Speciale operatie, speciale gasprijzen
Ruslands speciale operatie zorgt voor veel ellende niet alleen voor de mensen in de Oekraïne maar zeker ook voor Russische soldaten die zonder opleiding en zonder wapens voor hun vaderland mogen gaan sterven. Dan valt de last die wij ervan hebben natuurlijk wel mee.
De gigantisch gestegen gasprijzen dwingen ons eindelijk eens wat zuiniger met energie om te gaan. Het goede nieuws is dat het helemaal niet zo moeilijk is om gas te besparen en het is nog goed voor het klimaat ook. Een paar graden lagere kamertemperatuur doet wonderen. Zelf gebruikten wij in oktober de helft van vorig jaar oktober, niet alleen doordat het een zachte oktober was, maar ook omdat we de thermostaat op 18 gezet hebben. In november gebruikten wij een derde van het jaar daarvoor. Wij zijn niet de enigen.
Toevoeging februari 2023: in januari 2023 gebruikten wij minder dan 50% van het gemiddelde gebruik van tussenwoningen, zelfs minder dan het normverbruik voor flats: 96 m3. Enige maatregel: thermostaat op 18 en alleen de woonkamer verwarmen tot een uur of 10 's avonds.
20 graden kamertemperatuur: burgerrecht?
Heel Nederland is tientallen procent minder gaan gebruiken. Wat dat betreft mogen we Poetin een heel klein beetje dankbaar zijn. Hoge gasprijzen zijn een voorwaarde voor klimaatvriendelijk gebruik. Ongemerkt zijn wij de laatste decennia zo gewend geraakt aan kamertemperaturen van minimaal 20 graden dat het lijkt of dit een soort burgerrecht is: in de winter is het binnenshuis 20 graden. Onzin natuurlijk. Het heeft even zo geleken, maar het is vroeger meestal anders geweest en het is niet gegarandeerd in de toekomst. In ieder geval is de tijd van goedkoop gas – de hoofdoorzaak van de massale energieverspilling – voorbij, iets eerder dan we hadden voorzien.
De kolentijd
Tot de ontdekking van grote gasvoorraden in Nederland stookte bijna iedereen op kolen. Een enkele welgestelde burger had een olietank in de tuin ingegraven en had een centrale verwarming op oliestook. Het gros van de bevolking had een kolenkachel in de woonkamer en misschien nog een tweede kachel in de keuken of nog een derde in de zitkamer. Bijna niemand verwarmde slaapkamers of gangen.
Groningen
In de vroege vijftiger jaren woonden wij in een bovenwoning in Groningen. We hadden daar een eenvoudige potkachel staan. In voorjaar van 1952 was het erg koud en mijn moeder vroeg zich af of ze het met de ingekochte voorraad kolen wel zouden redden. Ik citeer uit één van de zeldzame brieven van haar uit die tijd. Ze schreef aan haar zuster:
“Al heet het hier lente, toch giert er sinds enige dagen een ijskoude wind en heeft het vandaag de hele dag gesneeuwd en er ligt dan ook een dik pak sneeuw. Jij vindt dat misschien doodgewoon maar ons valt het bitter tegen, het voorjaar begon zo mooi, er was zelfs zo’n warme dag dat de kinderen al zonder jas buiten speelden, maar allen de volgende dag snipverkouden waren. Bovendien liggen er nog maar een paar kitjes kolen in het kolenhok terwijl onze begroting eigenlijk geen nieuwe kolenrekening toelaat.”
Ede
Toen wij in 1954 naar Ede verhuisden, kwam de Groningse kachel in de keuken te staan en voor de woonkamer werd een grote luxe Juncker & Ruh (zie plaatje) aangeschaft, prachtig roodbruin geëmailleerd met een hoog stookvermogen, nodig om bijna de hele benedenetage van warmte te voorzien. Of de kachel in de keuken altijd brandde, weet ik niet meer. Kolenkachels kan je natuurlijk niet snel even aan en uit zetten. Als het koud werd in oktober dan werd de kachel aangemaakt (met wat kranten of hout en petroleum) en in maart ging hij weer uit. ‘s Nachts gloeide de kachel een beetje door en in de ochtend werd de kachel weer opgerakeld en werd de asla geleegd.
