aardige en interessante mensen ontmoet, veel nieuwe kennis over vogels en interessante vogelgebieden vergaard en mij af en toe verbaasd over het vermeende belang van de lijst van waarnemingen. Voor mij gaat het in de eerste plaats om de schoonheid van de natuur, niet om het aantal soorten. Tweehonderd smienten in het ochtendlicht zijn zeker zo mooi als (of zelfs mooier dan) een paartje uiterst zeldzame dwerggorzen in een zielig bramenbosje in Noordwijk. Zie hierover mijn andere blogs. Ik ben meer dan ooit geïnteresseerd in vogels, maar ook het psycho-sociale verschijnsel ‘vogelaar’ boeit mij enorm. Waarom staan mensen om half zes op om na een uur autorijden grutto’s door het weiland te zien stappen? Daarover later meer.

_____