Hei en Dennen

Herfstvakantie in het Konijn

Net als twee jaar geleden gingen we in de herfstvakantie een paar dagen naar Epe. Ook konden we volop genieten van de mooie paddenstoelen in de bossen en op de  heide. Ook overnachtten we weer in een piepklein huisje op het bungalowpark en camping van RCN, van het type ‘konijn’. Beschikten wij twee jaar geleden nog over een vierpersoonskonijn, nu moesten we het met de allerkleinste versie voor twee personen doen: het kleinste huisje op het terrein. Het weer was warm, verontrustend warm voor de tijd van het jaar. Terwijl de wereld twee jaar geleden bijna helemaal stil lag door Corona-maatregelen, waren nu de terrassen en cafés gewoon weer open, maar eigenlijk hebben we er niet eens zo veel gebruik van gemaakt. Toch fijn te weten dat het er weer is.

Wandelen tussen de paddenstoelen

Het is nauwelijks te vermijden, maar de wandelingen (en de foto’s) deze keer leken als twee druppels water op die van de vorige keer: door de Dellen naar de Render Klippen en over de Tongerense hei. Bij de Schaapskooi op de Render Klippen stond een ijskar. De ijscoman verkocht niet alleen prima ijs, maar kon het niet laten ook allerlei stereotype ongevraagde adviezen in de psychologische sfeer te geven. Zo wisten wij weer waar het om gaat in het leven.

Hoewel het herfstvakantie was, liepen er nergens veel mensen. En ook het aantal geëlektrificeerde fietsers op de racebaan door het bos viel mee. Veel vogels zagen we niet. Dat had zeker met het weer te maken. Bij kouder weer was er zeker meer vogeltrek geweest. Met veel plezier maakte ik weer de ene paddenstoelenfoto na de andere.

Ik weet er nog niet zo veel van, maar naarmate ik meer van die organismes te weten kom, des te meer opent zich een totaal wonderlijke ondergrondse en bovengrondse wereld van schimmels die met bomen samenwerken (zoals de vliegenzwam met berken en andere b0men), andere (zoals de sombere honingzwam) die eerst als relatief onschuldige parasiet op die bomen leven, maar dan genadeloos tot de aanval over kunnen gaan om de boom om zeep te helpen en vervolgens totaal af te breken. En dan zijn er nog paddenstoelen die zich uitsluitend bezig houden met het opruimen van dood organisch materiaal (zoals het koraalzwammetje op de foto).

Drie wandelingen: A. Dellen en Render Klippen; B: Tongerense Heide; C: Dellen en Haelberg
Aan de rand van de Tongerense hei

Meer dennen dan hei

Onze wandelingen in Epe gingen vooral door het bos met af en toe een stukje heide daartussen, zie bovenstaande figuur. Nu liggen de hei van de Render Klippen en de Tongerense hei als geïsoleerde elementen in het grote Epense bos. Hieronder een paar foto’s.

Dat is wel eens anders geweest. Hieronder is de historische ontwikkeling in 9 kaarten weergegeven. Aan het eind van de 19e eeuw zien we uitgestrekte heidevelden en hier en daar een stuk bos. In het begin van de twintigste eeuw neemt het bosoppervlak in een strook ten Noorden van Epe iets toe, maar de heidevelden daarachter blijven immens.  Dat is ten zien op de kaarten van 1920 en 1935, maar dan wordt het grootste deel van de heide beplant met uitgestrekte bossen van vooral op nette rijtjes geplante sparren, dennen en lariksen. Wat in 1940 nog van de heide over was gebleven, is er vandaag ook grotendeels nog: de hei bij de Render Klippen ten Noorden van Epe (wandeling A) en de Tongerense hei ten Zuid Westen (wandeling B).

Bron: topotijdreis https://www.topotijdreis.nl/

Het verdwijnen van de hei

Heide is een oud cultuurlandschap (zie ook deze blog). Eeuwen lang maakten de Nederlandse heidevelden deel uit van een landbouwsysteem waarbij afgeplagde heide vermengd met stalmest de basis vormden van het bemestingssysteem. Een deel van de mest was afkomstig van schapen die op de heide werden gehouden. Dit systeem van landbouw kwam spoedig tot een einde toen aan het begin van de twintigste eeuw grootschalige kunstmestproductie mogelijk werd nadat in 1910 Fritz Haber een methode gevonden had om stikstof uit de lucht in ammoniak om te zetten. Heide was vanaf die tijd geen noodzakelijk onderdeel meer van het landbouwsysteem op de zandgronden. Het is niet toevallig dat wij de heide snel zien verdwijnen op de kaartjes tussen 1920 en 1940.

Hei en Dennen

Het boekje Hei en Dennen door de aartsvaders van de Nederlandse natuurbescherming E. Heimans en Jac. P. Thijsse werd voor het eerst in 1897 uitgegeven. Het begint met een mooi verhaal dat op de hei tussen Heino en Raalte in Overijssel speelt. Daar woont in een afgelegen huisje 'Kruiden-Marie', een oude vrouw die uitzonderlijk veel van kruiden weet. Heimans (geboren in 1861) vertelt over zijn ontmoetingen die hij als jonge man met deze vrouw gehad had. Het verhaal speelt dus ergens rond 1880.



Toen het boek in 1948 opnieuw werd uitgegeven, waren de eenzame heidevelden waarop het leven van Kruiden-Marie zich afspeelde, al grotendeels verdwenen. Heimans schrijft in het voorwoord - Thijsse was inmiddels overleden - over de grote veranderingen in de vijftig jaren na de eerste druk.

