Afscheid

Bijna 40 jaar werken in Duitsland

Afgelopen woensdag stapte ik om 8:03 in de trein naar Amsterdam om daar op de trein richting Berlijn over te stappen. Die reis had ik vaker gemaakt. In 1987 verdedigde ik mijn proefschrift aan de Universiteit van Amsterdam. Niet lang daarvoor had ik tijdens een conferentie in Parijs een interessante Duitse politieke consultant ontmoet die wel wat ondersteuning kon gebruiken, die ik hem tegen betaling kon aanbieden. Op die manier had ik geld om mijn proefschrift te drukken. Er volgden vele treinreizen via Hamburg naar Elmshorn waar mijn opdrachtgever zijn kantoor had. Niet lang daarvoor had ik ook al regelmatig in Duitsland gewerkt als medewerker van IMSA in opdracht van de wasmiddelindustrie. Dat was in 1986, 37 jaar geleden.

Otto find’ ich gut!

Toen ik woensdag in Amsterdam op de internationale trein overstapte, moest ik daar even aan denken. Mijn projecten met het bureau in Elmshorn leidden tot uitstekende contacten in Duitsland, waar ik niet lang daarna (1992) studies kon uitvoeren voor een belangrijke commissie van de bondsdag (zie ook deze blog).

 

In Bénin (2006) voor het project Cotton Made in Africa van Otto

Via die commissie kwam ik bij grote Duitse ondernemingen terecht. Vanaf 1995 hielp ik bij Otto Versand (later Otto Gruppe: adverteerde met “Otto find’ich gut”) het ketenbeheer op het gebied van katoen, hout en papier op te zetten en geleidelijk werkte ik daar nog meer voor de stichting voor natuurbescherming die de eigenaar van het bedrijf, Michael Otto, in het leven had geroepen. Steeds vaker zat ik in de trein uit Amsterdam naar Osnabrück op weg naar Hamburg en nu ook regelmatig in het vliegtuig. Mijn laatste project voor de Michael Otto Stiftung ging over de toekomst van de Waddenzee bij een stijgende waterspiegel.

Op Sylt in 2008 tijdens het Waddenzeeprojekt, mijn laatste grote projekt voor de Michael Otto Stiftung

Het was een moeizaam project in een tijd die ook op het persoonlijke vlak niet eenvoudig was. Het project werd in 2010 afgesloten, nu alweer 13 jaar geleden. Het contact met mijn belangrijkste Duitse opdrachtgever werd steeds minder intensief totdat het bijna niets meer voorstelde. Wel nam ik jaarlijks deel een de zogenaamde Hamburger Gespräche, een gebeurtenis waar ‘belangrijke’ mensen lezingen gaven over belangrijke milieu- en natuurbeschermingsthema’s en daarover discussieerden. Voor het eerst sinds de Corona-tijd was er dit jaar zo’n bijeenkomst zonder mondkapjes: een combinatie van het 20-jarige jubileum van deze Gespräche en het 30-jarig jubileum van de Michael-Otto-Stiftung. Toen ik de persoonlijke uitnodiging kreeg deel te nemen, zag ik het als een goede gelegenheid om definitief afscheid te nemen van Hamburg en Duitsland en van mijn rol die ik daar jaren lang gespeeld had.

Wir bitten um Entschuldigung

Toen ik op het kille en winderige perron in Osnabrück stond, was ik er nog lang niet. De Duitse spoorwegen waren in al die jaren niet beter geworden. Op stations worden voortdurend geblokkeerde spoorwegtrajecten, vertraagde treinen en opgeheven treinen omgeroepen. Meer dan 25 keer hoorde ik het verzoek: “Wir bitten Sie um Entschuldigung”. Ik was het niet van plan. Steeds werd de ‘reden’ genoemd: een kapotte wissel, een kapotte trein, een vertraagde trein voor onze trein, mensen op het spoor en meer. Leuk om te weten, maar wat heb je eraan? Toen de vertraging al meer dan een uur bedroeg, werd alle reizigers verzocht om de trein te verlaten en de stoptrein op spoor 10 te nemen. Die vertrok tenslotte van spoor 7. Met bijna twee uur vertraging kwam ik Hamburg aan, waar ik nog net de Hamburger Kunsthalle kon bezoeken, een van mijn lievelingsmusea.

