Zestig jaar vogelen – korte terugblik

Texel het vogeleiland (Ede 1958)

ZisKWe wonen in Ede, boven op de Paasberg. Groot huis, grote tuin, veel vogels. In de kast staat Zien is Kennen, dat geraadpleegd wordt als een goudvink of een gekraagde roodstaart zich voor het raam van de eetkamer vertoont.

 

Het is een bijzondere dag. Trots als een pauw fiets ik naar de Christelijke Groen-van-Prinstererschool, in mijn tas het boek Texel, het Vogeleiland door J. Drijver. Een dag daarvoor heb ik ƒ 17,50 van mijn spaarbankboekje gehaald om bij boekhandel Pel dit dure boek te kopen.

Bij de Schorren (vlnr Reinier, August, Huibert

We gaan in augustus een hele maand naar Texel waar we in het huis van de eigenaren aan de Vuurtorenweg zullen verblijven, terwijl die zich in hun schuurtje terugtrekken. Vol bewondering kijken de onderwijzers naar mijn geweldige aankoop, vooral Meester Stel, die altijd heel veel over vogeltjes vertelt in de les en door veel van mijn medeleerlingen een vogeltjesgek genoemd wordt. Meester Stel weet alles van vogeltjes en is diep gelovig: de natuur als uiting van Gods grootheid. In de les vertelt hij over het ophangen van nestkasten en zijn waarnemingen van de zeldzame draaihals.

cms_visual_695391.jpg_1475665775000_300x410

Een paar dagen hiervoor had Meester Stel mij betrapt op dwaze gebaren die ik maakte tijdens het gebed. Ik stribbelde nog tegen en zei dat hij mij nooit had kunnen zien als hij – volgens zijn eigen regels – zijn ogen netjes had gesloten. Ook hij was dus in overtreding, maar hij waardeerde mijn opmerkingen daarover niet. Nu ik met dit boek aan kom zetten, lijkt dit vergeten. Hij vindt mijn nieuwe aankoop prachtig en ik krijg de waardering waarnaar ik verlang.

Knardijk op weg naar Lelystad (rond 1965)

In de derde klas van het gymnasium zit ik lange tijd naast Aart Noordam, zoon van twee biologen. Hij weet heel veel van vogels en is één van de belangrijke deskundigen in NJN afdeling Wageningen. Hij en een ander actief lid dat in mijn klas zit, Eric Gerding, overtuigen mij om ook lid te worden. Sindsdien gaan we vrijwel elk weekend op excursie, vooral om vogels te kijken: Blauwe Kamer, Grebbeberg, Ginkelse heide, Hoge Veluwe, etc. Een vaste bestemming is de Knardijk naar Lelystad.

Vogelaar Reinier de Man in 1967

We zijn die ochtend nog voor half zes opgestaan. We fietsen (met laarzen aan) naar Harderwijk, vanaf Ede zo’n 45 km en dan nog een stuk over die lange dijk. De Flevopolder is nog volop in ontwikkeling. Links van de knardijk is nog water en rechts zijn eindeloze rietvelden. Ik leer daar als nieuw NJN-lid de belangrijkste watervogels kennen zoals smienten, slobeenden, middelste zaagbekken, brilduikers, kuif- en tafeleenden. Ook in de rietvelden zit van alles. Eén van de gebroeders Boerwinkel (Frits geloof ik) heeft een blik appelmoes bij zich. Dat snijdt hij met een zakmes open en dan eten we brood met appelmoes. Aan het eind van de dijk is een soort kantine voor werklieden. Daar drinken we koffie. Lelystad zelf moet nog gebouwd worden. Op de terugweg wijst Aart mij op een aantal eenden met witte spiegels. Een voor die tijd geweldige waarneming: krakeenden!

$_85
Lelystad rond 1965

Na een aantal van dit soort excursies treed ik toe tot het bestuur van de afdeling Wageningen, waar ik ook Hein Pons, zoon van de Wageningse bodemkundige, leer kennen. Ik word verantwoordelijk voor het blad De Kemphaan. Ik leer het ambacht van stencilen. Hein is voorzitter. Ook in het bestuur zitten Jaap Wiertz, Aart Noordam, Eric Gerding en een zekere Marja. De laatste twee zijn nog een tijdje met elkaar getrouwd geweest.