"Geen ander van de Nederlandse landschappen heeft in  .... (de afgelopen) 50 jaren zo schrikbarend geleden door ontginning als de heide. ... ... Moge de vernieuwde uitgave van dit boekje bijdragen tot het inzicht, dat de laatste nog goede resten van onze Nederlandse heiden als een uiterst kostbaar en precair nationaal bezit dienen te worden beschouwd en daarom tegen iedere verdere aantasting moeten worden gevrijwaard door ons aller toewijding en opofferingsgezindheid."

Plaatje hierboven uit de uitgave van 1948: E. Heijmans en Jac. P. Thijsse, Hei en Dennen, Uitgeverij Ploegsma, Amsterdam 1948. Oorspronkelijke uitgave in 1897, beschikbaar op internet: https://www.dbnl.org/tekst/heim004heie01_01/heim004heie01_01_0003.php

Het Oener Koefeest

Maar er is meer dan bos en heide in de buurt van Epe. Deze keer bezochten wij het Koefeest van Oene, een plaatsje net ten Oosten van Epe. Het ademt een beetje de sfeer van drie oktober in Leiden met alle frietttenten, en marktkramen voor vis en allerlei rotzooi. Maar het publiek is anders. Het is vooral de plaatselijke boerenbevolking, die grotendeels mooie Gelderse en Overijsselse dialecten spreekt. Op de markt was een grote oldtimer-show, niet voor auto’s maar voor historische tractoren. Veel kramen op de markt verkochten T-shirts met tractormotieven en miniatuurmodellen van tractoren. Het leven van de boer is een tractorleven.

Rond de stokoude tractoren, waarvan de motor nog liep, stonden zoveel boeren dat het me nauwelijks lukte er foto’s van te maken. Traditioneel omvatte dit feest ook een koeienmarkt, maar sinds de mond- en klauwzeeruitbraak van 2001 werd de handel in koeien verboden. Er schijnt nu wel een paardenmarkt te zijn. Oene heeft een Oranjevereniging met de afkorting O.E.N.E.: Oranje En Nederland Eén. Zo’n dorp is het dus.

Als je van Oene nog verder naar het Oosten rijdt, dan kom je bij de IJssel. Na ons vertrek uit Epe reden we naar het Olsterveer, het pontje  naar Olst. We genoten daar van onder meer kolganzen, smienten en slobeenden. Einde herfstvakantie, maar echt herfst was het nog steeds niet.

 

____

Meer foto’s op mijn fotosite

 

 

Polen 2022 – fietsen in de lente

Elk jaar ga ik in het late voorjaar een week of iets meer ergens fietsen. De laatste jaren in Engeland, Schotland, Ierland, Duitsland, Frankrijk en regelmatig in Polen. Polen is grotendeels vlak en er zijn uitstekende fietsroutes. Weer een keer naar Polen, ook om te oefenen met Pools, een van de moeilijkste talen ter wereld, een rare hobby van me.

In de trein naar Skoczów

Op 23 mei vertrok ik naar het verre beginpunt van mijn laatste fietstocht: Wisła een klein plaatsje vlakbij het drielandenpunten Tsjechië, Slowakije, Polen iets voorbij het begin van de rivier met dezelfde naam, de langste rivier van Polen waar de belangrijke steden Kraków, Warszawa, Toruń en Gdańsk aan liggen. Het was wel twee dagen reizen met een overnachting in Zielona Góra, niet ver van Duitsland. De reis liep niet zonder problemen, zie hier voor meer informatie.

Niet ver van Wisła

In Wisła ben je nog in de bergen, het is een wintersportplaatsje in de Beskiden, een deel van de Karpaten. Hiervandaan fiets ik rustig stroomafwaarts en laat de bergen achter mij. Langs de rustige groene (en natte) fietspaden is het een lenteconcert, niet alleen van merels, zanglijsters en zwartkoppen, maar ook prachtige luid zingende nachtegalen. Al snel buigt de route meer naar het Oosten en na een overnachting in een deprimerend kuuroord, waar veel leeftijdsgenoten minder gezond lijken dan ik, rijd ik vlak langs de gebouwtjes van Auschwitz waar miljoenen Joden zijn vermoord. Ik rijd maar snel door.

Grote karekiet

Ik geniet van de ruimte. Over gerieflijke fietspaden gaat het honderden kilometers vlak langs de Wisła. Overal zingen de vogels, in de lucht de ononderbroken zang van de leeuweriken, aan het water niet alleen rietzangers maar ook regelmatig een grote karekiet. Hier zijn ze gewoon zonder dat er een leger vogelaars en vogelfotografen de rust verstoort.

Kraków

Na een paar dagen fietsen kom ik door Kraków, een prachtige stad, helaas nogal gedomineerd door stedentrips met goedkope vluchten. Ik fiets maar snel door naar het Oosten. De rivier wordt langzaam breder. Tussen de dijken ligt veel land dat af en toe overstroomt. In de rivier liggen hier en daar zandbanken. Overal de bekende rietvogels, maar ook hier weer heel veel grauwe klauwieren en af en toe een gele kwikstaart. Prachtig zijn de zwarte ooievaars die op een strandje langs de rivier staan.