Max Liebermann: Abend am Uhlenhorster Fährhaus (1910)

Er was een mooie tentoonstelling van Frans en Duits impressionisme. Ik had nooit geweten dat er ook een Duitse variant bestond. De Duitse schilders waarvan daar schilderijen hingen, waren mij grotendeels onbekend, behalve dan Max Liebermann, die ik nooit met impressionisme had geassocieerd. Natuurlijk genoot ik met volle teugen van de schilderijen van de Franse schilders Sisley, Monet, Manet, Cézanne en Renoir totdat het museum om zes uur dicht ging.

Niets meer te vertellen

Later die avond had ik een eetafspraak met iemand die vijfentwintig jaar geleden een jongere medewerker van mijn opdrachtgever Otto Versand was. Hij was toen rond 35 jaar en ik 50. Wij hebben nog regelmatig samengewerkt, ook nadat hij zijn oude werkgever verlaten had. Wij hadden het altijd over samenwerking in ketens, mijn specialiteit in die jaren. Deze avond hadden wij elkaar op dat gebied niets te vertellen. Dat is iets uit het inmiddels verre verleden. Gelukkig hadden wij wel andere gemeenschappelijke interesses zoals de veldbiologie waarvoor ik nog steeds en steeds meer warm kan lopen. Met veel enthousiasme vertelde ik over de wulpentellingen.

Over het hotel valt weinig te zeggen. Het was niet duur en je kon er slapen. Mijn beoordeling op booking.com vat het samen onder de titel “Ongezellige efficiënte slaapfabriek”.

Slaapfabriek

Er was maar één probleem: toen ik een paracetamol in water wilde oplossen, zag ik dat zelfs het bekertje bij de wastafel was wegbezuinigd. Ik wilde niet in de slaapfabriek ontbijten. Dus ik zocht een koffiebar op in de buurt van de conferentiezaal. Tot mijn grote verbazing ontdekte ik dat het contante geld ook in Duitsland aan het verdwijnen was. Nog niet zo lang geleden had men mij gezegd “Nur bares ist wahres!”, maar hier werd contant geld niet eens geaccepteerd. Dat was eigenlijk wel jammer, want ik had uit voorzorg nog 50 euro gepind, waarvoor de bank mij irritant genoeg € 54,70 had gerekend! Welkom in Duitsland.

Niet langer dokter de Maan

Na mijn gepinde ontbijt van cappuccino en croissants meldde ik mij aan bij de receptie van deze bijeenkomst. Voorbij is de tijd dat iedereen mij enthousiast begroet met Hallo, Herr Dr. de Man (uitgesproken als dokter de Maan). Toch waren er wel een paar mensen die ik uit mijn Duitse geschiedenis nog kende. Ik miste wel de een of de ander, en misschien leefde ook niet iedereen meer. Ik onderhield mij met wat smalltalk met oude contacten uit projecten en met het vroegere hoofd van de milieuafdeling bij Otto, nu het hoofd van de Stiftung. Even later kwam mijn contact met wie ik de vorige avond had gegeten binnen en wij hadden nog een interessante gesprek.

Na nog een paar koppen koffie en de daarbij geleverde snacks begon de eigenlijke bijeenkomst. Inleiding door de Dr. Merck, Vorstandsvorsitzender der Umweltstiftung Michael Otto en vervolgens een praatje door Michael Otto zelf. Omdat hij op een of andere manier een ere-professoraat had gekregen, noemde bijna iedereen hem Professor Otto. Raar land, dat Duitsland.

Abstract geklets tegen een pessimistische achtergrond

Het gevoel, in een raar land te zijn, nam de uren daarna alleen maar toe. Inhoudelijk waren er best interessante lezingen, onder meer over het “anthropoceen”, een nieuw tijdvak op de geologische schaal en beschouwingen van een ethiekprofessor met de titel “zwischen lauten Klagen und stillen Erfolgen”. Maar de manier waarop in deze kringen gepraat en gedacht wordt, irriteerde mij ook deze keer nogal. Iedereen probeert zekerheden te communiceren. Wat er bij de meesten lijkt te ontbreken, is gezonde twijfel. Maar wat ik vooral mis, is humor. De meeste verhalen zijn lineaire trajecten tussen aannamen (die niet ter discussie staan) en conclusies (die niet ter discussie staan). Op de achtergrond lijkt een donker pessimisme te staan. De boodschap is: de wereld gaat kapot (of is het eigenlijk al) en de kans op redding uit de ellende is klein, maar alleen aanwezig als wij allemaal nu die en die maartregelen uitvoeren. Naar mijn smaak komt het woord “wij” in deze redeneringen veel te veel voor. Op een heel algemeen niveau wordt aangegeven waarheen de samenleving zich zal moeten bewegen, maar de vertaling naar het gedrag van echte mensen in de echte samenleving wordt vrijwel niet gemaakt. Natuurlijk zien de praatjesmakers tijdens zo’n bijeenkomst wel dat het allemaal erg moeilijk, zo niet onuitvoerbaar, lijkt, maar komen dan met de geijkte oplossing van moed, doorzettingsvermogen en belangeloze samenwerking. Ik moet eerlijk zeggen dat ik tijdens deze lezingen en de discussies daarover vrijwel niets geleerd heb.