Texel 1972 en 1973

RM3_1622
Het gezelschap Texel 1972: Akke, Hein, Jacynta, Constance, aart, Hans, Meine, Beatrice, Maria

Ik wilde biologie gaan studeren, maar om verschillende redenen werd het toch scheikunde, een studie waar ik mij nooit thuis gevoeld heb, maar gezien mijn uitstekende studieresultaten heb ik vrijwel nooit overwogen ermee te stoppen. Al mijn kennissen studeerden biologie. Daarbij waren ook de oude NJN-contacten. Wij zetten de NJN-traditie voort, bijvoorbeeld tijdens winterse weekenden op Texel.

RM3_1624
Aart Noordam en Hans Klifman (1973)

Met Hans Klifman, die samen met Hein Pons in Utrecht biologie studeert, loop ik langs een kaarsrechte weg door de Eierlandse polder, waarschijnlijk de Hoofdweg. Het is guur koud. Hans – de Tukker die zich bij het groepje NJNers uit Wageningen heeft aangesloten – heeft een fles tamelijk gore Citroenjenever bij zich, maar die geeft ons toch een beetje warmte op de tocht richting boerderij Zeeburg, de boerderij waar we die nacht slapen. Als we daar tenslotte aangekomen zijn, bakken we pannenkoeken (in die tijd nog pannekoeken) met spek en stroop en zetten er een kop koffie bij. Als we (Hein, een zekere Pauline uit Utrecht, Aart Noordam, Ton Ceelen uit Leiden) de volgende ochtend wakker worden, ligt er een laagje ijs op de restjes koffie in onze bekers.

RM3_1625
Reinier de Man, in de mode van die tijd

De volgende dag lopen we van Zeeburg over de Waddendijk naar de boot. Welke vogels we toen gezien hebben, weet ik niet, maar er zullen ongetwijfeld eidereenden, verschillende meeuwensoorten en steltlopers bij geweest zijn. Op de terugweg blijkt de pot stroop in een van onze rugzakken niet goed dicht te zitten. In de trein regent er stroop in het haar van Pauline. Heel vervelend.

Voorne 1985

Ik studeerde tussen 1974 en 1977 in Groningen en woon sinds 1978 in Leiden. Ik kijk nog wel af en toe vogeltjes, vooral met Ton Ceelen. We nemen dan de trein naar Rotterdam en gaan met metro en bus naar Voorne. Ik had in die tijd geen rijbewijs en zeker geen auto. Onze tochtjes naar Voorne leveren altijd interessante waarnemingen op.

Ik loop met Ton door de duinen van Voorne langs het Brede Water. Aan de overkant zijn de bomen wit van de aalscholverstront. In het water zien we kuifduikers. We lopen verder en gaan de duinen over naar het strand. Daar komen we strandleeuweriken tegen. Als we een tijd later nog even naar het Oostvoornse meer gaan, zien we wilde zwanen met hun prachtige gele snavels. Nog even iets drinken in Oostvoorne en dan weer met de bus richting Rotterdam.

 

Valle de Lago, juli 2002

RM3_1635
Vale Gier

Veel tijd voor vogels kijken is er niet in de jaren 1990-2010. We gaan met de kinderen op vakantie en er moet brood op de plank komen, wat uitstekend lukt met mijn adviesbureau, maar veel tijd is er niet over.

De mooiste vogelervaringen zijn tijdens onze reizen naar Spanje. Wij kamperen bijvoorbeeld op de camping van Valle de Lago in het gebied van Somiedo: een prachtig berggebied in Asturië. Andere jaren zijn wij in de buurt van Plasencia in het natuurgebied van Monfragüe. Uitstekende plekken om Vale Gieren, Aasgieren en nog zeldzamere soorten te zien.RM3_1629

Noss, Hermaness, juli 2016

Als we later niet meer de hele zomervakantie met de kinderen doorbrengen, ontstaat er weer meer ruimte voor tochten door de natuur. Het wordt nooit de hoofdmoot, maar we gaan regelmatig naar vogels kijken, vooral tijdens onze reizen naar Engeland en Schotland.

RM2_4267
Jan van Genten op Noss

De bootexcursie vanaf Lerwick naar Bressay en Noss is fantastisch: Jan van Genten, grote jagers en nog veel meer.