Een klein stukje fiets ik nog langs een grote zijrivier van de Wisła, de Dunajec. Mooie gierpontjes zorgen voor verbinding met de overkant. Erg veel fietsers zie ik niet op deze mooie fietsroute. Op zondag waren er wel drie per uur. Door de week zie je alleen een plaatselijke boer op een roestige fiets met een zak aardappelen achterop.

Pontje over de Dunajec

Het is een vrij contactarme vakantie. In de hotels en agroturystyka’s waar ik vaak de enige gast ben en hele appartementen tot mijn beschikking heb, zijn er weinig gespreksmogelijkheden. Toch praat ik regelmatig met de gastheer of gastvrouw en soms ook in winkels. Mijn Pools is nu zo goed dat ik ook versta wat ze terugzeggen. In mijn hotelkamer kijk ik vooral naar TVP2, het net met continue soaps in het Pools. Met ondersteuning van Poolse ondertiteling begrijp ik veel.

Ook op deze tocht kan ik genieten van de uitbundige Roomse cultuur met zijn honderden beelden aan de kant van de weg, protserige kerken en kerkhoven die op een stilstaand bloemencorso lijken.

In Szczucin eindigt de mooi aangegeven fietsroute. Ik heb geen zin om daarna op eigen gelegenheid de rivier te blijven volgen. Daarom rijd ik niet verder dan Sandomierz, waar ik de Green Velo route, de langste fietsroute van Polen, waarvan ik de meeste stukken al gefietst heb de vorige jaren, in Westelijke richting nam. Sandomierz is een prachtige stad, ook wel eens leuk na al die boerendorpen met alleen kerken en tractoren.

Hier kom ik in een heel ander landschap dan de groene weiden langs de Wisła. Je bent hier in de provincie Święty Krzyż, letterlijk ‘Heilig Kruis’, dat voornamelijk uit vrij lage oude bergen bestaat: het hoogste punt is 612 meter. Hier moet ik wel meer klimmen en dalen, maar het is goed te doen. De tocht gaat door glooiende velden en door dichte bossen, een mooie afwisseling na al die rivierlandschappen.

Bijna aan het eind van mijn tocht kom ik nog door Kielce, de hoofdstad van de provincie. Het is best een aardige stad inclusief Rynek (marktplein), mooie kerken en standbeelden. Na Kielce begint het landschap Belgische trekjes te krijgen, rommelig met te grote huizen volgebouwde straten, lelijk en gezellig. Vanaf mijn laatste overnachtingsplaats niet ver daar vandaan, fiets ik ‘s morgens vroeg naar het station van de plaats Końskie, het eindpunt van de 2000 km lange Green Veloroute en het beginpunt van mijn terugreis.

Over de terugreis doe ik weer twee hele dagen. Ondanks allerlei problemen met uitgevallen treinen ben ik precies op tijd op zaterdag weer in Leiden. Op zondag is het Pinksteren.

De route (718 km)

______

Meer foto’s op  mijn fotosite, inloggen met id=gast pw=opbezoek

Meer over fietsen in Polen op deze pagina

Een noot over de Oekraïne

Tijdens mijn fietstocht woedde de schandelijke oorlog van Rusland tegen de Oekraïne in alle hevigheid. Er waren mensen die vroegen of het niet te gevaarlijk was naar Polen te gaan in deze tijd. Ik dacht van niet. De kans dat de vijandelijkheden zich tot Polen zouden uitbreiden leek miniem en als dat zou gebeuren, zou heel Europa en niet alleen Polen onveilig zijn. In Polen merkte ik iets meer van het conflict dan in Nederland: in  hotels en agroturystyka's zag je vrij veel mensen uit de Oekraïne, vaak met luxe auto's en mooie spullen zoals de modernste kinderwagentjes, maar ze zullen wel niet op vakantie geweest zijn. Aangrijpend waren de Oekraïense kinderen die in het hotel Zabawa uit volle borst met een youtube-filmpje Oekraïense volksliederen meezongen, plechtig met een hand op het hart, vals maar met volle overtuiging. Ook zaten de treinen richting het Westen vol met Oekraïners, sommige dronken in de restauratiewagen. Geen vrolijk gezelschap. 

______

Treinvervangend fietsvervoer

Reizen met het openbaar vervoer is niet altijd een pretje. Internationaal reizen kan nog vervelender zijn en als je ook nog een fiets bij je hebt is het soms zenuwslopend. Ik was dus internationaal met de fiets onderweg van Nederland naar Polen en terug. Het is allemaal gelukt, maar vraag niet hoe. Soms vallen er treinen uit en als je geluk hebt, zorgen ze voor treinvervangend busvervoer, maar daar heb je als fietser helemaal niets aan. Hier een paar enerverende ervaringen.

Over de Duits-Poolse grens (23 mei 2022)