Simplistische argumenten, nieuwe rampen

Vanuit hun hoge kansel verkondigen de machteloze experts hun waarheden zonder concreet op concrete maatregelen en praktische uitvoering in te gaan. Het meest heb ik nog geleerd van de spreker uit het Duitse “Bauernverband”. Hij had wel oog voor de echte problemen van boeren en natuur. Toen ik al die absolute waarheden en absolute oplossingen van de sprekers en de deelnemers aan de discussie hoorde, moest ik onwillekeurig denken aan de manier waarop men in Duitsland het wegvallen van kernenergie en het terugdringen van fossiele brandstoffen heeft willen oplossen met giga-programma’s op het gebied van biobrandstoffen. De kritiekloze aanvaarding van de simplistische argumenten van toen heeft ertoe geleid dat het landschap onherstelbaar kapot gemaakt, de regionale economie ontwricht en de biodiversiteit grote schade toegebracht is. Een woestijn van maisvelden, bio-gasinstallaties en windmolens in een land zonder sociale samenhang. Welke vereenvoudigingen worden nu gemaakt? Welke rampen zijn nu in de pijpleiding?
Ik vroeg me dit af, maar heb er niets meer mee te maken. Ik was blij dat mijn actieve rol hier al meer dan tien jaar beëindigd was.

Aan de Alster op een avond in februari 2019.

Afscheid na vega-happen

Aansluitend op deze twintigste Hamburger Gespräche begon het dertig jarig jubileum van de Michael Otto Stiftung. Eerst was er een aantal toespraken, die voor mij best interessant waren omdat ik er zelf 25 jaar geleden een actieve rol in had gespeeld. Na de toespraken was er eten. Bij dit soort bijeenkomsten ontkom je niet aan dogmatisch vegetarisme. Hier was alles vega wat de klok tikt. Dat had lekker kunnen zijn, maar mij smaakte het absoluut niet. Met een fles verantwoord bio-bier spoelde ik de laatste Vega-resten weg en liep eerst naar het gastenboek en schreef daarin de volgende zinnen:

Die Zeit, in der ich für die Otto-Gruppe und die Michael Otto Stiftung gearbeitet habe, gehört zu den schönsten Momenten meines Berufslebens. Herzlichen Dank dafür. Reinier de Man, Leiden, Niederlande.

Meteen daarna, rond negen uur, ging ik weer op weg naar mijn slaapfabriek. Ik had tot middernacht kunnen feesten, maar de volgende ochtend hoorde ik dat er te veel mensen dronken waren geworden, waarbij de een depressief werd en de ander zich vervelend was gaan gedragen. Ik was op het juiste moment weggegaan.

De vertragingen op het spoor waren de volgende dag minder dan een uur. Blij weer thuis te zijn, waar ik mijn Bahn Card-abonnement meteen opzegde.

P.S.1
Namen van persoonlijke contacten heb ik in deze openbaar toegankelijke blog niet genoemd.

P.S.2
Mijn vrij negatieve beoordeling van zulk soort bijeenkomsten wil niet zeggen dat ik de daar besproken thema’s niet belangrijk vind. De problemen van biodiversiteitsverlies en klimaatveranderingen zijn uiterst belangrijk. Zij verdienen serieuzere aandacht dan tijdens dit soort bijeenkomsten mogelijk is.

P.S.3
Ik schreef al eerder een blog over mijn afscheid van Duitsland, vlak nadat ik in januari 2020 mijn laatste betaalde opdracht daar had uitgevoerd, het leiden van een discussie over het gebruik van turf.
Noch jemand zugestiegen?

