Groothoekfotografie
Groothoekfotografie is het tegendeel van tele-fotografie. Tele gebruik je om ver van je onderwerp te kunnen staan. Groothoekfotografie is dichtbij-fotografie. Als je niet extreem dichtbij het dichtstbij staande voorwerp gaat staan, dan wordt een groothoek-foto niets. Dat eerste voorwerp kan het onderwerp van de foto zijn of een eerste punt dat naar het eigenlijke onderwerp meer in de verte leidt. Dat onderwerp moet in het laatste geval wel erg groot zijn, bijvoorbeeld een berg, een meer of een gletsjer.
Anders staan er al gauw onherkenbare mensen ergens in de verte en heel veel voorwerpen, mensen of dieren, die geen betekenis hebben in de compositie. Met groothoekfotografie haal je, door de nadruk op een of meer voorwerpen heel dichtbij, als het ware de kijker het beeld binnen. De compositie is in de regel veel moeilijker dan bij een ‘gewone’ foto en de mogelijkheden om storende fouten te maken zijn legio: onduidelijk hellende gebouwen, niet ter zake doende voorwerpen, je eigen schaduw of voeten, etc. etc. Je kan ook maar beter niet met polarisatiefilters werken met zo’n grote beeldhoek, omdat het effect van het filter dan niet overal in de foto gelijk blijft. Maar soms lukt het om een mooie foto te maken.
Veel landschapsfotografen gebruiken groothoek-fotografie om daarmee de uitgestrektheid van landschappen en de luchten daarboven te kunnen vastleggen. Eerlijk gezegd vind ik veel van wat zulke mensen maken, meer dan verschrikkelijk: gefotoshopte sterrenluchten, dramatische regenbogen en dreigende onweersluchten, dramatisch belichte eenzame figuren in onmetelijke landschappen. Er zijn mensen die dit mooi vinden, maar ik zie vooral goed in de markt liggende stereotypen zonder grote artistieke waarde. Zie hiervoor mijn presentatie die ik voor een fotocursus maakte.
Hieronder twee foto’s met 12-24 mm Tokina op DX-camera op 12 mm en vier foto’s met de 16-35 mm Nikon op 16 of 18 mm meteen full-frame camera (beide 90 graden beeldhoek aan de lange kant)
Scherpstelling in groothoekfotografie
Op de meeste groothoekfoto’s staat een voorwerp heel dichtbij de camera, bijvoorbeeld een steen of een bloem. Vaak verwijst dat voorwerp naar iets dat verderop in het landschap te zien is. Je hebt dus een heel grote scherptediepte nodig. Gelukkig heeft een groothoeklens van zichzelf al een enorme scherptediepte, maar als het voorwerp op 30 cm van de lens staat, moet je wel uitkijken dat niet óf het voorwerp óf de achtergrond onscherp wordt. Hier is het handig om handmatig scherp te stellen en van de hyperfocale afstand uit te gaan. Dit is (bij een gegeven brandpuntsafstand en een gegeven diafragma) de kleinste afstand waarbij alles tot oneindig scherp wordt, bijvoorbeeld 60 cm bij een 16 mm lens op f/16 (full frame sensor). Het leuke is dat er ook een stuk vóór die 60 cm scherp is: precies de helft van die afstand. De foto is dus scherp van 30 cm tot oneindig bij deze instellingen. Er zijn handige apps te verkrijgen om specifiek per camera en brandpuntsafstand de hyperfocale afstand te berekenen voor een gekozen diafragma. Zelf heb ik een tabel gemaakt waar ik eenvoudig kan aflezen welke diafragmawaarde ik moet kiezen voor een bepaalde hyperfocale afstand. Voor een afstand van 60 cm met een 16mm lens op mijn full-frame Nikon moet ik een diafragma 15 kiezen volgens de tabel. Dan is de foto vanaf 30 cm scherp.
De wiskunde achter dit tabelletje is heel envoudig, zie deze pagina.
____