Het leek allemaal zo goed te gaan. Ik had een fietsplaats in de internationale trein naar Berlijn en een kaartje voor regionaal vervoer naar Frankfurt aan de Oder. Daar kwam ik ruim op tijd aan om de stoptrein naar Zielona Góra te halen. Maar die reed pas vanaf Rzepin in Polen. Er was een bus, maar niet voor mij. Dan maar fietsen! Op de GPS van mijn telefoon had ik het station van Rzepin ingetypt. Met grote snelheid rijd ik lang files voor stoplichten wachtende auto’s, race de brug over de Oder over en ben ik Polen. Dan gaat het over niet ongevaarlijke regionale wegen en het is nog heuvelachtig ook. Ik heb uitgerekend dat ik bijna een gemiddelde van 20 moet halen, de snelheid waar Google maps van uitgaat, maar die ik nooit haal. Hijgend van de inspanning rijd ik de heuvels naar Rzepin over. In Rzepin rijd ik een rare woonwijk door en ben toch gelukkig dichtbij het station. Ik ben te laat, maar de trein staat er nog! Ik sleep mijn fiets de trein in en het duurt nog meer dan vijf minuten voor die vertrekt. In Zielona Góra fiets ik naar mijn appartement, maar kan de ingang niet vinden en ik snap niet hoe de sleutelcodes werken. Ik bel mevrouw de verhuurder op. Inmiddels heb ik minder dan 5% stroom op mijn telefoon. Die is leeggelopen door de navigatie over de grens. Na nog twee telefoontjes snap ik waar het is en hoe ik binnen moet komen. Mijn telefoon is nu helemaal leeg. Eerst maar eens douchen en dan een goed glas bier!

Naar het begin van de Wisła (24 mei)

De tweede dag gaat een stuk beter. Zonder problemen heb ik de trein naar Katowice, waar ik ruim tijd heb het stoptreintje naar Wisła te nemen. Maar dat ging alleen naar Skoczów, 15 km voor Wisła. Daar was treinvervangend busvervoer. Maar niet voor mij. Het was geen verrassing. Dus ik was al voorbereid op een 15 km lange fietstocht stroomopwaarts langs de rivier om het beginpunt van mijn fietstocht te bereiken. De volgende ochtend doe ik die fietstocht nog eens in omgekeerde richting, bijna twee keer zo snel.

Overstappen in Łódź (3 juni)

Op 3 juni ging dan de grote terugreis beginnen. Ruim op tijd stond ik op het station van Końskie. Op de aangegeven vertrektijd kwam er een werkelijk piepklein treintje aan om mij naar Łódź Widzew te brengen voor mijn aansluitende trein naar Kutno. Alles leek goed te gaan. Het kleine treintje werd steeds voller en mevrouw de conducteur had het druk met kaartjes verkopen aan de mensen die op die stationnetjes instapten. De trein reed al weg van het station Bedoń, niet ver van Łódź, maar kwam plotseling tot stilstand. Met onze trein was niets mis, maar het spoor voor ons bleek door een defecte trein geblokkeerd te zijn. Iedereen uitstappen! Ik maakte een paar snelle berekeningen.

Bij het uitgevallen treintje

Het beste was alweer treinvervangend fietsvervoer. De route op de telefoon ingetypt en daar ging ik weer. Onderweg crashte mijn telefoon en bij het opnieuw opstarten had ik het foute station ingetypt. Ik corrigeerde nog eens, maar weer verkeerd: plotseling stond ik bij een stadion in plaats van een station. Die woorden lijken op elkaar. Ik was te ver gefietst. Met een rotgang terug over slechte wegen. Ik kon mij de luxe niet veroorloven om kuilen heen te rijden. Om drie minuten voordat de trein van Łódź Widzew zou vertrekken stond ik onder aan een betonnen trap naar het perron. Geen lift. Hoe ik het deed weet ik niet, maar ik tilde die zware fiets met bagage en al de trap op. Daar kwam de trein aan en ik zette mijn fiets op de gereserveerde fietsplaats. Alweer goed gegaan, maar leuk is anders. De aansluiting in Kutno naar Rzepin haalde ik en ik was blij toen ik daar in de tuin van een restaurant een goede maaltijd met lekker bier naar binnen kon werken.

Toch nog naar Berlijn (4 juni)

Normaal is de reis van Rzepin naar Berlijn een korte rit. De Eurocity doet er anderhalf uur over, maar er was geen plaats meer in die trein dus ik zou weer met regionaal verkeer gaan reizen. In Rzepin zat ik op tijd in het kleine treintje naar Frankfurt aan de Oder. Dat reed nu zonder problemen. In Frankfurt kreeg ik te horen dan alle treinen op het regionale lijntje naar Berlijn door bussen waren vervangen. Die zouden naar Fürstenwalde rijden. Daar kon ik onmogelijk op tijd zijn: 40 km fietsen, dus uitgesloten. Dan maar naar de service van het Reisezentrum. Eerst dacht de vriendelijk dame aldaar niet dat er een oplossing zou zijn. Ik hield al rekening met het missen van mijn trein in Berlijn, maar plotseling kwam ze toch met een oplossing: met een uiterst langzaam regionaal treintje van Frankfurt naar Königs Wustenhausen en vandaar met S-Bahnen naar Berlin Gesundbrunnen, waar mijn trein naar Amsterdam zou vertrekken. Ik zou nog op tijd aankomen! De reis duurde ongeveer anderhalf uur langer dan mijn geplande reis. Er was één probleem. Het treintje naar Königs W. had geen toilet en ik moest nodig naar de WC. Op het eindstation sprintte ik even het station uit om het daar maar tegen een hek te doen, alvorens met de S-Bahn verder te reizen.

 

Texel – het Vogeleiland

Een hele maand naar Texel (1959)

Een heel duur boek

In 1958 waren wij met z’n allen naar Westenschouwen geweest. Ik heb daarover al deze blog geschreven. In het jaar 1957-58 zat ik in de vierde klas van de Groen van Prinstererschool bij Meester Stel, die voortdurend over de vogels in de mooie natuur praatte en daarin het werk van onze Schepper zag. Ik ben geen belijdend Christen geworden, maar wel heeft hij mijn belangstelling voor de natuur gewekt.