Faked in Germany

‘Lieferkettengesetz’: How workers don’t profit and consultants do

On June 11, 2021, German Parliament voted in favour of a law that demands importers of consumer goods to secure human rights in their supply chains. The law comes on top of existing voluntary agreements and ‘soft law’, which apparently were too weak to to the job. Will this be remembered as a major achievement? Let’s start with a phantasy.

11th of June: Supply Chain Justice Day
Imagine: in the not too distant future, the 11th of June will be a national holiday in Vietnam, Bangladesh and a few other countries. Why? Because on this date in 2021, the German Bundestag passed the ‘Lieferkettengesetz’, a law that forcers importer of consumer goods to take care of human rights in their supply chain. It was a milestone on the road to respecting human rights in these exporting countries.

Sorry to say that this is extremely unlikely to happen, for one simple reason. It is based on a great number of wrong assumptions about the real world. Therefore the law is not going to improve anything substantial for these workers,

The road to hell is paved with good intentions

The only good thing about this law is its intention: improving human rights. Unfortunately the road to hell is paved with good intentions. The law rests on three very weak pillars: poor understanding of how supply chains work, ridiculous ideas on how real companies in the real world tick, and, last but not least, blindness to the lessons learned since the 1990s.

Clueless and blind

Clueless about supply chains

The law is apparently written by people who don’t have a clue about the real nature of supply chains and their complexity in the real world: not only are the company’s supply chains composed of hundreds or more suppliers. These suppliers engage many sub-suppliers or parallel suppliers. Supply chains may change with the speed of light. The way the word ‘Lieferkette’ as used in the legal text suggests a false impression of stability and simplicity that only occurs as an exception. The makers of the law have avoided the fundamental question whether controlling human rights issues from the importers side is a good idea at all. Of course it is not: if a producer has say 200 customers and all these 200 customers have to deal with human rights at a distance of 5000 km through their 200 supply chain management systems, it’s a waste of time. Production issues should ideally be dealt with at the production site, not at the 200 customers’ offices. It cannot be a model for the future.

Clueless about real companies

The law is written by people who seem to be even more clueless about how real companies work real time in the real world. The image the law text evokes is that of an old-fashioned slow working hierarchically organized government department, rather than the real type of nervous animal that operates on the interface of rapidly fluctuating consumer markets and volatile export markets for consumer goods. This lack of understanding can have seriously negative consequences. The law, for example, demands companies to create additional staff functions, management and information systems. Everybody with a bit of understanding of how real companies work, knows that the creation of staff functions for sustainability or human rights is a good model to side-track these issues and to de-couple them from real business. The ‘Lieferkettengesetz’ contains a lot of reporting obligations on different issues. Interestingly, they are all on an annual basis and should be kept for many years, similarly to financial records for tax purposes. It is questionable how helpful annual reports are in a business that ticks in time-scales of weeks, days and hours.

Blind to lessons learned

The law appears to be blind to the lessons learned since the 1990s, when companies were forced by NGOs and consumer organizations to take influence on their suppliers. Many large retailers and brand owners have built up considerable experience since then, in cooperation with standard owners, certification organisation and auditors (SA 8000, BSCI/Amfori, ETI, etc.). On the basis of strong efforts, modest results have been reached, but the fundamental flaws of the model – in the 1990s the only option available – are becoming increasingly visible. Too many suppliers appear to be in endless processes of continuous improvement without actually improving, too many players in the supply chain manage to remain invisible. Real supply chains change more rapidly than auditing reports manage to report. Audits can easily be circumvented and results falsified. Beautiful audit reports are at best an indication of the company’s interest in the issue, rather than a hard proof that their suppliers are OK. More than often, the reports fake responsibility for the companies.

Because of these deficiencies, there is a urgent need for a different model: which assists producers to manage themselves on the basis of local self-interest, local expertise and local management systems and to reduce the importers’ role. Increasing the dose of a medicine that does not work well is not always a good idea. That is what the German law suggests, however.

The resulting mess

On the basis of this collection of unbelievable stupidities, the Germans have passed a law:

  • that is written by people who care more about popular prejudice and politically attractive slogans than about the real world;
  • that creates tons of paper/gigabytes without creating sufficient incentives for real pragmatic action on the working floor;
  • that most likely will not bring any noticeable improvement to workers in exporting countries;
  • that effectively blocks progress towards more effective ways to improve human rights in the producing countries;
  • that helps institutionalize a model that has already reached its practical limits and is overdue to be replaced by more effective ways of securing human rights;
  • that is so problematic in its enforcement that it will lead to an endless agenda of updates, corrections, the creation of new management tasks, management information systems and the like;
  • that is a goldmine for all those consultants who are not interested in real improvements in human rights in the real world but like to create instruments to gather terabytes of data on parameters nobody really understands.