Een wandeling naar het natuurreservaat van Hermaness op de Noordpunt van het Noordelijkste eiland van Shetland wordt een absoluut hoogtepunt: grote jagers, duizenden Jan van Genten, maar vooral de papegaaiduikers (Puffins).

RM2_4556
Papegaaiduikers in Hermaness

Vogelwerkgroep KNNV Leiden vanaf mei 2016

RM3_1371
Bruine Kiekendief (man), Hoekse Waard

In mei 2016 besluit ik lid te worden van de Vogelwerkgroep van KNNV Leiden. Afgelopen jaar heb ik aan twaalf excursies deelgenomen, aardige en interessante mensen ontmoet, veel nieuwe kennis over vogels en interessante vogelgebieden vergaard en mij af en toe verbaasd over het vermeende belang van de lijst van waarnemingen. Voor mij gaat het in de eerste plaats om de schoonheid van de natuur, niet om het aantal soorten. Tweehonderd smienten in het ochtendlicht zijn zeker zo mooi als (of zelfs mooier dan) een paartje uiterst zeldzame dwerggorzen in een zielig bramenbosje in Noordwijk. Zie hierover mijn andere blogs. Ik ben meer dan ooit geïnteresseerd in vogels, maar ook het psycho-sociale verschijnsel ‘vogelaar’ boeit mij enorm. Waarom staan mensen om half zes op om na een uur autorijden grutto’s door het weiland te zien stappen? Daarover later meer.

RM3_1404
Kluut en wilde eend

 

_____

Dure blikvernauwers

Meer betalen om minder te zien

20170115_155550

Help, ik heb 1000 Euro uitgegeven om minder te kunnen zien. Hoe is zoiets mogelijk? Als lid van de vogelwerkgroep Leiden van de KNNV neem ik regelmatig aan excursies deel. De leden van deze werkgroep sjouwen telescopen en statieven van vele kilo’s door de polder om dan helemaal aan het eind van het veld een graspieper van een waterpieper te kunnen onderscheiden. Ik kon niet achterblijven en heb ook zo’n joekel gekocht.

Na een dag sjouwen kom ik dan thuis, in de regel met lichte rugklachten en soms met interessante waarnemingen. Ik heb mij laten misleiden. Er werd gezegd: neem een ‘scoop’, dan zie je een stuk meer. Had je gedacht. Je ziet een stuk minder.

 

Stel dat je zonder hulpmiddelen een blikveld hebt van iets meer dan 40 graden (de kijkhoek van een klassieke kleinbeeldcamera met een 50 mm lens), dan neemt dit veld af tot minder dan 1 graad bij een 50x vergroting. Zonder vergroting is mijn blikveld op 250 meter zo’n 180 meter. Met vergroting van 50x zie ik op die afstand nog een stukje van minder dan 4 meter breed door mijn dure scoop.

Jachttrofeeën uit de blikvernauwer of genieten van de wijdse natuur?

Onlangs heb ik mij laten verleiden in Noordwijk naar twee verdwaalde dwerggorzen te gaan kijken. Na lang wachten hadden we ze dan eindelijk in de scoop. We konden de waarneming van een zeldzaamheid aan onze jachttrofeeën toevoegen. Maar laten we nu eerlijk zijn: wat is nu mooier, een groep van 400 smienten in het prille ochtendlicht of twee van die schriele vogeltjes in onze dure blikvernauwer?

Misschien wordt het tijd voor een nieuw type scoop: de groothoekscoop. Een apparaat waardoor je een grotere beeldhoek krijgt. Een omgekeerde verrekijker is misschien te veel van het goede, maar geeft wel een idee van welke richting het op moet. Een wijdere blik op de betoverende natuur om ons heen. Hiermee zullen we gigantische zwermen trekvogels kunnen waarnemen. Dat we dan niet meer kunnen onderscheiden, welke soorten het zijn, dat moeten we dan maar op de koop toenemen.

Of we kijken toch af en toe even stiekem door onze dure blikvernauwer.