Als jongen van rond 8 jaar mocht ik ‘s ochtends vroeg de kolenkit gaan vullen in het kolenhok. Of ik de kit in de kachel mocht legen, betwijfel ik. Het kolenhok werd aan het eind van de zomer of in de herfst weer bijgevuld. Ik herinner me dat we ‘nootjes 3’ of ‘nootjes 4’ antraciet bestelden. Dan kwamen er sterke mannen met zwarte handen en zwarte gezichten met zware zakken op hun rug de tuin in lopen. Kolen gingen per mud, 100 liter. Zo’n mud woog wel 50 kilo. Het regelen van de kachel ging met schuifjes die je open of dicht kon zetten en een onmisbaar hulpmiddel bij het onderhoud van het kolenvuur was een pook, die altijd bij de kachel hing. Kolenkachels hadden soms rare kuren, waarvan het spontaan ‘ploffen’ een bekende was. Kolendampvergiftiging was minder onschuldig.
In onze zitkamer stond vanaf een bepaald moment een petroleumkachel.
Zestig graden
Merkwaardig genoeg rekenden wij thuis de temperatuur in graden Fahrenheit. Dat was al lang niet meer gebruikelijk. Toen de ‘meester’ op school vroeg hoe warm het bij ons thuis was, stak ik meteen mijn vinger omhoog en zei ‘zestig en soms wel een zeventig’. Er volgde een lachsalvo. Inderdaad was zestig onze norm voor de verwarming overdag. Dat is 15½ graad. Daarmee zijn weinig mensen tegenwoordig tevreden. Toch zijn wij niet van de kou omgekomen. Wel droegen wij vaak dikke truien. Als we ‘s avonds gezellig in de enige verwarmde kamer zaten naar de radio te luisteren, kon het wel eens bijna 70 graden (21 graden Celsius) worden, maar dat was een hoge uitzondering en dan zaten we te puffen van de hitte.
Aan het gas
In 1959 werd een gigantische gasvoorraad in Slochteren gevonden. Het duurde nog geen tien jaar voordat iedereen op aardgas was overgestapt. Het gasnet werd gemoderniseerd en uitgebouwd. Alle tot dan nog op stadsgas werkende toestellen werden gratis omgebouwd. In 1960 verhuisden wij van ons grote vrijstaande huis op de Arnhemse weg naar een rijtjeshuis op de Nieuwe Kazernelaan. Of wij in het grote huis al aardgas hadden, weet ik niet. Wel herinner ik mij dat er ‘meneren’ kwamen om ons ETNA gasfornuis om te bouwen, dat wil zeggen om andere branders te plaatsen. Op oudejaarsavond 1963 zat heel Nederland (wij ook) aan de radio gekluisterd om naar Wim Kan te luisteren. Zijn conference heette toen “12 miljoen oliebollen op aardgas“.
Misschien heeft de kolenkachel er nog even gestaan, maar in ieder geval kregen wij op de Nieuwe Kazernelaan al snel een moderne gaskachel in de woonkamer. De petroleumkachel kreeg een plaatsje op Augusts kamer. Naast die kachel stond een vat met petroleum dat je af en toe moest bijvullen uit een groot vat dat buiten bij de keuken stond. Niet veel later kregen Huibert en ik een op aardgas werkende gevelkachel, een kachel zonder schoorsteen aangesloten op een gat in de gevel. Toch herinner ik mij dat we, als het koud was, met z’n drieën (Huibert, Hanneke en ik) in de woonkamer huiswerk zaten te maken, één aan de secretaire van mijn moeder en twee aan de eettafel. August zat boven bij zijn petroleumkachel. Centrale verwarming hebben wij nooit gehad.
En nu?
Dit is zo’n vijfenvijftig jaar geleden. Aan al die nostalgie naar gezellige kolenkachels en ijskoude kamers hebben we natuurlijk nu niet veel. Maar misschien is het toch goed om eraan herinnerd te worden dat wij niet van de kou zijn doodgegaan bij onze zestig graden (15½ graad Celsius). Een verlaging van de kamertemperatuur van een paar graden is een gigantische bijdrage aan energiebesparing. Een overheid die serieus inzet op duurzaamheid en niet afhankelijk wil zijn van Poetins en Oliesjeiks moet niet in de eerste plaats energierekeningen gaan subsidiëren maar toch eens gaan nadenken over de verlaging van BTW op dikke truien en het aanbieden van gratis breicursussen. Een woonkamer hoeft natuurlijk niet heel warm te zijn zolang de bewoners het maar warm hebben.
__________