We hadden toch nog een keer het ouderwetse hotel de Torenhoeve in Nieuw Haamstede geboekt. Het weerbericht zag er zo slecht uit dat we de reis bijna hadden afgezegd, maar dat kon niet meer zonder twee honderd euro te verliezen. Vlak voordat we van huis vertrokken viel er nog een hoosbui en er stond een harde wind. Eind november: zelfs overdag is het niet echt licht en toen wij om vier uur richting snelweg reden, begon het donker te worden. Snel was de snelweg niet: om de twee of drie kilometers files en langzaam rijdend verkeer. Na ruim een uur waren wij Rotterdam voorbij en het weer werd steeds woester. Echt leuk was de rit over de haringvlietdam en de brouwersdam niet. Petra moest het stuur goed vasthouden om tussen de lijnen te blijven.
Torenhoeve
Nog op tijd kwamen wij bij het vertrouwde hotel aan, waar we in 2011 voor het eerst waren geweest en daarna nog twee keer in 2015 en 2021. Een vriendelijke jonge vrouw uit de Oekraïne checkte ons in. Het was niet nodig geweest een tafel in het restaurant te reserveren, want behalve onze tafel waren er maar twee in gebruik. De Torenhoeve is nog niet echt aan een Michelin-ster toe, maar de middelmatige wild- en visgerechten smaakten ons na deze onaangename rit door de donkere storm toch best goed.
Het leuke van een korte vakantie in Nieuw Haamstede is dat je van te voren de wandelroute al precies kent. Er is maar één route mogelijk: door de duinen en het bos naar Westenschouwen en dan terug langs het strand. In principe zou je hem ook omgekeerd kunnen doen, maar dat hebben we nog nooit geprobeerd. Natuurlijk gingen we weer wandelen, maar eerst even ontbijten.
Luide privé-emoties
Het ontbijt was prima: goede koffie, prima brood en beleg. Er was maar één storende factor. Aan een lange tafel zat een groep dames, deelnemers aan een of andere psychologische groepstraining. Stuntelig geformuleerde privé-emoties werden met veel decibels de ruimte in geslingerd, wat weer op overdreven positieve reacties van de lotgenoten kon rekenen. Het zal over iets als rouwverwerking gegaan zijn: psychobabbels waar ik bij mijn koffie met een croissantje nooit behoefte aan heb.
Na het ontbijt zagen wij uit het raam van onze slaapkamer een prachtige regenboog. In de verte regende het dus nog. Toch zou dit bijna de laatste regen zijn die dag. Er stond nog een krachtige wind uit een noordelijke richting.
Donkere wolken, lichte duinen
De tocht naar het Zuiden door de duinen was ook deze keer prachtig. Wij waren er deze keer iets later in de herfst dan de vorige keer, waardoor we minder van de mooie kleuren van de lijsterbes en de kardinaalsmuts konden genieten. Het zonlicht dat af en toe onder de donkere wolken door scheen was daarentegen subliem. Prachtig verlichte duinen tegen een decor van gitzwarte wolken. Hier en daar zagen we sporen van de hier talrijke damherten, maar ze lieten zich niet zien.
Geheel volgens verwachting ging deze duinwandeling weer in een boswandeling over toen we Westenschouwen naderden. Hier en daar stonden er nog bomen met mooie gele bladeren tussen de dennen, maar de herfstkleuren waren al ver over hun hoogtepunt heen.
Woeste schoonheid
In Westenschouwen gingen we bij de rotonde de trap op en af naar het strand, bekend gebied met vele herinneringen, vooral van rond kerstmis 2012, toen we een mooi huisje in Westenschouwen hadden gehuurd en Petra’s moeder op bezoek kwam. Wij gebruikten de lunch van pannenkoek en broodjes kroket in strandpaviljoen De Schaar, terwijl het even zacht regende. Vervolgens ging het, zoals altijd, weer in noordelijke richting langs het strand naar Nieuw Haamstede. Langs de Noordzee dreven krachtige regenbuien voorbij. De regen kwam gelukkig in zee terecht en niet op het strand. De harde wind blies het schuim van de golven en de lage zon scheen af en toe prachtig op de duinen en het strand.
Veel meer vogels dan de altijd aanwezige meeuwen, drieteenstrandlopers en aalscholvers zagen we niet. We zagen één zeldzame soort, maar die was dood. Een aangespoelde grote jager, duidelijk herkenbaar aan de witte banen op de vleugels, had waarschijnlijk de vogelgriep niet overleefd. Op het strand lagen opvallend veel resten van zee-egels en hier en daar een blauwe kwal, een zeepaddenstoel. Deze keer liepen we helemaal door tot aan het strandpaviljoen de Strandloper alvorens de duinen over te steken richting de Torenhoeve.
Avondeten, Top Word en ontbijt
Die avond aten we maar niet in de Torenhoeve maar in een iets gezelliger restaurant in Burgh-Haamstede. Na terugkomst in ons hotel speelden wij een partij Top Word, het Franse driedimensionale scrabble dat niet veel Nederlanders beheersen. Wij wel, een beetje, met hulp van online-woordenboeken. Ik stond de hele partij voor, maar verloor tenslotte omdat ik op het laatst de W pakte, geen gemakkelijke letter in het Frans.
Na een uitstekende nachtrust zochten wij een plekje in de ontbijtzaal uit niet te dichtbij het opgewonden geleuter van de depri-dames. Het smaakte nu nog beter.
Nog even wandelen
We maakten daarna een korte wandeling door de duinen naar het noordoosten, door mooie vrij open duinvalleien die als de meidoorns bloeien er nog veel mooier uitzien.
Hier en daar groeiden groepen parasolzwammen, maar de echte paddenstoelentijd was wel voorbij. Bij het strand stond een waarschuwingsbord met daarop informatie over de levensgevaarlijke zandbank waar je in het drijfzand kunt omkomen als je niet door de zeestromen wordt meegesleurd. Wij liepen maar richting zuidwest om onze wandeling af te sluiten bij het mooie strandpaviljoen de Strandloper.
Inmiddels was de wind gaan liggen. De prachtige belichting van de vorige dag kwam niet meer terug. Wel was het uitstekend weer om in de middag naar huis te rijden. Lekker uitgewaaid kwamen we ruim voor het avondeten thuis.
Grootouders zijn niet helemaal de baas over hun eigen agenda. Zo werden wij op 26 juli verwacht in een uithoek van Denemarken. Daar konden wij van onze kleinzoon Johannes en zijn ouders genieten, precies halverwege de Noorse woonplaats van dit jonge gezin en ons huis in Leiden. Hans had op Eskov strandpark een mooie ruime vakantiewoning gehuurd. We wisten dat dit aan het grote Limfjord in Noord Jutland lag, maar verder hadden wij geen idee van wat je daar zou kunnen doen.
