Deze tekst heb ik geschreven als informatie voor mensen zonder ruime fotografie-ervaring. Misschien nuttig.
Ik ga er even van uit dat we een landschap (eventueel een bos) fotograferen, maar voor een foto van architectuur (gebouwen, steden, etc.) geldt in principe het zelfde. Stel dat we een object gevonden hebben om te fotograferen. Dat object kan een boom, een waterval of een heel bos zijn. We weten wat we daar interessant aan vinden en waar we willen dat degene die de foto ziet automatisch naar kijkt.
Ten eerste moeten we een standpunt vinden van waar we kunnen zien wat we willen zien en van waar er niet te veel storende elementen te zien zijn. Dat is een verhaal apart waar ik hier niet om in wil gaan.
Drie objectieven
Een van de eerste keuzes die we dan moeten maken is de keuze van het objectief (of de instelling van het brandpunt op een zoomlens). Er zijn heel veel mogelijkheden, maar we kunnen ons bij dit soort fotografie beperken tot drie of maximaal 5: (1) de standaardlens (50 mm full frame, 35 mm APS-C, 25 mm MFT), (2) een groothoeklens (25 mm full frame, 18 mm APS-C, 12 mm MFT), (3) een bescheiden telelens (120 mm full frame, 80 mm APS-C, 60 mm MFT). En eventueel nog (4) een sterke groothoek (16 mm full frame, 12 mm APS-C, 8 mm MFT), (5) een sterkere telelens (300 mm full frame, 200 mm APS-C, 150 mm MFT, of sterker).
Vaak zullen we over zoomlenzen beschikken zodat wij ook alle tussenmogelijkheden hebben. Ik beperk mij tot de drie hoofdmogelijkheden. Wat zijn de verschillen?
-
Drie keer hetzelfde onderwerp fotograferen: van ver met een teleobjectief, van iets dichterbij met een standaardobjectief en van heel dichtbij met een groothoekobjectief. De standaardlens heeft een standaard beeldhoek van rond 40 graden. Dat levert een perspectief op dat wij als normaal ervaren. Als je een onderwerp van 10 meter breed wilt fotograferen, moet je er ongeveer 14 meter van af gaan staan.
- Met een groothoeklens sta je veel dichter bij het onderwerp om het er helemaal op te krijgen. Bij een full framelens van 25 mm sta je er twee keer zo dichtbij, op 7 meter. Je ziet een veel groter stuk van de achtergrond. Onderwerpen in de achtergrond worden veel kleiner dan bij de standaardlens. Voor- en achtergrond zijn uit elkaar getrokken.
- Met een telelens sta je juist veel verder van het onderwerp, met een 120 mm lens (full frame) op33 meter. Je ziet een veel kleiner stuk van de achtergrond. Onderwerpen in de achtergrond zijn veel groter dan bij de standaardlens. Voor- en achtergrond zijn in elkaar gedrukt.
Meer over de principes van perspectief en groothoekfotografie staat hier.
Losmaken of verbinden
In het algemeen heb ik de keuze om dichtbij te fotograferen met een groothoeklens of verder weg met een telelens of ergens daartussen met een standaardlens. Waarop baseer ik mijn keuze? Dat is eenvoudig: wil ik het onderwerp losmaken van de achtergrond (en de achtergrond verder weg laten lijken) dan ga ik dichtbij met een groothoeklens. Wil ik verschillende onderwerpen, die op verschillende afstand van de camera staan, met elkaar verbinden, en wil ik het hoofdonderwerp verbinden met elementen van de achtergrond, dan neem ik tele. Wil ik geen van beide, dan neem ik een standaardobjectief.
De linker foto is met een standaardobjectief. De achterste boom is goed zichtbaar en is een volwaardig deel van de foto. De rechter foto is met een groothoek. De achterste boom is pure achtergrond geworden, zonder dat de voorste bomen zijn rol kunnen overnemen. Geen ideale situatie om een groothoek te gebruiken. De linker foto is beter.
Op de foto hiernaast brengt een bescheiden teleobjectief de achterste boom in verhouding tot de twee voorste bomen niet te klein in beeld.
Groothoekopnames
Bij een opname met een groothoeklens staat het onderwerp in de regel dichtbij de lens. Alleen in het geval van uitzonderlijk grote onderwerpen (een hele berg bijvoorbeeld) kan het onderwerp ver weg staan, hoewel er dan meestal een tweede onderwerp vlakbij de camera is dat naar het grote onderwerp verwijst (een steen, een bloem, etc.). Bij een opname met een telelens kan het hoofonderwerp best iets verder weg staan dan de andere onderwerpen omdat het dan niet zo klein wordt als bij een groothoekopname.