Texel 1959 (bron topotijdreis.nl)

Toen ik in 1958 aan mijn blinde darm geopereerd was, bracht mijn vader een boekje voor me mee naar het ziekenhuis: ‘In Sloot en Plas’ van Heimans en Thijsse. Toen het plan ontstond om naar Texel te gaan en ik bij boekhandel Pel het boek ‘Texel, het Vogeleiland’ zag liggen, haalde ik mijn spaarbankboekje leeg en betaalde de ongelooflijke som van f 17,50, wat nu iets als € 50 zou zijn! Ik was trots als een pauw. Nu bezat ik, afgezien van kinderboeken, twee echte boeken: allebei over natuur.

Een heel duur huis

Niet alleen ik gaf veel geld uit, maar ook de huur van het huis aan de Vuurtorenweg 97 in De Cocksdorp voor een hele maand kostte een fortuin: f 700 (ongeveer € 2500 nu). Wij huurden het van de familie Boon, die een maandje in een bollenschuur ging wonen. Het huis staat er nog steeds, nu nummer 119.

Een lange reis

Een auto hebben wij nooit gehad. We zijn zeker per trein via Amsterdam naar Den Helder gereisd en daar met de boot naar Texel. De boot ging toen nog naar de haven van Oudeschild (zie tekst hieronder) en deed er iets meer dan een uur over: de boot die om 14:00 uur uit Den Helder vertrok, voer weer terug van Texel om 15:20, bijvoorbeeld. De treinreis naar Den Helder zal  wel meer dan drie uur geduurd hebben en dan nog een half uurtje in de bus. Samen misschien 5 uur, een stuk minder dan het jaar daarvoor naar Zeeland.

 

De boot naar Texel

De schepen
In de jaren 1920 en 1930 werd de veerverbinding verzorgd door 'Marsdiep' (uit 1926) en de 'Dr. Wagemaker' (uit 1934). Ook de 'Voorwaarts' (uit 1940) voer na de Tweede Wereldoorlog nog regelmatig. De reis ging vanaf Den Helder naar Oudeschild. In de vijftiger jaren liet de TESO op een werf in Arnhem een nieuwe boot bouwen, de 'Dageraad'. De opdracht werd gegeven in juni 1954 en de eerste vaart vanaf Den Helder vond in oktober 1955 plaats. Het schip was een ouderwetse zijlader, want andere mogelijkheden waren er niet in de haven van Oudeschild.

Wij zullen de reis wel met de 'Dageraad' gemaakt hebben, maar het kan ook een van de andere boten geweest zijn, misschien de 'Voorwaarts'. De Dageraad werd in 1965 alweer verkocht en voer vanaf 1974 in Angola, waar het verroest in de haven van Luanda zonk. 

Toen de 'Dageraad' werd afgeleverd, waren er al plannen voor een nieuwe haven bij Het Horntje. De aanbesteding voor de nieuwe haven vond plaats in 1961 en vanaf 1964 kon er met een modernere koplader worden gevaren, de Marsdiep, en vanaf 1966 de Texelstroom. De reis werd bekort tot een half uurtje. Beide schepen voeren tot het begin van de jaren 1990 en werden later op Malta gesloopt. 

Inmiddels begon de tijd van de moderne dubbeldekker-veerponten Molengat en Schulpengat (1980 en 1990). Beide schepen zijn inmiddels gesloopt. Tegenwoordig vaart de tweede generatie dubbeldekkers naar Texel: 'Dr. Wagemaker' en 'Texelstroom' (2005 en 2015). 

Auto's op Texel
Texel is steeds populairder geworden bij toeristen die in steeds grotere getale per auto het eiland bezoeken. Leuk is om de autocapaciteiten van de verschillende boten te vergelijken. 

Toen wij in 1959 met waarschijnlijk de 'Dageraad' naar Texel voeren, kon die 25 tot 30 auto's vervoeren. De boot van Den Helder ging vijf keer per dag, een maximum vervoerscapaciteit van 150 auto's dus. Men vond dat best veel toen. Ik citeer uit een artikel uit de Texelse Courant van 14 september 1957:
      
"... blijkens het laatste jaarverslag van de N.V. T.E.S.O. werden in 1956 niet minder dan 43.477 auto's vervoerd... . In 1932 werden totaal 3.779 auto's overgezet. Tegenwoordig dus..... v e e r t i e n maal zoveel. In die dagen beschikte TESO trouwens niet over het nodige materiaal, want de goeie Marsdiep had een voordek, dat plaats bood aan 3-4 auto's. Dat noemden ze in die tijd (1925) een ruim voordek. ... Hoe druk het op Texel kan zijn, bewijst bijgaande foto, die op de Tweede Pinksterdag aan de haven van Oudeschild is gemaakt. Wij vinden Texel door het toenemend autoverkeer druk genoeg geworden, maar zij, die de drukte van de overkant gewend zijn, komen hier in een 'oase van rust' ..... ."

Toen wij met de biologen in 1972 met de 'Marsdiep' naar Texel gingen waren het al 70 auto's per overtocht, en nu bij de 'Texelstroom' zijn dat er 380. Inmiddels is het aantal overtochten ook drastisch gestegen van 5 per dag tot wel 23, een stijging van vervoerscapaciteit met een factor 58 sinds 1959. En nog steeds is Texel in onze ogen en oren "een oase van rust".