Vette vis, bloemen en mooie kerken
Onze reis naar Denemarken ging in een bejaardentempo. Op de eerste dag bezochten we eerst mijn zus in Groningen alvorens door te rijden naar het rollatorvriendelijke kuuroord Bad Zwischenahn, bekend om zijn modderbaden en traditionele palingrestaurants. Na een wandelingetje langs het Zwischenahner meer testten wij ons spijsverteringssysteem met een mengsel van vette vis en vette ‘Bratkartoffeln’, weggespoeld met bier van de lokale brouwer. In het luxe hotel kwam ons systeem weer wat tot rust. Inmiddels hadden wij onze ‘Kurkarten’ via een gebruikersonvriendelijke website na drie kwartier weten te activeren. De volgende dag kwamen die te pas voor korting op de kaartjes voor het schitterende Park der Gärten dat wij bezochten alvorens naar Lübeck te rijden.
Het hotel in Lübeck lag zowat aan de snelweg, maar merkwaardig genoeg hadden we daar geen last van. Het meeste lawaai dat we in de vroege avond hoorden, kwam van een felle onweersbui met veel bliksem, donder en regen. Toen die voorbij was, gingen we met de bus naar het centrum. Leuk: je kon gewoon met geld betalen in de bus. Na ons pizzeriabezoek liepen we nog wat rond in de oude stad, waar niet alleen mooie straten en historische gebouwen te zien waren, maar ook de bekende schaduwzijden van het stadsleven zoals drugsverslaafde zwervers. De volgende ochtend ontbeten we, betaalden de rekening bij de zeer vriendelijke ‘Geschäfsführerin’ en bekeken nog eens de hoogtepunten van de stad, zoals de Marienkirche en de omgeving van het stadhuis.
Runenstenen, grasmaaiers en familieplezier
Van Lübeck was het niet zo ver naar Denemarken. Wij checkten in bij B&B Strandidyll dichtbij de stad Haderslev en maakten een wandeling van iets meer dan een half uur langs de Deense Oostkust totdat we bij een mooie snackbar aankwamen: Hejsager Strandgrill. Het was mooi weer, best lekker eten en drinken bij een prachtig uitzicht. De Deense ervaring begon niet slecht. De volgende ochtend gingen we nog even met de auto naar dezelfde plek en bezochten daarna Haderslev met zijn mooie domkerk. Nu begon de laatste etappe naar onze kleinzoon. Onderweg gingen we nog even langs Jelling, een nationaal monument met Runenstenen (met de eerste vermelding van het woord ‘Denemarken’ in de geschiedenis), een kerk, grafheuvels en een museum.
Details over ons familiebezoek schrijf ik niet op deze openbare website, behalve dat het geslaagd was. Het was mooi weer en we hebben een mooi tochtje naar het eiland Fur gemaakt. Ook hebben we gezwommen aan bij de huisjes gelegen strand. Eskov strandpark bleek heel groot te zijn, niet alleen omdat er veel huizen stonden, maar ook omdat de percelen per huis zo groot waren. Die percelen bestonden voor meer dan 95% uit gras. Blijkbaar komen de eigenaren er niet vaak genoeg om er leuke planten en bomen neer te zetten. Een zeer hoorbare en zichtbare activiteit op het strandpark was gras maaien. Er reden nogal wat grote machines (met trotse bestuurders er bovenop) rond en hier en daar maaiden eenzame GPS-gestuurde apparaten de saaie groene veldjes. Ik noemde het park ook wel ‘De Deense grasmaaivereniging’.
Drie kilometer reizen
Allerlei ambitieuze plannen om na dit familiebezoek een pont naar Zweden te nemen om nog eens Värmland te bezoeken, daar te kamperen en om dan via Gotenburg en Kiel naar huis te rijden wezen wij bij nader inzien af: te veel kilometers, te veel geld en te veel onzekerheid over het weer. We zouden dan maar in Denemarken blijven. Vakantiehuisjes waren er niet veel meer te huur en de huisjes die er waren, kostten zo’n 1500 euro per week. Tenslotte vonden wij een soort hostel in Floutrup waar ze kamers verhuurden met de mogelijkheid om van de keuken gebruik te maken. Pas toen wij daar de grootste kamer met uitzicht op zee gehuurd hadden, zag ik dat deze ‘Feriegården’ zich hemelsbreed maar twee kilometer van de grasmaaivereniging bevond. We hadden dus nog een week in deze saaie omgeving geboekt. Wij namen afscheid van onze zoon, schoondochter en kleinzoon en na drie kilometer rijden verscheen aan het eind van een onverhard boerenweggetje de mooie ‘Feriegården’: gerund door een aardige wat oudere Deense vrouw die jarenlang in Duitsland had gewoond, prachtig gelegen vlakbij een klein privéstrandje aan het grote Limfjord, uitstekende keuken en een mooie ruime kamer. Er leek maar één probleem te bestaan: alle wat grotere interessante plaatsen zoals Aalborg (bijna 2 uur), Aarhus (2 uur), Fredrikshavn (2½ uur) waren bijna onbereikbaar ver voor een dagtochtje. De niet zo interessante plaatsen Holstebro en Struer waren nog een uur rijden. Alleen Glyngøre en Nykøbing Mors, aan weerszijden van de Sallingsund gelegen, waren in minder dan drie kwartier bereikbaar.
Een natte zondag in Holstebro
Op de avond van onze aankomst in Floutrup maakten wij nog een avondwandelingetje langs de Limfjord en werden door een felle regenbui verrast. Drijfnat kwamen wij bij onze kamer terug. Voor de volgende dag was er geen goed weer voorspeld. Wij besloten maar naar het museum in Holstebro te gaan. De stad Holstebro was, zeker met dit grijze regenachtige weer, oerlelijk, ondanks de pogingen om met allerlei beelden het stadsbeeld op te vrolijken. Ergens had ik het gevoel er wel eens voor een project geweest te zijn. Na terugkomst van vakantie vond ik uit dat dit klopte: in november 2000 en januari 2001 hadden wij projectbesprekingen en een workshop bij de meubelfirma Notio in de Nygade. Zie tekst hieronder. Het museum in Holstebro was best leuk. Afgezien van een paar tekeningen van Picasso en knipsels van Matisse geen wereldberoemde kunstenaars, wel goede schilderijen van onder meer Henry Heerup, Sonja Ferlov Mancoba en Olivia Holm-Møller. Op de terugweg van Holstebro reden we nog even langs het havenplaatsje Struer. Weinig te beleven op deze saaie zondag.