RM2_9128.jpg
Dwingelderveld: Davidsplassen – dit zie je niet door een scoop

 

Op glad ijs

Een onofficiële excursie van vier eigenwijze werkgroepleden naar Starrevaart, Katwijk, Noordwijk en Lentevreugd op 15 januari 2017

Toen om kwart voor acht in de ochtend drie auto’s over beijzelde Leidse wegen het zwembad hadden bereikt, werd de officiële beslissing van het werkgroepbestuur aan een van ons doorgegeven. De moed zakte in acht vogelaarsschoenen. Een dagje Zeeland had zo mooi geleken. Er was in het vooruitzicht gesteld dat er ijseenden, roodkeelduikers, roodhalsfuten en nog meer lekkernijen geserveerd zouden worden. Hongerig naar vogelaarshoogtepunten stonden wij met z’n vieren op het koude verlaten parkeerterrein van het zwembad de Vliet. Maar een beslissing van het bestuur is een beslissing en die hoor je te respecteren.

 Zwarte ibissen (Reinier de Man) Dan maar een niet-officiële excursie. Spontaan reden er drie auto’s (één was genoeg geweest, maar wat wil je zonder straffe leiding?) over de gladde wegen naar de Starrevaart. Het was nog ruim voor zonsopgang. Al gauw bleek dat je helemaal niet naar Zeeland hoeft voor grensverleggende ornithologische ervaringen.

De zwarte ibissen stonden nog rustig op één poot te slapen, terwijl wij onze ochtendkoffie naar binnen slurpten. Een gigantische hoeveelheid kolganzen had nog even tijd nodig voor ze in de omgeving gingen foerageren. Een mopperkont had kunnen opmerken dat we geen roerdomp en zelfs geen ijsvogel zagen, maar we hadden niets te mopperen: wel achttien kleine zwanen, prachtige mannetjes en vrouwtjes brilduikers met bijbehorende baltsrituelen, heel mooie nonnetjes in het prille morgenlicht, dodaarsjes en alle soorten eenden die je hier verwacht.

Kolganzen (Reinier de Man) Nonnetje (Reinier de Man)

Terwijl de kolganzen in grote troepen de plas verlieten kwamen er honderden (duizenden?) smienten terug van hun nachtelijke tocht naar de weidegebieden in de omgeving.

Er was geen plan. Maar er ontstonden uitstekende ideeën en van het één kwam het ander. Bij de Starrevaart waren wij op gang gekomen en wij waren niet meer te stoppen. Er werd ‘Katwijk’ geroepen en het werd, zonder enig overleg, Katwijk bij de uitwatering, want daar zou wel het een en ander aan exotisch vogelmateriaal te vinden zijn.

In Katwijk bij de uitwatering waren in eerste instantie vooral meeuwen te zien: zilvermeeuwen, stormmeeuwen en kokmeeuwen. Interessant was hoe ver de zwarte kop bij sommige kokmeeuwen al ontwikkeld bleek te zijn.

 

Kokmeeuwen, stormmeeuwen, zilvermeeuwen, grote mantelmeeuw (Reinier de Man)

Leuk was dat we een kanoetstrandloper bij het uitwateringskanaal in de kijker kregen, maar we waren eigenlijk, samen met nog meer driftig heen en weer lopende vogelaars ter plaatse, op zoek naar iets veel zeldzamers. De laatste dagen waren er veel meldingen van zowel grote als kleine burgemeester, een meeuw die wel iets van een zilvermeeuw heeft, maar dan zonder zwart aan de vleugelpunten. Na contact met een aantal vogelaars kwamen we die ene kleine burgemeester eindelijk op het spoor. Daar liep hij heen en weer met een mossel in zijn snavel tussen de zilvermeeuwen. Een juveniel exemplaar, maar met een heel andere kleur en tekening dan een juveniele zilvermeeuw. Steeds liep hij een stukje naar het Noorden en dan zwom hij een stukje in het water. Wij er met de telescopen achteraan richting Noordwijk. Toen wij hem heel goed gezien hadden, zijn we nog een stukje door de duinen gaan lopen

Na de zwarte ibis en de kleine burgemeester kon er nog wel een zeldzaamheid bij: op naar de Achterweg in Noordwijk, op dit moment beroemd door de aanwezigheid van twee dwerggorzen, kleine vogeltjes die zich op een ruig terreintje aan de Achterweg vooral in de braamstruiken ophouden. We dachten ze te zien en toen kwam er een vogelaar van de andere kant op de struik af. Onze ergernis bleef binnen de perken toen we zagen dat het de vriendelijke Engelsman was die ons in Katwijk bij het vinden van de burgemeester had geholpen. Inmiddels stond er ook een echtpaar uit Twente bij ons, op bezoek bij hun eerste kleinkind en op de terugweg nog even langs de dwerggors. Tenslotte konden wij, samen met Twentenaren en Engelsman, de beestjes heel mooi zien, op een bepaald moment dicht bij elkaar zittend in een boompje bij de braamstruik.