Losse flarden

Het is nu bijna 63 jaar geleden en mijn herinneringen bestaan vooral uit losse flarden. Ik herinner me wel dat we inderdaad van de natuur hebben genoten, bijvoorbeeld van een wandeling bij de slufter en van een excursie met een klein bootje door de Schorren. Op foto’s zie ik dat we ook een keer naar Vlieland zijn overgestoken, maar ik herinner me er niets van. Het huis was niet ver van de Waddenzee en we hebben ook over de waddendijk bij De Cocksdorp gelopen, waar ook mooie zeeanemonen gezeten zouden hebben. Ook waren we regelmatig in de buurt van de vuurtoren, maar de zee was daar te gevaarlijk om te zwemmen.

Dat hebben we vast meer naar het Zuiden gedaan. In de duinen plukten we heerlijke bramen en August legde een mooie schelpenverzameling aan.

Natuurlijk hadden we de fietsen per Van Gend en Loos laten opsturen, zodat wij alle plaatsen op het eiland eenvoudig konden bereiken. Ik herinner me nog de vreemde naam ‘Fonteinsnol’ van een duin niet ver van Den Burg aan de weg naar de Westerslag. We zijn zeker op de uitkijktoren geklommen daar. Van mijn vader herinner ik me vrijwel niets. Het slechte huwelijk van mijn ouders liep op zijn einde. Mijn vader ging na allerlei ruzies, waar ik als kind weinig van begreep, eerder naar huis. Het was de laatste vakantie van ons als gezin. Wel herinner ik me dat onze oom Guus, een broer van mijn moeder, gezellig langs kwam samen met onze nicht Mads.

Uit de Texelse Courant
Op zoek naar informatie over het leven op Texel in die tijd las ik de Texelse Courant uit die tijd door. Behalve de dienstregeling van de boot, verhalen over de gemeentepolitiek en adviezen aan boeren, las ik eigenlijk niet veel over Texel. Veel interessanter vond ik het tijdsbeeld 'Nederland' dat uit de vergeelde pagina's naar voren komt: een land dat na de Tweede Wereldoorlog langzaam uit het dal opkrabbelt, waar het leven ongelooflijk duur is, de auto langzaam de straten verovert en waar steeds meer mensen een platenspeler of een TV in huis halen en (zelfs met flitslampjes!) gaan fotograferen. 

Bij ELECTROHUIS BAKKER koop je voor f 865 een Philips 53 cm TV, omgerekend in geld van nu misschien wel € 3000. Een flatscreen TV met een beeldscherm van 140 cm kost nu vier keer zo weinig. Belangrijk nieuws op Texel in 1959: het eerste DAFje is in bezit van Het Witte Kruis.

Tja, het is lang geleden....

Zieke inbreker

uit het fotoalbum van mijn moeder

Na een dag of tien kreeg ik vreselijke buikpijn waardoor ik niet kon slapen. Ik ben de trap af gelopen naar de donkere woonkamer, die wel elke 5 seconden kort verlicht werd door de een brede lichtbundel van de vuurtoren die maar een paar honderd meter verderop stond. Terwijl ik daar aan het rommelen was, ging mijn moeder op onderzoek uit, omdat zijn verdachte geluiden dacht te horen. Ze keek de woonkamer in. Toen de lichtbundel door de kamer zwiepte, zag zij plotseling een inbreker staan. Haar hart stond stil. Toen de volgende lichtbundel door de kamer gleed zag ze dat ik het was.  De volgende dag hebben we meteen de dokter erbij gehaald. Hij constateerde een gevaarlijke uitdroging van de nieren. Omdat we op Texel gekookte melk moesten drinken (die ik vies vond) en er ijzerhoudend water uit de kraan kwam (dat ik vies vond), had ik gewoon niet gedronken. De dokter zei dat hij volwassenen in dit geval een krat bier liet leegdrinken. Ik moest aan de ranja, liters per dag. Mijn zusje was jaloers. Mijn nieren zijn hersteld en doen het nog steeds goed.

En het boek van J. Drijver ligt nog altijd op mijn kamer. Het is niet alleen ook nu nog een goed boek over vogels. Over de vroege geschiedenis van Texel en Eierland is nooit een beter boek geschreven.

Over onze vakantie op Texel in februari 2022 schreef ik deze blog.

Verschillende bronnen

J. Drijver, Texel – het Vogeleiland, Tweede druk, L.J. Veen, Amsterdam 1957 (oorspronkelijk 1934)

Over de verschillende veerboten en de havens informatie op https://www.schulpengat.nl/

Oude edities van de Texelse Courant op https://kranten.archiefalkmaar.nl/periodicals/TC

Bijvoorbeeld:

De nieuwe boot van NV TESO
https://kranten.archiefalkmaar.nl/issue/TC/1955-07-13/edition/0/page/1

50 jaar geleden arriveerde de eerste auto op Texel ○ https://kranten.archiefalkmaar.nl/issue/TC/1957-09-14/edition/0/page/1 

De bouw van de nieuwe haven en het gebruik van boot met koplading
https://kranten.archiefalkmaar.nl/issue/TC/1959-09-26/edition/0/page/1

Regelmatig vind je in deze krant ook de vaartijden van de boot en de rijtijden van de bussen. Heel informatief over de tijdgeest van de jaren 1950 zijn de advertenties.

