Licht en kleur: een paar achtergronden
Ik houd van fotograferen en ik houd van foto’s bewerken. Bij dat laatste gebruik ik Lightroom. En ik koop er af een toe wat boeken naast. De meeste boeken zijn gewoon kookboeken. Als je de recepten volgt, krijg je goede resultaten, maar je weet eigenlijk nauwelijks waarom. Je mist inzicht in de theorie van licht en kleur. Dat wreekt zich als je moeilijke problemen wilt oplossen, zoals het restaureren van verkleurde foto’s. Mijn kennis over kleuren en licht heb ik uit verschillende bronnen gehaald. Hier vat ik die even samen. Misschien handig voor anderen.
PS 2024: als ik de uitstekende boeken van Michael Freeman wat eerder had gehad, dan was me veel werk bespaard gebleven. Hij geeft wel de goede achtergrondinformatie op basis waarvan je zelf beslissingen kunt nemen en niet alleen van die recepten om slaafs uit te voeren.
De kleuren van de regenboog: spectrale kleuren
Iedereen kent de kleuren van de regenboog, de kleuren die ontstaan als je wit licht door een prisma (of door regendruppeltjes) in componenten splitst. Op het bijgaande voorbeeld zien we links violet en rechts rood en daartussen alle kleuren van de regenboog: blauw, groen, geel, oranje, rood. Deze corresponderen met toenemende golflengtes: blauw 450 nm, groen 520 nm, geel 570 nm, oranje 610 nm en rood 700 nm. Onder de 400 nm (ultraviolet) en boven de 750 nm (infrarood) kunnen mensen niet zien. Sommige dieren wel.
In de regenboog zijn alle kleuren verzadigd. De ‘kleur’ grijs en mengsels van verzadigde kleuren en grijs (de onverzadigde kleuren) komen in de regenboog niet voor. Het zijn extra-spectrale kleuren.
Het menselijke oog
Het menselijk oog heeft drie soorten kleurgevoelige cellen: één vooral gevoelig voor blauw, één met de hoogste gevoeligheid voor groen, en één vooral voor rood. Overigens reageren in veel kleurgebieden twee of drie soorten cellen gelijktijdig. Ook bij puur rood licht geeft de groene receptorcel nog een signaal af.
Bij puur blauw licht reageren de groene en rode cellen ook nog zwak. Op deze manier kunnen wij licht van één golflengte goed zien, de hele schakering van violet naar rood. Maar we kunnen ook mengkleuren zien.
Uit drie primaire kleuren samengestelde kleuren
De RGB-kleurenruimte: de rg-driehoek
Computerschermen en andere elektronische systemen voor het weergeven van kleuren kunnen in de regel drie primaire kleuren (in de regel rood, groen en blauw) weergeven en mengsels daarvan in allerlei verhoudingen. Een mengkleur wordt in dat systeem weergegeven door RGB(R, G, B), waarbij R, G en B waarden hebben tussen 0 en 255. Wit licht wordt als een mengsel van drie primaire kleuren gezien: RGB(255,255,255). Groen is bijvoorbeeld RGB(0,255,0).
Als we niet geïnteresseerd zijn in de lichtheid van de kleur dan kunnen we dit systeem vereenvoudigen tot rgb(r;g;b), waarbij r, g en b alleen de verhoudingen aangeven. r+g+b is altijd 1 (of 100%) oplevert. De kleur RGB (170; 22; 90) wordt in dat systeem rgb (0,6;0,08;0,32). Omdat de b-waarde rechtstreeks uit de r- en g-waarden volgt (0,32=1-0,6-0,08), kunnen we volstaan met een rg-systeem. RGB(170;22;90) wordt dan aangegeven als rg(0,6;0,08). Alle mengsels van rood, groen en blauw kunnen we dan in een eenvoudige rechthoekige driehoek weergeven, met als x-as r en y-as g. We krijgen dan bijgaande figuur. Op het kruispunt van de assen (r=0;g=0) staat blauw (b=1). Op r=1 staat rood en op g=1 staat groen. In de driehoek staan alle kleuren die ik door een combinatie van de drie basiskleuren kan maken. De waarden van r en g kunnen nergens groter dan 1 of kleiner dan 0 zijn. De ‘kleur’ wit is in rgb(1/3;1/3;1/3). In deze figuur dus op het punt rg(0,33;0,33).