Lentevreugd (Reinier de Man) Die dag kon niet meer stuk, maar waarom niet even langs Lentevreugd? De velduil die je daar kunt zien, vertoonde zich niet, wél de bonte kraai.

Ondergetekende kreeg van de andere deelnemers de wind van voren toen hij zei dat hij van een bonte kraai nou niet echt opgewonden raakte, want “in Schotland zie je niet anders”. Zoiets bleek tegen het zere been van de oprechte vogelaar. Van bonte kraaien dien je wél opgewonden te raken. Langzaam begon de zon weer de horizon te naderen. Het was een mooie dag en we gingen voldaan naar huis. Aan Zeeland hebben we niet gedacht. Natuurlijk hopen we dat de andere werkgroepleden stinkend jaloers zullen zijn op onze prachtige lijst. Maar we weten wel dat het niet om de lijst gaat. Het gaat om het plezier. En dat zat wel goed.

Reinier de Man

Nuldernauw en Arkemheen

Excursie KNNV vogelwerkgroep naar Nuldernauw en Arkemheen, 17 december 2016
Eerder gepubliceerd als officieel verslag van de vogelwerkgroep.

“We vertrokken eind september uit Siberië. Het begon koud en donker te worden. Via Arkhangelsk, de Baltische staten en Polen kwamen we tenslotte bij het ons zo vertrouwde Veluwemeer aan. Na al die Siberische stilte, best wel gezellig die zoemende autoweg op de achtergrond. Er is hier genoeg te eten voordat we verder naar Engeland vliegen. Maar eerst genieten we met volle teugen van de aandacht die Nederlandse vogelaars ons geven. Op de smalle landstrook voor Nulde staan tien exemplaren gebiologeerd – met zeven telescopen!–  naar ons te kijken. Wij laten ons nog een paar keer goed zien (en horen) door op vrij korte afstand in groepjes van twee tot vier over het water te vliegen om vervolgens in het water onze maaltijd voort te zetten.”[1]

Als de drie auto’s met tien vogelaars net iets na achten van het zwembad de Vliet vertrekken is het grijs, erg grijs en een graad of zes. Het zal die dag nog een heel klein beetje lichter worden en één graad warmer. Dit is Nederland vlak voor de Kerst. Een kort overleg heeft, wat zou blijken, een uitstekende beslissing opgeleverd: eerst naar het Nuldernauw en dan eventueel verder. Over de autorit is gelukkig niets te melden.
Vogelwerkgroep in actie (Anke Burgers)

Veilig komen we kwart over negen bij het sfeerloze Postillion Hotel Strand Nulde aan. Het Nuldernauw begint direct achter het parkeerterrein van het hotel. Het is meteen raak. De eerste kleine zwanen laten zich zien. Schitterende vogels, waarvan er nog minder dan 18000 over zijn. Niet zo zeldzaam maar wel heel mooi zijn de brilduikers die we de hele tocht regelmatig in het vizier krijgen, soms inclusief prachtige baltsrituelen. Even verstoren jagers de vredige rust, maar die zijn gelukkig snel weer weg.


Kleine zwanen (Reinier de Man)
Wanneer we een stukje verder langs het water lopen in Westelijke richting, zien we een prachtige havik in een boom zitten. We lopen verder naar het Delta Schuitenbeek vogelkijkscherm.