Oude kaarten van Nederland van 1815 tot heden op https://www.topotijdreis.nl/

In de Texelse winterzon

Alweer Texel

Voor de negende keer voeren Petra en ik de veerhaven van Het Horntje binnen. Voor mij persoonlijk was het de veertiende keer op Texel vanaf mijn eerste kennismaking met het eiland in 1959 (zie deze blog). Ons vorige bezoek was niet eens zo lang geleden, in april 2021 (zie deze blog).

Erwtensoep op de boot

Wij wilden er toen eigenlijk helemaal niet heen. We hadden een reis naar onze zoon in Noorwegen gepland, maar het strikte Corona-beleid van de Noren maakte dit onmogelijk. Dan maar naar Texel. Huisjes kon je huren in Coronatijd, maar verder was het er maar een dooie boel, afgezien van de honderdduizenden vogels op de Wadden, achter de dijk en in de duinen. Petra werd min of meer gedwongen ook maar vogelaar te worden. Wij liepen nu met twee verrekijkers over het eiland. Minder dan een jaar later kwamen wij er weer (nog steeds met twee kijkers), gelukkig niet tijdens de februaristormen met windkracht 10 maar een weekje later.

Texel door de jaren
In 1959 gingen we met het hele gezin naar Texel. De hele maand augustus hadden we een huis in De Cocksdorp gehuurd [blog in voorbereiding]. Het duurde tot de jaren 1970 voordat ik er met mijn biologen-vrienden uit Utrecht weer zou komen (Zie ook hier). Wij sliepen in de schuur van de boerderij Zeeburg bij temperaturen onder nul. Ik kwam er in 1975 ook nog eens met een vriendin uit Groningen, die gillend bij mij op de tandem zat die ik met grote snelheid vlak langs bomen stuurde. Petra en ik waren er voor het eerst in 1983, waar we in hotel Brinkzicht (de Koog) verbleven en wandelingen naar onder meer de Slufter maakten. Met ons gezin gingen we vier keer naar een huisje op Texel tussen 2001 en 2007. Afgezien van een excursie met de vogelwerkgroep in 2016 kwam ik er niet vaak meer tot we in 2020 een huisje op Midden Eierland huurden en vervolgens drie keer een huisje bij Prins Hendrik. Voor mei dit jaar staat er nog een weekend op Texel gepland. Dat wordt dan mijn vijftiende keer op Texel.
Met het gezin in december 2006

Geen uitbundige vrolijkheid

Vrijwel overal was de mondkapjesplicht opgeheven en we konden weer zonder QR-codes restaurants in. In het restaurant van de boot was het gezellig druk en we konden er weer erwtensoep eten.

Ons huis

Tijdens de storm was er één boot defect geraakt, maar de andere voer nog. Met een uurtje vertraging kwamen we in ons luxe huisje bij Prins Hendrik aan, hetzelfde huisje dat we een jaar eerder ook gehuurd hadden. Een stralende lage februarizon scheen recht de mooie woonkamer in. Prachtig weer, einde Coronabeperkingen. Toch geen reden tot uitbundige vrolijkheid. Rusland was de Oekraïne binnengevallen. In onze naïviteit hadden we het niet voor mogelijk gehouden.

Wandelen, wandelen …

Wat doe je op Texel? Onze belangrijkste bezigheid daar is altijd wandelen geweest, in combinatie met naar vogels kijken. Ook deze keer hebben de hele reeks voor de hand liggende wandelingen gemaakt, zie kaartje.

Een mooie wandeling is in de buurt van de vuurtoren langs de zogenaamde Tuintjes. Hier lagen vroeger de tuinen voor het voedsel voor het personeel van de vuurtoren. Het is nu een populair gebied voor vogelaars, vooral tijdens de vogeltrek. We zijn er ook deze keer door gewandeld.

Texel, Eierland en de Slufter
De Slufter is misschien wel een van de bijzonderste elementen van het Texelse landschap. Het is een overblijfsel van het zeegat tussen de eilanden Texel en Eierland. Ook de Roggesloot in De Cocksdorp is daar nog een deel van.

Eierland - nu het Noordelijke deel van Texel - was ooit een deel van Vlieland. In de dertiende eeuw ontstond het Eierlandse gat dat Eierland van Vlieland scheidde. Eierland werd een klein zelfstandig eiland. Er stond één huis, onder meer om schipbreukelingen op te vangen aan deze gevaarlijke kust. Er werden veel meeuweneieren geraapt ten behoeve van Amsterdamse bakkerijen. 

In 1629 is er tussen Texel en Eierland een zanddijk aangelegd, bestaande uit obstakels van riet en rijshout. Wind en zand deden de rest. In de grote strandvlakte tussen de zee en de zanddijk ontstonden twee grote kreken: de grote en de kleine slufter. Halverwege de 19e eeuw werd er ten Westen van de zanddijk een nieuwe stuifdijk aangelegd, de 'lange dam'. Diverse malen brak de zee door deze stuifdijk heen. Het Noordelijke deel van de stuifdijk stoof weer dicht, waardoor de grote slufter voorgoed verdween. Ondanks allerlei maatregelen is de kleine slufter tot de dag van vandaag blijven bestaan. Op een kaart van 1920 is de grote slufter nog te zien, maar daarna is die voorgoed verdwenen. Op oude kaarten (bijv. 1850 en 1900) is te zien hoe de kleine slufter bij strandpaal 25 bij zee uitmondt. Dat is meer dan 150 jaar later nog steeds het geval. De loop van het riviertje zelf is wel voortdurend aan verandering onderhevig. 