Voor de derde keer in Holstebro
Rond het jaar 2000 voerde ik een opdracht uit van het Umweltbundesamt in Berlijn. Karl Otto Henseling was mijn contactpersoon. We hadden elkaar al jaren daarvoor leren kennen toen hij op het secretariaat van een Enquetekommission in Bonn werkte voor wie ik sinds 1992 een studie over ‘Stoffstrommanagement’ uitvoerde. In november 2000 vloog ik naar Billund waar ik een auto huurde om naar het 95 km verder gelegen Holstebro te rijden. Toen ik de auto startte, ging de radio aan. Er was een programma waarin Deense gedichten werden voorgedragen. De klank van de Deense taal stond mij zo tegen dat ik de radio uit wilde schakelen. Het lukte eerst niet, maar toen het na veel gepruts eindelijk gelukt was, kon ik mij eindelijk rustig op het autorijden concentreren. Denemarken kon mij niet echt bekoren: een saai landschap met hier en daar een windmolen, een lelijk dorp en een snackbar waar ze vette niet al te smakelijke happen verkochten. In Holstebro overnachtte ik samen met een collega consultant uit Zwitserland in het goede hotel Schaumburg aan de Nørregade. De volgende dag bespraken wij de organisatie van de voor januari geplande workshop, waarna ik weer naar huis reed en vloog. In januari kwam ik er weer terug, maar nu met de eigen auto. Hoe ik erheen reed, weet ik niet meer, wel dat ik op de terugweg langs mijn collega-consultant Reinhard Ueberhorst in Elmshorn reed en daarna nog een afspraak in Osnabrück had. Enthousiast schreef ik aan Petra: “Het was zo rustig op de Deense snelweg dat er soms geen enkele auto voor of achter me zat!”. Wij overnachtten met een aantal deelnemers aan de workshop weer in het hotel aan de Nørregade. Op 10 januari 2001 vond de workshop plaats, geleid door mijn Zwitserse collega’s Bierter en Wirth, die daarvoor een speciale methodiek ontwikkeld hadden. Het ging erom de meubelproductie milieuvriendelijker te maken zonder compromissen aan kwaliteit en aantrekkelijkheid. Petra werkte in die tijd nog van huis als vertaler en zorgde voor de kinderen.
Het wereldberoemde Glyngøre
Onze locatie op het Salling-schiereiland in de Limfjord was niet handig voor een bezoek aan interessante steden. Het beste wat je er kon doen was natuurgebiedjes aan het water en op het land bezoeken. Het mooiste gebied lag maar een paar kilometer van onze verblijfplaats, het eiland Fur. Op Salling zelf was de Grynderup Sø een interessant plas-drasgebied, niet zo lang geleden onder water gezet als een vorm van natuurontwikkeling. Niet meer op het eigen schiereiland maar op het eiland Mors ligt de prachtige Hanklit, een 60 meter hoge klif boven het water tussen Mors en Thy, de Thisted Bredning.
Op een ochtend bezochten we het leuke kleine havenplaatsje Glyngøre, vlakbij de grote brug naar Mors, vroeger een eiland dat alleen per pont bereikbaar was. Het bijzondere aan Glyngøre was dat Jonas Vingegaard, de winnaar van de Tour de France 2023, er vandaan komt. Er waren nog veel tekenen van de recente feestelijke huldiging in zijn woonplaats te zien.
Plasdras-plezier aan de Grynderup Sø
Na ons bezoek aan dit stadje reden we naar de parkeerplaats bij de Grynderup Sø. Het zou een gedenkwaardige wandeling worden. Eerst liepen we naar het handbediende pontje de ‘Trækfuglen’. Via een wiel aan de vaste wal krijg je, als je genoeg kracht hebt, het pontje naar je toe en op het pontje zelf moet je heel hard aan een touw trekken om aan de overkant te komen. Mooie plasjes en vochtige weilanden, waarvoor je niet echt naar Denemarken hoeft te gaan, maar zo rustig als in dit gebied is het in Nederland niet vaak. Het plan om het meertje rond te lopen, bleek te optimistisch. Na een stuk wandelen door een vochtig weiland met nieuwsgierige koeien keerden we terug naar het pontje. Petra keek nogal angstig toen er een hele kudde achter haar aan kwam.
Boven en onder de kliffen van Fur en de Hanklit
Voor de tweede keer bezochten wij het eiland Fur, het leukste natuurgebied in onze omgeving: met de pont naar de overkant en dan een paar kilometer rijden naar het noordwesten. Iets sneller dan tijdens onze wandeling met onze kleinzoon en zijn ouders liepen we over en onder de Knudeklinterne, prachtig kliffen aan de Limfjord.
Heel leuk waren weer de vele oeverzwaluwen die hun nesten in de zachte wanden van de klif hadden gemaakt. We volgden een stuk van de kust en liepen via het mooie binnenland terug naar de parkeerplaats. De wandeling de Hanklit op en af, een paar dagen later, was leuk. Even moesten we duizelingwekkende afgronden in kijken om vervolgens een steile trap af te dalen. Beneden zouden mooie fossielen te vinden zijn. We bekeken natuurlijk de verkeerde (veel te zware) stenen en vonden niets.
Echte zee is mooier
Zo’n Limfjord is best mooi, maar haalt het niet bij een echte zee, de Noordzee aan de westkust van Noord Jutland. We moesten er wel een uur heen en een uur terug rijden voor over hebben. Toch zijn wij er twee keer geweest. Je komt dan in het grootste nationale park van Denemarken, het Nationalpark Thy met een lengte van 55 km en een oppervlakte van 244 km².
Als je daar op het goede moment op de goede plaats komt, kan je er veel bijzondere vogels zien: kraanvogels en allerlei roofvogels zoals visarenden. Die zagen wij niet toen wij er de eerste keer een wandeling maakten ten westen van Klitmøller door de Vilsbøl plantage, wel mooie bossen en uitzicht op open velden en het grote meer, de Nors Sø. Het was heerlijk weer bij het fotogenieke strand van Klitmøller. We reden er een paar dagen later weer heen, nu niet alleen naar een andere plek, naar Agger aan de zuidkant van het park, maar ook bij heel ander weer. Er stond een stormachtige westenwind. Schuim van de hoge golven spatte over de golfbrekers en wolken zand waaiden over het strand. Na een korte wandeling reden we naar de zuidpunt van Thy, waar de pont naar Thyboren vertrekt. In een plasje daar vlakbij zat het vol met een kolonie grote sterns. Dat hun verenkleed er nogal slordig uitzag, zal met de rui te maken hebben gehad. Op de terug weg over de dijk naar Agger stopten we nog even om naar de zeehonden niet ver van de weg te kijken.
Het Land van Niets
Hoe kunnen we nu onze Jutland-ervaring het best samenvatten? Natuurlijk was het er saai, oersaai. Een weinig opwindend landschap met uitzondering van een enkele klif en een mooi zeestrand. Weinig inspirerende steden zoals Holstebro, Nykøbing Mors of Struer. Maar wat een rust, wat een heerlijk ontspannende omgeving waar vrijwel niets gebeurt. Wat een geweldig verkeer, waar we bijna nooit op een rotonde op een andere auto hoefden te wachten. Wat een heerlijk rust in een museum waar we niet onze kijktijd hoeven te reserveren voor we de wereldberoemde Rembrandts over de hoofden en langs de schouders van medekunstminnaars mochten bekijken, maar gewoon leuke onbekende Deense schilders kunnen bewonderen. Geen gekte van een Hoge Veluwe met duizenden leenfietsen op tientallen fietspaden, maar een krakkemikkig trekpontje over een plaatselijke moddersloot met in de directe omgeving niet meer dan vier mensen en twee honden. Hier waren we in het Land van Niets. Met volle teugen genoten we van de weldadige leegte.