 

Na het vogelkijkscherm zou dit deel van de tocht afgelopen kunnen zijn, maar we kunnen tot ons plezier gewoon over de lange landtong met aan twee kanten uitzicht op het spiegelgladde water met de duizenden eenden verder lopen. We zijn inmiddels getrakteerd op zowat alle eendensoorten die je hier kunt verwachten en in grote aantallen – van Helias leren we het door Tom Bade ingevoerde begrip ‘biomassaliteit’: kuifeenden, tafeleenden, smienten en wintertalingen. In wat kleinere hoeveelheden: krakeend, grote zaagbek, nonnetje (♂ en♀ ) en als kers op de taart een eenzame krooneend (♂ ).

Door de scopen zijn inmiddels ook kemphanen en goudplevieren gesignaleerd. Over de ‘normale’ waarnemingen zoals grote zilverreiger, grauwe gans, kolgans en aalscholver hebben we het maar niet. De dodaars, die uitdrukkelijk op ons verlanglijstje stond, heeft blijkbaar een vrije dag.

De ‘biomassaliteit’ neemt verderop nog toe. Kuifeenden in groepen van vele honderden met hier en daar een versiering van tafeleenden, brilduikers en een enkel nonnetje.


Kleine zwanen (Anke Burgers)

Na het vogelkijkscherm zou dit deel van de tocht afgelopen kunnen zijn, maar we kunnen tot ons plezier gewoon over de lange landtong met aan twee kanten uitzicht op het spiegelgladde water met de duizenden eenden verder lopen. Het idee wordt geopperd of dit niet een goede bestemming voor het voorjaar zou zijn. Als we bij het strand zijn, vraagt Anke een wandelaar van wie de hond er betrouwbaar genoeg uitziet: “Is dit pad voorbij het kijkscherm in het broedseizoen gesloten?”. Goede vraag, teleurstellend antwoord: “Het is altijd gesloten. Het hek stond vandaag open omdat ze de bomen aan het snoeien zijn.” Wij hebben dus enorm geluk gehad vandaag!

 

Biomassaliteit: kuifeenden (Reinier de Man)

Na deze veldbiologische topervaring komen we terug in de matte werkelijkheid van het Postillion-hotel. In deze deprimerende omgeving (maar gelukkig in goed gezelschap van inspirerende vogelaars) nemen wij onze dosis ‘ambtenarenbenzine’. Op de koffiestop volgt een plechtigheid buiten het hotel: Hanna krijgt het officiële speldje voor het jongste werkgroeplid door Anke uitgereikt onder grote belangstelling van alle aanwezigen.

Dan nemen we alweer een heel gelukkige beslissing. We spreken af bij de Zeedijk in Arkemheen, vlakbij het Stoomgemaal Hertog Reijnout. De Polder Arkemheen is een van de oudste polders van Nederland. Hij “ontstond nadat op 28 maart 1356 Hertog Reinoud III van Gelre het recht verleende om het gebied te bedijken. De polder is vooral bijzonder omdat er nooit een ruilverkaveling is geweest”.[2]. Het is een Natura-2000 gebied en Nationaal Landschap.

 


Zeearend (Anke Burgers)
Terwijl de meeste mensen op de Zeedijk richting het water van het Nijkerkernauw aan het kijken zijn, wijst Ron Mes op een roofvogel die ten Zuiden van de dijk in de polder vliegt en op de grond gaat zitten. Hij is veel groter dan een buizerd en blijkt een (juveniele) zeearend te zijn. Opvallend zijn de indrukwekkende snavel en de lichtere veren op zijn rug. Hij blijft daar lang zitten, waarschijnlijk op een prooi. De kieviten in zijn buurt zijn zich van geen gevaar bewust.

Inmiddels lijkt het oude stoomgemaal even opgestart te worden. Het blaast vieze zwarte rook naar het Oosten, maar cultuurmonumenten mogen dat. Dan rijdt een autochtoon veel te hard op de groep telescopen in. Even lijkt het of hij zin heeft er één of twee plat te rijden, maar met een norse blik rijdt hij er toch maar omheen. Misschien was dit ook gewoon het slotsignaal van de fantastisch mooie dag. Om kwart over twee vertrekken we naar Leiden. Het is weer iets mistiger geworden. We komen nog vóór vieren aan bij zwembad De Vliet. We wensen elkaar mooie kerstdagen.