De kweldervlakte tussen Eierland en Texel werd in het begin van de 19e eeuw ingepolderd. Zo ontstond de Eierlandse polder met als belangrijkste plaats De Cocksdorp, gesticht in 1836 waar de Roggesloot in het Eierlandse gat uitmondde.

Andere wandelingen – die we ook deze keer gemaakt hebben – liggen aan beide zijden van de Slufter. Ten Noorden van de Slufter liggen mooie duinen, maar je komt daar de Sluftervlakte niet echt in. Dat kan wel weer ten Zuiden van de Slufter en daar deel je het genoegen met duizenden collega’s.

Ook hebben we ten Zuiden van De Koog en Den Hoorn gewandeld, zoals bijna tijdens elk bezoek aan het eiland. Vanaf het Turfveld niet ver van de Koog hebben we heerlijk door het bos gewandeld, ook wel eens leuk na al die duinen en polders. Na het bos kom je door een prachtig duinlandschap. Wij liepen een stuk door de duinen en na een bezoek aan ‘Paal 12’ met een boog terug naar het bos.

Volgelopen paden. Omweg door het duin.

Interessant was ook weer de wandeling bij de Horsmeertjes, het gebied ten Noorden van De Hors. We liepen het pad lang de meertjes, maar daar stond wel hier en daar een halve meter water in, zodat wij – net als de overige schaarse wandelaars – af en toe een etage hoger over het duin moesten lopen. Na de meertjes staken we naar het brede strand door, eerst langs stukken moerassig gebied (met natuurlijk de bruine kiekendief, maar ook leeuweriken) en dan door brede hoge duinen. Even later aten wij brood met zo min mogelijk zand in een zonnig duinpannetje.

Natuurlijk hebben we deze keer onze wandelingen regelmatig onderbroken bij de verschillende strandpaviljoens met mooie namen als Paal 18, Strandpaal 21 en Kaap Noord. Bij dit laatste paviljoen hebben we een oergezellige, uitgebreide, dure en vrij slechte maaltijd genuttigd ter gelegenheid van onze 32e trouwdag.

Vorig jaar zijn we in het voorjaar ook nog eens naar het oude land van Texel geweest bij de Hoge Berg en de Georgische begraafplaats Loladse, deze keer maar overgeslagen. Natuurlijk ben ik ook ettelijke malen langs de Waddendijk gereden en gelopen om de tienduizenden vogels daar te zien zowel aan de Waddenkant als in de plasjes aan de landkant (Utopia, Wagejot, Ottersaat, etc.) Ook dit jaar waren er heel veel rotganzen, smienten, scholeksters en wulpen. Vorig jaar waren er nog veel meer rosse grutto’s. Misschien moesten die nog komen.

De vuurtoren van Eierland
Als ik een fotoalbum met één van mijn Texel-vakanties open, dan staat hij daar, die mooie hoge rode vuurtoren van Eierland. Hij werd er in 1864 op initiatief van de Texelse notaris Kikkert gebouwd, bijna 30 jaar na de inpoldering van de Eierlandse kwelders. Dat was hard nodig, want op de uiterst gevaarlijke Eierlandse gronden leed het ene na het andere schip schipbreuk. Om de vuurtoren stond een aantal woningen voor 'opzichters' en 'lichtwachters'. Ze staan er nog steeds, als een klein dorpje op het hoge duin, zie ook een foto hierboven.

In de Tweede Wereldoorlog maakte de vuurtoren en omliggende bunkers deel uit van de Duitse Atlantikwall. Het werd bemand door Georgische krijgsgevangenen. Toen in april 1945 de Georgiërs in opstand kwamen en de geallieerden hielpen om Texel te bevrijden, grepen de Duitsers in. Getuige van deze opstand is nu nog het Georgische kerkhof Loladse op het oude deel van Texel. De vuurtoren had zwaar te lijden onder de beschietingen. Hij werd daarna niet afgebroken, maar er werd een nieuwe ronde muur omheen gebouwd. Sindsdien is de vuurtoren van Eierland een stuk dikker.

En wat nog meer?

En wat hebben we behalve wandelen en vogeltjes kijken nog gedaan? Eigenlijk niet zo veel. Vakantie is ook om niets te doen. We hadden verschillende instrumenten en muziek meegenomen.

kleine zilverreiger

Petra heeft ijverig Matthäus Passion gestudeerd, terwijl ik bij Utopia een kleine zilverreiger aan het fotograferen of in de polder naar honderden goudplevieren aan het kijken was. We hebben zelfs nog samen een stukje Corelli gespeeld, maar aan mijn eigen Bach-sonate ben ik nauwelijks toegekomen. Te druk. We hebben genoten van het Texelse bier, Skuumkoppe en dubbel, nog lekkerder met een portie bitterballen die ze bij de receptie van Prins Hendrik konden leveren als je daarvoor het geduld had.

____

Een paar bronnen

Nog steeds de beste bron voor de vroege geschiedenis van Texel en Eierland is het boek van J. Drijver, Texel – het Vogeleiland uit 1934, tweede druk 1957.

Heel veel informatie op Wikipedia lijkt rechtstreeks uit dit boek afkomstig.

Wikipedia bronnen, onder meer:
https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Slufter
https://nl.wikipedia.org/wiki/Eierland (vooral aan Drijver ontleend)
https://nl.wikipedia.org/wiki/Eierland_(vuurtoren)

Oude kaarten op https://www.topotijdreis.nl/