Accepted and rejected for the wrong reasons

Why the hell was this law, if it is so problematic, accepted at all? The answer is not too difficult: because major stakeholders profit more than they lose.

Against for the wrong reasons

Of course, there was huge resistance in the business world, but not all companies were against. On the one hand, the traditional conservative German associations BDI and BDA were strongly against, but clearly for the wrong reasons. Their main complaint was about costs for industry, especially in the post-Covid era. This is a bullshit argument. Human rights are important and may cost a Euro. If you are against this law, you can be only for one reason: it does not contribute too much to human rights.

In favour for the wrong reasons

Another part of German industry, especially the companies that had implemented compliance standards like BSCI/Amfori in their supply chains were (of course) in favour of the law. The law demands them to do what they have been doing for the last 20 years, not too much more. It creates a business advantage vis-à-vis companies that haven’t started yet. So they agree on the law, but for the wrong reasons. They do not agree because it helps secure human rights in the producing countries. They agree because it makes them stronger competitors.

There is no need to explain why the usual suspects such as the NGOs and consumer organisations were and are in favour. The do not have any interest in questioning the idea that retailers and brands in Germany can and should made responsible for crimes against human rights in third world countries. But again, it is the wrong reason to agree. Independently of the interests one serves, the only valid reason to honestly agree on this law can be that is furthers human rights in the exporting world. This stupid law most likely will not.

What next?

It will take some time before relevant people and organizations discover that this law won’t do what it is intended to do: helping workers in countries that produce mass consumer goods for us. There is a real risk that, before that,  this nonsense will be exported to the EU level. Good  news for IT consultants and those who want to sell needlessly complex systems for solving badly defined problems. But sooner or later we will be able to remove the thick layers of impenetrable words and see the reality on the work floor. But long before this time, importers of mass consumer goods and their governments should re-think their strategies for securing human rights in the exporting countries.

 

_________

Noch jemand zugestiegen?

In de Duitse trein

Ik zit in de trein van Berlijn naar Amsterdam via Hannover en Osnabrück op weg  naar huis. Mevrouw conducteur komt langs en vraagt: “noch jemand zugestiegen?”. Ik ben net ingestapt en laat dus braaf mijn ticket zien. Een paar maanden geleden zei ik tegen een Duitse collega met wie ik een stuk meereisde: “het is toch heel eenvoudig. Als je geen kaartje hebt, houd je gewoon je mond en dan is er een grote kans dat ze je niet controleren.” Zijn ogenblikkelijke reactie was: “Aber Reinier, das ist doch nicht ehrlich!”. Wat een flauwekul, dacht ik. Een mooie fantasie, die wereld van eerlijke mensen.

Moderation einer Sitzung

Ik houd van dit rare land. Ik haat dit rare land. Hoe het ook zij, ik wen er nooit echt aan.  Niet lang geleden werd ik opgebeld of ik bereid zou zijn een vergadering van een brancheorganisatie van de Duitse industrie voor te zitten waar het erom ging voorstellen te formuleren voor onderhandelingen met de Duitse overheid. Waar het hier precies om ging, mag ik hier niet schrijven. Wel kan ik iets zeggen over de sfeer en de gang van zaken gedurende zo’n bijeenkomst.

Ik had eigenlijk al spijt dat ik toegezegd had. Hoe zou ik het voor elkaar krijgen meer dan vijfenveertig mensen met elkaar te laten discussiëren? Ik had een kleine berekening gemaakt wat er zou gebeuren als iedereen vijf minuten het woord zou nemen: 45×5 minuten = 225 minuten = 3 uur en drie kwartier! Daarmee was de hele discussietijd al op zonder enige garantie van een resultaat. Zou ik de energie hebben om als 71-jarige moderator de wilde beesten in toom te houden?