Reinier de Man

 

___

[1] https://www.flightoftheswans.org/2016/12/13/leho-arrives-home-for-christmas/

[2] https://nl.wikipedia.org/wiki/Polder_Arkemheen

Het was niet veel vandaag …

Ik zit op de fiets, op weg van Voorschoten naar de Starrevaart. Het vriest bijna. Een lage zon schijnt over de weilanden, de sloten en iets verderop kruipt een stoet zwaar beladen vrachtauto’s over de A4. Gelukkig heb ik wanten aan. Ik trek mijn muts nog eens wat verder over mijn gezicht. Echt aangenaam is het hier niet, maar toch een stuk aangenamer dan achter het stuur op de snelweg. Er vliegt een grote groep smienten over. Ik hoor hun gefluit voordat ik ze zie. Dan zie ik hun mooie rode koppen in de zon en de felwitte bovendelen van hun vleugels. Ze maken een scherpe bocht. Eén van de smienten – of hebben ze dat democratisch besloten, wie zal het weten? – geeft het commando ‘dalen’ en daar zwemmen ze in het water van de Vlietlanden. Ik nader de vogelkijkhut van Starrevaart. Een vreemde plek waar stilte en lawaai gewoon allebei, onafhankelijk van elkaar, hun eigen leven leiden. Eigenlijk zie je de stilte (spiegelglad water, ijs, eenden, meeuwen, aalscholvers …) en hoor je het lawaai.

Ik schuif de deur van de vogelhut opzij en loop naar binnen. Er is nog niemand. Alle luikjes zijn dicht. Ik verricht de feestelijke opening. Eén luikje aan de voorkant, uitkijkend over de grote plas, één luikje rechts, uitkijkend richting eilandje waar vaak steltlopers zitten. Nog niet zo lang geleden nog heel veel grutto’s, maar het is geen gruttotijd meer. Niet ver van de hut zwemt een zwaan. Zijn gele snavel is goed zichtbaar. Aan de tekening van de snavel is te zien dat het een kleine en geen wilde zwaan is. Dan komt er een mannetjesbrilduiker heel dichtbij. In de heldere winterzon is niet alleen zijn mooie kop met witte vlek goed zichtbaar, ook het fijne patroon, een soort kam, op zijn rug. Maar het allermooiste zijn de grote groepen smienten, die rusteloos opvliegen en even later weer ergens anders neerstrijken.

20161130_101407_dxo

Dan gaat de schuifdeur open. Een oudere vogelaar komt binnen. Niet veel later volgt een tweede 65-plusser. Het lijkt wel of het vogelen een hobby is van oudere eenzame heren. Beide heren hebben een spiegelreflex met een teletoeter bij zich, de ene een Canon, de andere een Nikon. Allebei zeker 500 of 600 mm, misschien nog met een converter ertussen. Ik probeer contact te maken: “ik heb nog een kleine zwaan gezien”. “Ja, ik zag er vier overvliegen daarnet. Ze zitten hier elke winter.”

De eerste grijze teletoetermeneer zet zijn apparaat op een rijstzak. Het bekende mitrailleurgeluid begint. De brilduiker zwemt langs, duikt en komt weer boven. Dan staan er alweer 20 brilduikers op de Canon. We ontdekken samen nog een aantal wintertalingen bij het eilandje. Er zijn nogal wat slobeenden, maar pijlstaarten blijken loos alarm te zijn. Er vliegt een ijsvogel langs. Even later zit hij vlakbij op een takje boven het water. Prachtig met zijn oranje borst naar ons toe. “Ik heb hem niet kunnen nemen. Ik had hem helemaal op de verkeerde zoomstand staan en dan kan ik niet zo snel switchen.” De ijsvogel is weg en komt niet meer terug. Ook de kleine zwaan is opgevlogen. De oude heren mompelen wat tegen hun camera’s en dan hoor je weer af en toe een reeks van 10 of 20 wintertalingen, slobeenden of smienten. “Ja, zegt de tweede fotomeneer, “je kunt hier in het riet nog wel eens een roerdomp of verderop een zwarte ibis zien, maar vandaag zie ik weinig bijzonders.”

Ik kijk nog een tijdje naar de smienten, scholeksters, kieviten, kuifeenden, aalscholvers en wintertalingen. De man met de grijze canontoeter pakt zijn spullen maar weer in. “Het was niet veel vandaag”, zegt hij nog, en dan is hij weg.