Na iets meer dan tien dagen verlieten wij dit Land van Niets om naar een echte toeristische trekpleister af te reizen. De laatste ochtend in Floutrup liepen we nog even naar ons mooie strandje met de twee plastic stoelen en het mooie bootje in het water. De heimwee begon meteen al op dat moment.
De oudste stad van Skandinavië
Een paar uur later waren we in het zuiden van Jutland in de prachtige stad Ribe bekend om zijn middeleeuwse stad en de grote kerk uit de twaalfde eeuw. Het is de oudste stad van Skandinavië, gesticht in 710 door Friezen en
Noormannen. Wij liepen door de stad en brachten een bezoek aan de schitterende romaanse domkerk. Aan de voet van een van de zuilen van de kerk bevindt zich een prachtig granieten beeldhouwwerk van een leeuw die een mens verscheurt
Deze duivelse leeuw wordt op zijn beurt door het gewicht van Gods kerk geplet.
We aten nog een schol (rødspætte – ‘roodspikkel’) in één van de restaurants. Zo veel moois als in Ribe hadden we nog niet gezien in Denemarken, maar ook nog niet zo veel toeristen. We begonnen de leegte van Noord Jutland al te missen.
De volgende dag bezochten we het Vikingmuseum alvorens naar Duitsland af te reizen waar wij na een kort bezoek aan de Waddenzeehaven Husum dezelfde collega van mijn vroegere werk bezochten als waar ik in 2001 na mijn werk in Holstebro langs was gereden.
Het was een mooie vakantie, ondanks of misschien wel dankzij de saaiheid van Noord Denemarken.
Ik was dit jaar al begonnen een tocht door Schotland te organiseren, maar ik durfde het met de steile bergen daar nog niet aan. Ik besloot nog een keer – de vijfde keer! – door Polen te gaan fietsen. Het liefst was ik naar het Oosten gegaan, maar sinds Rusland de Oekraïne had aangevallen, leek me dit geen goede bestemming, misschien wel nooit meer in mijn leven. Ik ontdekte een interessante fietsroute in het Noordwesten van Polen, route 20 door mooie bossen en langs mooie meren. Op internet zag ik mooie foto’s van prachtige met Europees geld aangelegde fietspaden over de tracés van opgeheven spoorlijntjes. Dus ik verzon een leuke route, eerst nog een stukje vanuit Duitsland langs de Oostzeekust en dan door het binnenland langs de route 20 terug naar Duitsland.
Tijdreisje
31 mei – 1 juni
Op de laatste dag van mei nam ik de trein naar Berlijn en van daar met de lokale trein naar Anklam, gelegen aan een groot met de Oostzee in verbinding staand binnenmeer (haf) dat in Polen de Zalew Szczeciński heet. Na een wat onwennige eerste avond in Duitsland waar alles net iets anders is dan in Nederland (mensen stoppen voor zebra’s en accepteren vaak geen plastic geld bijvoorbeeld) fietste ik naar het zeer ecologisch verantwoorde maar peperdure elektrische pontje naar Usedom.
Na een niet al te lange fietstocht over het eiland, waar ik ook mooie rode wouwen zag vliegen, kwam ik dan bij mijn gereserveerde hotel aan. De man bij de incheck was bijzonder onvriendelijk en snauwde mij toe dat de toeristenbelasting alleen contant betaald mocht worden. Even later werd mijn betaalkaart geweigerd op een terras voor een betaling onder tien euro. Naast mijn bed stond zo’n prachtige ouderwetse telefoon, met daarbij de mededeling dat het tarief 20 cent per tik was. Zo ging dat vroeger. Zo werd het ook een beetje een reis in de tijd.
Mooie en lelijke Oostzeekust
2 – 3 juni
De volgende dag bereikte ik na maar een paar kilometer fietsen de Poolse grens. Waar je vroeger een visum nodig had, rijd je gewoon door alsof er niets aan de hand is. Wel opeens veel Polen, voor wie Duitsland onbetaalbaar moet zijn. In Polen begon een route die ik minder dan twee jaar geleden op de huurfiets van Międzyzdroje naar Gdańsk had gereden. Zelfs de eerste twee overnachtingsplekken waren gelijk aan die van de vorige keer. Langs het fietspad naar het Oosten weer dezelfde mengeling van positieve en negatieve indrukken als de vorige keer.
Dan weer rijd je door prachtige dennenbossen vlak bij zee, dan weer heb je mooi uitzicht op de rustige Oostzee en dan rijd je tussen de honderden goedkope visrestaurants, appartementenblokken en campings door. Honderden nieuwe appartementengebouwen staan nog in de steigers om binnenkort het goedkope toerisme te kunnen verwelkomen. Maar soms rijd je ook langs mooi met riet omzoomde plasjes waar de grote karekieten uit alle macht hun aanwezigheid betonen, zoals aan het grote Jamno-meer ten Noorden van Koszalin.
Bossen, meren, vogels en libellen
4 – 7 juni
Voorbij Koszalin maakte ik een bocht naar het Zuiden om door te steken naar route 20 waarvan ik (te) hoge verwachtingen had. Mijn eerste overnachting daar was bij een soort Youth Hostel voor paardrijvakanties bij Polanów. Ik had wel een prima kamer en hoefde niet in een zaal met slaapzakken tussen de paardrijmeisjes te slapen. Ik had ontbijt geboekt.
Toen ik het ontbijtzaaltje binnenkwam, wist ik niet wat ik zag: voor mij stonden klaar drie (!) spiegeleieren, een bord met kaas, twee soorten worst, warme knakworstjes, tomaat en komkommer, drie soorten brood, koffie en eventueel thee. Ik heb één spiegelei op brood, nog een boterham met kaas gegeten en een kop koffie daarbij.