Voordelen van Duitse discipline

Mijn zorgen waren volstrekt misplaatst. Ik was vergeten dat de vergadering in Duitsland plaatsvond. In Duitsland mag je ervan uitgaan dat iedereen op zijn beurt wacht. Als er in de zaal vijf vingers omhoog gaan, hoef je als voorzitter alleen maar te zeggen: “Sie, Sie, Sie, Sie und Sie stehen auf der Rednerliste.  Keine weiteren Wortmeldungen, bitte.“ Het leuke is dat iedereen zich er gewoon aan houdt. De wilde anarchistische taferelen die je in Nederland zou verwachten, ontstaan hier in de regel niet. Wel lopen sommige mensen rood aan van woede als ze niet aan het woord komen, maar het lukt hun bijna fysiek niet om iets te zeggen zonder het woord van de voorzitter gekregen te hebben. Zolang je als voorzitter op een overzichtelijke en eerlijk manier de mensen het woord geeft en zolang je mensen niet te veel onderbreekt, is het heel gemakkelijk. Ook een wat oudere voorzitter houdt dit best lang vol. De vergadering leidde tot een heel bevredigend resultaat en over mijn rol konden zij niet echt klagen en dat hebben zij, voor zover ik weet, ook niet gedaan.  

Saai en humorloos

Maar was het ook leuk? Nee, ik  vond er niets aan. Ik was weliswaar niet uitgeput door het in het gareel houden van het discussievolk, maar ik had na afloop een zwaar geïrriteerd gevoel over de fantasieloze, brave, autoriteitsgevoelige houding van de deelnemers. Waarom dit totale gebrek aan humor en relativering? Halverwege de vergadering kwamen wij op een punt waarop de deelnemers zich positief moesten uitspreken over een principieel besluit. Was dit besluit negatief geweest, dan had iedereen naar huis gekund, inclusief mijzelf. Ik sprak ironisch tot de deelnemers: “Über dieses Ergebnis bin ich doch einigermaßen enttäuscht. Hätten Sie nicht zugestimmt, dann wäre es nicht nur für Sie sondern auch für mich Feierabend gewesen. Schade, ich kann leider noch nicht nach Hause!“ Natuurlijk kwamen hierop meteen reacties. Een deelnemer liet mij nog weten dat een negatief resultaat heel onbevredigend was geweest en dat we maar blij moesten zijn dat het geen “Feierabend” was. Alsof ik dat niet wist! Zat ik fout met mijn ironie? Was dit een cultureel probleem of overschatte ik de intelligentie van de deelnemers? Aan mijn Duits kan het niet gelegen hebben, want dat is beter dan van veel dialect pratende middenstanders in die kringen.

Zware kost

Ik  bleef nog een nachtje in de Duitse stad. Ik vond een aardige kroeg annex restaurant in een van de weinige straatjes die de Tweede Wereldoorlog hebben overleefd. De ober was vriendelijk. Ik mocht zijn droge Nedersaksische humor wel. Een beetje alsof je in Groningen bent. Ik dronk drie kleine glaasje uitstekend bier en at er een “Lammshaxe mit Bratkartoffeln” bij.

Naast mij zat een Chinese vrouw een “deftig” plattelandsgerecht met gebakken aardappels, een of andere varkenspoot, worsten en zuurkool te eten. Mooie combinatie: dat fijn getekende Aziatische gezicht bij die onbehoorlijke berg ongenuanceerd Duits voedsel.

Blij in irritant Nederland

Langzaam “schalte ich ab.” Ik denk terug aan mijn vele Duitse projecten, de vele vergaderingen  die ik heb voorgezeten en de honderden nachten die ik in Duitse hotels heb doorgebracht. Ik heb leuk werk gedaan, aardige mensen ontmoet, maar ik ben blij dat ik nu snel weer naar Nederland mag, het land waar iedereen altijd op alles commentaar heeft, niemand zich de mond laat snoeren. Het land waar mensen initiatief nemen ook al krijgen ze geen opdracht van boven, waar mensen creatief zijn en oplossingen verzinnen die niet in de handboeken en wetsteksten staan. Ik denk aan dat bezoek van Helmut Kohl heel veel jaren geleden. Er was een gesprek met Nederlandse schoolkinderen georganiseerd. Toen Kohl de kinderen  iets wilde bijbrengen, was de eerste reactie van één van die kinderen iets als: “Dat is toch onzin wat u zegt. Dat gelooft u  toch zelf niet?”. Hoe irritant ik ze ook vind, ik ben trots op zulke kinderen.

Ik nader de Nederlandse grens. Nog een keer komt er Duitse conducteur langs. “Noch jemand zugestiegen?”. Het blijft stil in onze coupé.