Vogels in Polen
Vogelen op de fiets doe ik graag. Het past bij mijn luie filosofie dat vogels maar naar mij toe moeten komen en dat ik er niet achteraan ga met allerlei apps en GPS-apparaatjes. Als je een paar honderd kilometer door een land fietst waar interessante vogels te zien zijn, kom je altijd wel iets leuks tegen. Je komt vogels tegen zonder op zoek te zijn. Eén vogel is hier absoluut niet zeldzaam maar in onze ogen en oren toch heel bijzonder: de veldleeuwerik. Waar je ook fietst, je hoort er wel één hoog in de lucht. Een vanzelfsprekendheid die we in Nederland kwijt zijn geraakt. Ik ben nog nooit in Polen geweest zonder grauwe klauwieren te zien. Dit jaar zag ik ze iets minder, maar zeldzaam zijn deze mooie vogeltjes hier niet. Van het kleine spul noem ik vooral de luidruchtige vinken, de groenlingen, geelgorzen, witte kwikstaarten, heel veel huismussen en ook af en toe een grijze gors. Langs de rietvelden van de vele meren leek de grote karekiet algemener dan bij onze de kleine. Boven de velden zweefden niet alleen buizerds, maar ook af en toe een rode wouw. Een keer of vier zag ik kraanvogels in kleine groepjes over het veld stappen, prachtige vogels. Maar het absolute toppunt was mijn ontmoeting met de wielewaal die vlakbij een meer ongelooflijk geel in de top van een boom zijn prachtige tonen voortbracht. Het is wel mooier dan 'tudeljooo'. Ik ga hier niet schrijven over wat ik niet gezien heb.
Van hier ging het, grotendeels over route 20, naar de iets grotere plaats Szczecinek, in het Duits vroeger Neu Stettin geheten. De route ging door prachtige bossen en over vrij primitieve, maar meestal nog net berijdbare, fietspaden. Hier en daar ging de weg langs meertjes en daar kon ik weer enthousiast aan de libellenstudie beginnen. Het leuke is dat in dit soort biotopen toch heel andere libellen voorkomen dan in West Nederland. Naast de mij al bekende viervlek zag ik hier voor het eerst prachtige bruine korenbouten, mannetje, vrouwtjes en paringwielen. Wonderlijke beesten toch.
Af en toe werden de door tractoren verwoeste bospaden zo slecht dat fietsen uitgesloten was.
Libellen in Polen
Natuurlijk hoef je niet naar Polen voor libellen, maar als je er toch bent, zijn er best leuke mogelijkheden om die rare beesten te bestuderen. Het uitgebreide merengebied waar ik door fietste, was een mooi libellengebied, ook juist voor soorten die je in Zuid Holland minder zal aantreffen, soorten die van relatief zuur water houden in meren, vennen en beken. Ik zag vooral grote hoeveelheden bruine korenbouten, waarvan de mannetjes overigens helemaal niet bruin zijn. Daarnaast de gewone soorten als oeverlibel, variabele waterjuffer en viervlek. Niets bijzonders, wel leuk om te fotograferen, wat me met een onhandig klein cameraatje nog best lukte.
Die avond sliep ik in een vervallen hotel in Szczecinek, waarvan de bovenste etage toch best in orde bleek. ‘s Ochtends kreeg ik zelfs een redelijk ontbijt, wel met oploskoffie. Het was inmiddels 6 juni geworden en vanaf dat moment reed ik voornamelijk naar het Westen en Zuidwesten. Op weg naar Sulinowo zag ik weer de prachtigste kraanvogels. Wat zijn ze mooi en wat zijn ze groot! Ik was nu op weg naar mijn belangrijkste bestemming: Stare Drawsko, midden in het Drawski nationale park, een prachtig beschermd landschap vol met meren en bossen, een landschap gevormd in en na de ijstijden. In Sulinowo zag ik voor het eerst een officieel bordje van de route 20 en even later zoefde ik over een oude spoorweg, een grote uitzondering op deze route die toch vooral uit half verharde on onverharde wegen bleek te bestaan. Op weg naar het hotel zag ik weer zoveel libellen dat ik af en toe afstapte om er een paar te fotograferen met mijn kleine onhandige cameraatje. Het waren weer vooral bruine korenbouten.
In Stare Drawsko had ik een rustdag gepland, dus twee overnachtingen in een middelmatig hotel dat zichzelf drie sterren had toebedeeld. Stare Drawsko ligt prachtig tussen twee grote meren en omgeven door bossen en heuvels. Je zou hier zo twee weken kunnen doorbrengen zonder je te vervelen. Ik at bij mijn eigen hotel. Tot mijn grote verbazing liet ik mij overtuigen dat ik de heerlijk Flaki-soep moet nemen. Flaki zijn ingewanden: ingewandensoep. Toch smaakte hij best goed.
Het Drawsko nationale landschapspark
Ten Zuiden van Połczyn Zdrój en ten Noordwesten van Czaplinek ligt het Drawski Park Krajobrazowy, een landschapspark van meer dan 38,000 hectare, gesticht in 1979, waarin zich zeven natuurreservaten bevinden. Het bestaat vooral uit heuvels van niet veel hoger dan 200 meter, dichte bossen, grote meren met glashelder water en mooie riviertjes. Het is het resultaat van de werking van ijs en water tijdens en na de ijstijden: het ijs zorgde voor uitgebreide zandafzettingen en diepe meren en het water sleep mooie dalen uit. Veel bijzondere planten en dieren zijn er te vinden. Niet voor niets staat het grootste deel van het park onder bescherming van Natura 2000. Naast de gewonere vogelsoorten als futen, aalscholvers, zwanen en gewone ooievaars zijn hier ook zeearenden en zwarte ooievaars te zien. Ik heb ze helaas niet gezien.
Het is zeker een gebied om nog eens goed te verkennen vanuit goed per trein bereikbare plaatsen als Czaplinek.
bronnen
https://www.zpkwz.pl/index.php/parki-krajobrazowe/drawski-park-krajobrazowy
http://www.pojezierzedrawskie.info/drawski-park-krajobrazowy/ https://witkinawalizkach.pl/drawski-park-krajobrazowy/
Wat kan je op een rustdag dan anders doen dan fietsen? Ik had gelezen dat het Jezioro Prosinko ornithologisch heel bijzonder was, maar hier zag ik weinig. Meer zag ik bij het Jezioro Komorze. Natuurlijk zag ik weer veel libellen en ook nog voor mij een nieuwe soort (de vuurjuffer), maar dat was niet zo bijzonder als de ongelooflijk gele wielewaal die daar in het topje van een boom zat te zingen. Een onvergetelijk moment.
Daarna fietste ik het Jezioro Żerdno om en keerde terug naar mijn hotel. Die avond at ik in het even verderop gelegen restaurant Podzamcze visjes uit een van de meren in de buurt: Sielawa, in het Nederlands kleine Marene.
De laatste loodjes in Polen
8 – 10 juni
Op 8 juni begon ik serieus aan het laatste gedeelte van de tocht. Het eerste gedeelte ging door prachtige bossen met af en toe uitzicht op mooie meren en soms helder stromend water waar de prachtige bosbeeklibellen in de schaduw vlogen.
De wegen werden slecht tot ronduit onberijdbaar. Vlak voor Drawsko Pomorskie gaf een officieel routebord van de route 20 weer hoop op verbetering, maar niet veel later was fietsen volledig uitgesloten op de wegen met hopen los zand bij Brzeźniak. Na nog twee uur doorploeteren over keienwegen en door zandhopen kwam ik aan bij de prachtige Agroturystyka van Węgorzyno. De sympathieke eigenaar begroette mij en ik kreeg zelfs nog een gebraden kippenpoot van de barbecue. Overal spelende kinderen en honden. Een gezellige plek.
De volgende dag had ik geen zin om weer de hele dag in de Poolse zandbak te spelen dus ik besloot de geasfalteerde weg, de 151, te nemen, vooral om dat ik een lange etappe gepland had. De route was best mooi. Onderweg zag ik nog kraanvogels en mooie weidebeekjuffers naast de bekende kleine vogeltjes zoals geelgorzen, vinken en (waarschijnlijk) grijze gorzen. De route ging door Choszczno. Als er een verkiezing zou zijn voor het lelijkste dorp van Europa, dan maakt deze plaats best een kansje. Bij het station wees de thermometer 28 graden aan.
Niet lang na Choszczno ging het fietspad weer gerieflijk over een oude spoorbaan. Het pad passeerde vroegere stations, ging over spoorviaducten en door korte tunnels. Tenslotte bereikte het fietspad Barlinek – Berlinchen in het Duits. Na meer dan 82 km rijden kwam ik nog redelijk vroeg bij mijn hotel aan. Ik had nu een goede nachtrust verdiend, maar die kreeg ik helaas niet. Er was een trouwfeest met luide muziek, schreeuwende mensen en meer. Om vier uur was het feest voorbij en even later viel ik in slaap. Ik ben erg boos geworden (in het Pools!) op het hotelmanagement de volgende ochtend. Gelukkig had ik de volgende dag geen lange etappe op het programma.
Ik kon de volgende dag grotendeels over de fietsenracebaan over het oude spoortracé rijden. Ik genoot van het gemakkelijke fietsen, de vogels (zoals kraanvogels) en de vogeltjes (zoals geelgorzen) die ik tegenkwam en af en toe fotografeerde ik nog maar eens een libelle. Bij het fietspad stond een waarschuwingsbord dat op het gevaar van Barszcz Sosnowskiego wees, een soort reuzenbereklauw, maar misschien nog gevaarlijker. Als je foto’s op internet van afgrijselijke verbrandingen door die plant hebt gezien, begrijp je waar ze het over hebben. Na een stuk racebaan ben ik even eraf gegaan om naar een klein meertje te gaan kijken.
Het was een ervaring die me aan Frankrijk deed denken als je even de Autoroute verlaat om een uurtje het echte Frankrijk in te duiken. Het was een mooi meertje en in de directe omgeving stonden half ingestorte gebouwen. Op één gebouw kon je het woord ‘HOTEL’ nog lezen. Zou het nog van voor de Tweede Wereldoorlog geweest zijn, toen ze hier allemaal Duits praatten? Misschien is dat uit te vinden, maar ik hoef het niet te weten.
Ik kom ruim op tijd aan bij de luxe Agroturystyka van Listomie bij Myślibórz, dat die naam eigenlijk niet verdient. Prachtige kamer in een prachtig huisje aan een prachtig meer, waar de grote karekieten hun keel schor schreeuwen. Maar toch niet echt gezellig. Veel iets te rijke mensen met een eigen waterscooter op de aanhangwagen achter de auto.
Over oude spoorlijnen
Een klein deel van deze fietstocht fietste ik over fietspaden aangelegd op de de tracés van gesloten oude spoorlijnen.
Een zo'n tot fietspad omgebouwde spoorlijn, gebouwd aan het eind van de negentiende eeuw, loopt van Choszczno (Arnswalde) naar Barlinek (Berlinchen). Bij één van de voormalige stationnetjes (Lubiana) staan nog oude locomotieven en een mooie seinpaal.
Een andere lijn was het vanaf 1880 ontwikkelde lijntje van Pyrzyce (Pyritz) naar Godków via Trzcińsko Zdrój en verder naar de brug over de Oder bij Siekierki. Trzcińsko Zdrój heette in het Duits Bad Schönfließ, vanaf 1898 een kuuroord dat tot ontwikkeling kwam nadat in 1895 belangrijke modderafzettingen werden gevonden. Veel verkeer over het lijntje naar het kuuroord kwam uit Duitsland toen de Duitse spoorwegen een directe verbinding met Berlijn hadden gerealiseerd. In 1945 werd het treinverkeer op de lijn stil gezet toen het Rode Leger oprukte naar de Oder. Het station van Trzcińsko Zdrój kreeg een militaire functie onder het nieuwe Sovjet-bestuur. Na de tweede wereldoorlog namen de Poolse spoorwegen de lijn over. In 1992 werd de lijn voor goed gesloten.
Naar Duitsland en Nederland
11 – 12 juni
Ik realiseerde me te laat dat ik in Listomie geen ontbijt zou krijgen. Daarom eerst naar een klein winkeltje in de buurt gefietst, dat helaas op zondag niet open was. In een iets grotere plaats verderop was de winkel gelukkig wel open. Ik kocht broodjes, beleg en vruchtensap voor een ontbijt op een bankje bij de kerk. Niet lang daarna kwam ik weer op de mooie fietsroute over de oude spoorbaan langs onder meer het oude station van Trzcińsko Zdrój, ooit in het Duits Bad Schönfließ geheten [zie hierboven].
Het laatste stuk voor de Oder ging door het prachtige Cedyński nationale landschapspark., waar ik onder meer prachtige rode wouwen zag vliegen. Over de mooi gerestaureerde spoorbrug – nu een fietsbrug – een mooie uiterwaard en daarna de Oder zelf overgestoken en dan in een rechte lijn in Zuidwestelijke richting naar het plaatsje Wriezen, het einddoel van de fietstocht.
Ik had een kamer bij Pension zur Feldklause, een vrij groot eenvoudig hotel gerund door een wat oudere dame. Het ademde nog iets van de sfeer van Oost Duitsland. Naast het pension goed Italiaans gegeten, de beste maaltijd in meer dan tien dagen. Eten in Duitsland is wel veel duurder maar ook veel beter dan in Polen. Een korte blik op de website van de Duitse spoorwegen leerde dat er geen treinen zouden rijden op de geplande route Eberswalde-Berlijn. Ik moest dus helemaal over Frankfurt aan de Oder omrijden. Voor de zekerheid besloot ik met de trein van acht uur te gaan zodat ik niet zoals afgesproken om 8 uur kon ontbijten. Toch kreeg ik van de vriendelijke pensionmevrouw een soort ontbijt van muesli, vruchtjes, melk en twee koppen koffie. De reis naar Berlijn liep probleemloos. Ik was er alleen drie uur te vroeg. Omdat de trein naar Amsterdam met een uur vertraging vertrok, heb ik totaal vier uur gewacht op Berlin Gesundbrunnen. Om kwart voor elf was ik in Leiden en een kwartier later thuis, waar ik door Petra werd begroet. Fijn weer thuis te zijn na 740 km fietsen.
Net als twee jaar geleden gingen we in de herfstvakantie een paar dagen naar Epe. Ook konden we volop genieten van de mooie paddenstoelen in de bossen en op de heide. Ook overnachtten we weer in een piepklein huisje op het bungalowpark en camping van RCN, van het type ‘konijn’. Beschikten wij twee jaar geleden nog over een vierpersoonskonijn, nu moesten we het met de allerkleinste versie voor twee personen doen: het kleinste huisje op het terrein. Het weer was warm, verontrustend warm voor de tijd van het jaar. Terwijl de wereld twee jaar geleden bijna helemaal stil lag door Corona-maatregelen, waren nu de terrassen en cafés gewoon weer open, maar eigenlijk hebben we er niet eens zo veel gebruik van gemaakt. Toch fijn te weten dat het er weer is.
Wandelen tussen de paddenstoelen
Het is nauwelijks te vermijden, maar de wandelingen (en de foto’s) deze keer leken als twee druppels water op die van de vorige keer: door de Dellen naar de Render Klippen en over de Tongerense hei. Bij de Schaapskooi op de Render Klippen stond een ijskar. De ijscoman verkocht niet alleen prima ijs, maar kon het niet laten ook allerlei stereotype ongevraagde adviezen in de psychologische sfeer te geven. Zo wisten wij weer waar het om gaat in het leven.
Hoewel het herfstvakantie was, liepen er nergens veel mensen. En ook het aantal geëlektrificeerde fietsers op de racebaan door het bos viel mee. Veel vogels zagen we niet. Dat had zeker met het weer te maken. Bij kouder weer was er zeker meer vogeltrek geweest. Met veel plezier maakte ik weer de ene paddenstoelenfoto na de andere.
Ik weet er nog niet zo veel van, maar naarmate ik meer van die organismes te weten kom, des te meer opent zich een totaal wonderlijke ondergrondse en bovengrondse wereld van schimmels die met bomen samenwerken (zoals de vliegenzwam met berken en andere b0men), andere (zoals de sombere honingzwam) die eerst als relatief onschuldige parasiet op die bomen leven, maar dan genadeloos tot de aanval over kunnen gaan om de boom om zeep te helpen en vervolgens totaal af te breken. En dan zijn er nog paddenstoelen die zich uitsluitend bezig houden met het opruimen van dood organisch materiaal (zoals het koraalzwammetje op de foto).
Meer dennen dan hei
Onze wandelingen in Epe gingen vooral door het bos met af en toe een stukje heide daartussen, zie bovenstaande figuur. Nu liggen de hei van de Render Klippen en de Tongerense hei als geïsoleerde elementen in het grote Epense bos. Hieronder een paar foto’s.
Dat is wel eens anders geweest. Hieronder is de historische ontwikkeling in 9 kaarten weergegeven. Aan het eind van de 19e eeuw zien we uitgestrekte heidevelden en hier en daar een stuk bos. In het begin van de twintigste eeuw neemt het bosoppervlak in een strook ten Noorden van Epe iets toe, maar de heidevelden daarachter blijven immens. Dat is ten zien op de kaarten van 1920 en 1935, maar dan wordt het grootste deel van de heide beplant met uitgestrekte bossen van vooral op nette rijtjes geplante sparren, dennen en lariksen. Wat in 1940 nog van de heide over was gebleven, is er vandaag ook grotendeels nog: de hei bij de Render Klippen ten Noorden van Epe (wandeling A) en de Tongerense hei ten Zuid Westen (wandeling B).
Heide is een oud cultuurlandschap (zie ook deze blog). Eeuwen lang maakten de Nederlandse heidevelden deel uit van een landbouwsysteem waarbij afgeplagde heide vermengd met stalmest de basis vormden van het bemestingssysteem. Een deel van de mest was afkomstig van schapen die op de heide werden gehouden. Dit systeem van landbouw kwam spoedig tot een einde toen aan het begin van de twintigste eeuw grootschalige kunstmestproductie mogelijk werd nadat in 1910 Fritz Haber een methode gevonden had om stikstof uit de lucht in ammoniak om te zetten. Heide was vanaf die tijd geen noodzakelijk onderdeel meer van het landbouwsysteem op de zandgronden. Het is niet toevallig dat wij de heide snel zien verdwijnen op de kaartjes tussen 1920 en 1940.
Hei en Dennen
Het boekje Hei en Dennen door de aartsvaders van de Nederlandse natuurbescherming E. Heimans en Jac. P. Thijsse werd voor het eerst in 1897 uitgegeven. Het begint met een mooi verhaal dat op de hei tussen Heino en Raalte in Overijssel speelt. Daar woont in een afgelegen huisje 'Kruiden-Marie', een oude vrouw die uitzonderlijk veel van kruiden weet. Heimans (geboren in 1861) vertelt over zijn ontmoetingen die hij als jonge man met deze vrouw gehad had. Het verhaal speelt dus ergens rond 1880.
Toen het boek in 1948 opnieuw werd uitgegeven, waren de eenzame heidevelden waarop het leven van Kruiden-Marie zich afspeelde, al grotendeels verdwenen. Heimans schrijft in het voorwoord - Thijsse was inmiddels overleden - over de grote veranderingen in de vijftig jaren na de eerste druk.
"Geen ander van de Nederlandse landschappen heeft in .... (de afgelopen) 50 jaren zo schrikbarend geleden door ontginning als de heide. ... ... Moge de vernieuwde uitgave van dit boekje bijdragen tot het inzicht, dat de laatste nog goede resten van onze Nederlandse heiden als een uiterst kostbaar en precair nationaal bezit dienen te worden beschouwd en daarom tegen iedere verdere aantasting moeten worden gevrijwaard door ons aller toewijding en opofferingsgezindheid."
Plaatje hierboven uit de uitgave van 1948: E. Heijmans en Jac. P. Thijsse, Hei en Dennen, Uitgeverij Ploegsma, Amsterdam 1948. Oorspronkelijke uitgave in 1897, beschikbaar op internet: https://www.dbnl.org/tekst/heim004heie01_01/heim004heie01_01_0003.php
Het Oener Koefeest
Maar er is meer dan bos en heide in de buurt van Epe. Deze keer bezochten wij het Koefeest van Oene, een plaatsje net ten Oosten van Epe. Het ademt een beetje de sfeer van drie oktober in Leiden met alle frietttenten, en marktkramen voor vis en allerlei rotzooi. Maar het publiek is anders. Het is vooral de plaatselijke boerenbevolking, die grotendeels mooie Gelderse en Overijsselse dialecten spreekt. Op de markt was een grote oldtimer-show, niet voor auto’s maar voor historische tractoren. Veel kramen op de markt verkochten T-shirts met tractormotieven en miniatuurmodellen van tractoren. Het leven van de boer is een tractorleven.
Rond de stokoude tractoren, waarvan de motor nog liep, stonden zoveel boeren dat het me nauwelijks lukte er foto’s van te maken. Traditioneel omvatte dit feest ook een koeienmarkt, maar sinds de mond- en klauwzeeruitbraak van 2001 werd de handel in koeien verboden. Er schijnt nu wel een paardenmarkt te zijn. Oene heeft een Oranjevereniging met de afkorting O.E.N.E.: Oranje En Nederland Eén. Zo’n dorp is het dus.
Als je van Oene nog verder naar het Oosten rijdt, dan kom je bij de IJssel. Na ons vertrek uit Epe reden we naar het Olsterveer, het pontje naar Olst. We genoten daar van onder meer kolganzen, smienten en slobeenden. Einde herfstvakantie, maar echt herfst was het nog steeds niet.
Elk jaar ga ik in het late voorjaar een week of iets meer ergens fietsen. De laatste jaren in Engeland, Schotland, Ierland, Duitsland, Frankrijk en regelmatig in Polen. Polen is grotendeels vlak en er zijn uitstekende fietsroutes. Weer een keer naar Polen, ook om te oefenen met Pools, een van de moeilijkste talen ter wereld, een rare hobby van me.
Op 23 mei vertrok ik naar het verre beginpunt van mijn laatste fietstocht: Wisła een klein plaatsje vlakbij het drielandenpunten Tsjechië, Slowakije, Polen iets voorbij het begin van de rivier met dezelfde naam, de langste rivier van Polen waar de belangrijke steden Kraków, Warszawa, Toruń en Gdańsk aan liggen. Het was wel twee dagen reizen met een overnachting in Zielona Góra, niet ver van Duitsland. De reis liep niet zonder problemen, zie hier voor meer informatie.
In Wisła ben je nog in de bergen, het is een wintersportplaatsje in de Beskiden, een deel van de Karpaten. Hiervandaan fiets ik rustig stroomafwaarts en laat de bergen achter mij. Langs de rustige groene (en natte) fietspaden is het een lenteconcert, niet alleen van merels, zanglijsters en zwartkoppen, maar ook prachtige luid zingende nachtegalen. Al snel buigt de route meer naar het Oosten en na een overnachting in een deprimerend kuuroord, waar veel leeftijdsgenoten minder gezond lijken dan ik, rijd ik vlak langs de gebouwtjes van Auschwitz waar miljoenen Joden zijn vermoord. Ik rijd maar snel door.
Ik geniet van de ruimte. Over gerieflijke fietspaden gaat het honderden kilometers vlak langs de Wisła. Overal zingen de vogels, in de lucht de ononderbroken zang van de leeuweriken, aan het water niet alleen rietzangers maar ook regelmatig een grote karekiet. Hier zijn ze gewoon zonder dat er een leger vogelaars en vogelfotografen de rust verstoort.
Na een paar dagen fietsen kom ik door Kraków, een prachtige stad, helaas nogal gedomineerd door stedentrips met goedkope vluchten. Ik fiets maar snel door naar het Oosten. De rivier wordt langzaam breder. Tussen de dijken ligt veel land dat af en toe overstroomt. In de rivier liggen hier en daar zandbanken. Overal de bekende rietvogels, maar ook hier weer heel veel grauwe klauwieren en af en toe een gele kwikstaart. Prachtig zijn de zwarte ooievaars die op een strandje langs de rivier staan.
Een klein stukje fiets ik nog langs een grote zijrivier van de Wisła, de Dunajec. Mooie gierpontjes zorgen voor verbinding met de overkant. Erg veel fietsers zie ik niet op deze mooie fietsroute. Op zondag waren er wel drie per uur. Door de week zie je alleen een plaatselijke boer op een roestige fiets met een zak aardappelen achterop.
Het is een vrij contactarme vakantie. In de hotels en agroturystyka’s waar ik vaak de enige gast ben en hele appartementen tot mijn beschikking heb, zijn er weinig gespreksmogelijkheden. Toch praat ik regelmatig met de gastheer of gastvrouw en soms ook in winkels. Mijn Pools is nu zo goed dat ik ook versta wat ze terugzeggen. In mijn hotelkamer kijk ik vooral naar TVP2, het net met continue soaps in het Pools. Met ondersteuning van Poolse ondertiteling begrijp ik veel.
Ook op deze tocht kan ik genieten van de uitbundige Roomse cultuur met zijn honderden beelden aan de kant van de weg, protserige kerken en kerkhoven die op een stilstaand bloemencorso lijken.
In Szczucin eindigt de mooi aangegeven fietsroute. Ik heb geen zin om daarna op eigen gelegenheid de rivier te blijven volgen. Daarom rijd ik niet verder dan Sandomierz, waar ik de Green Velo route, de langste fietsroute van Polen, waarvan ik de meeste stukken al gefietst heb de vorige jaren, in Westelijke richting nam. Sandomierz is een prachtige stad, ook wel eens leuk na al die boerendorpen met alleen kerken en tractoren.
Hier kom ik in een heel ander landschap dan de groene weiden langs de Wisła. Je bent hier in de provincie Święty Krzyż, letterlijk ‘Heilig Kruis’, dat voornamelijk uit vrij lage oude bergen bestaat: het hoogste punt is 612 meter. Hier moet ik wel meer klimmen en dalen, maar het is goed te doen. De tocht gaat door glooiende velden en door dichte bossen, een mooie afwisseling na al die rivierlandschappen.
Bijna aan het eind van mijn tocht kom ik nog door Kielce, de hoofdstad van de provincie. Het is best een aardige stad inclusief Rynek (marktplein), mooie kerken en standbeelden. Na Kielce begint het landschap Belgische trekjes te krijgen, rommelig met te grote huizen volgebouwde straten, lelijk en gezellig. Vanaf mijn laatste overnachtingsplaats niet ver daar vandaan, fiets ik ‘s morgens vroeg naar het station van de plaats Końskie, het eindpunt van de 2000 km lange Green Veloroute en het beginpunt van mijn terugreis.
Een noot over de Oekraïne
Tijdens mijn fietstocht woedde de schandelijke oorlog van Rusland tegen de Oekraïne in alle hevigheid. Er waren mensen die vroegen of het niet te gevaarlijk was naar Polen te gaan in deze tijd. Ik dacht van niet. De kans dat de vijandelijkheden zich tot Polen zouden uitbreiden leek miniem en als dat zou gebeuren, zou heel Europa en niet alleen Polen onveilig zijn. In Polen merkte ik iets meer van het conflict dan in Nederland: in hotels en agroturystyka's zag je vrij veel mensen uit de Oekraïne, vaak met luxe auto's en mooie spullen zoals de modernste kinderwagentjes, maar ze zullen wel niet op vakantie geweest zijn. Aangrijpend waren de Oekraïense kinderen die in het hotel Zabawa uit volle borst met een youtube-filmpje Oekraïense volksliederen meezongen, plechtig met een hand op het hart, vals maar met volle overtuiging. Ook zaten de treinen richting het Westen vol met Oekraïners, sommige dronken in de restauratiewagen. Geen vrolijk gezelschap.