Simulatie van spectrale kleuren
Als ik bijvoorbeeld de kleuren rood en groen meng, dan zie ik een gele kleur. In werkelijkheid ontstaat er echter geen kleur met een andere golflengte. De kleur ontstaat in mijn ogen en mijn hersenen, niet in de fysische werkelijkheid. Mijn ogen zien een gele kleur, maar uitsluitend als resultaat van de prikkeling van mijn ogen door twee afzonderlijke golflengtes. Wil je het oog op basis van een mengsel van een mengsel van R, G en B de indruk geven een cyaan (tussen blauw en groen) van 490 nm te zien, welke verhouding heb ik dan nodig? Rond 1931 werden er experimenten uitgevoerd waarbij een proefpersoon links een vlak te zien kreeg met een monochromatische kleur (van bijvoorbeeld 490 nm) en rechts een kleur die hij zelf kon instellen door aan knoppen voor R, G en B te draaien. De proefpersoon kreeg de opdracht de knoppen zo in te stellen dat de twee vlakken dezelfde kleur kregen. Op basis van deze experimenten zijn RGB matching functions opgesteld: de door de proefpersoon ingestelde waarden voor R, B en G bij een gegeven golflengte .
Voor de kleur van 490 op het linkerscherm lukte het de proefpersoon niet helemaal om op het rechterscherm precies dezelfde kleuren te zien door aan de knoppen R, G en B te draaien. De kleur met 50% groen en 50% blauw was wel een goede benadering, maar de proefpersoon zag in die kleur toch te veel rood. Alleen nadat er bij het monochromatische licht (het linker scherm) wat rood was bijgemengd, zag de proefpersoon de linker en de rechter kleuren weer hetzelfde. Zo heeft men voor elke spectrale kleur in 1931 r-, g- en b-waarden vastgesteld waarbij de kleur van het mengsel precies zo wordt waargenomen als de spectrale kleur: RGB-matching function. Voor de kleur cyaan zijn g en b precies gelijk maar is r negatief (het rood dat je bij het monochromatische licht moet mengen: daarom negatief). De spectrale kleur van 490 nm valt dus buiten de RGB-kleurendriehoek en kan onmogelijk door een monitor met de standaard-RGB-waarden worden weergegeven.
Dat bijvoorbeeld de spectrale kleur cyaan niet goed kan worden weergegeven op een RGB-monitor volgt logisch uit de curves voor de gevoeligheid van de drie soorten receptorcellen in het oog. Hier heb ik het opgeschreven.
Spectrale kleuren binnen en buiten de RGB-kleurenruimte
Als je de voor de verschillende golflengtes vereiste RGB-mengsels in een rg-grafiek plaatst, dan krijg je onderstaande grafiek. De zwarte curve geeft de rg-waarden aan voor de verschillende golflengtes. Alle kleuren in de driehoek tussen de punten R, G en B kunnen door een RGB-scherm worden weergegeven: het kleurengamma of gamut van het RGB-ruimte. De spectrale kleuren tussen blauw en groen benadert het computerscherm door mengsels van blauw en groen. Het kan de negatieve r niet weergeven.
Alle kleuren binnen de curve zijn echt bestaande kleuren (mengsels van spectrale kleuren), maar die links van de y-as (de waarden met negatieve r) kan een scherm niet weergeven op basis van de gekozen primaire kleuren. Kleuren buiten de curve bestaan niet.
De CIE-kleurenruimte
XYZ in plaats van RGB
In bovenstaande figuur valt een groot deel van de spectrale kleuren buiten de door de RGB-driehoek beperkte kleurenruimte. Om die kleuren wel in een driehoek op te kunnen nemen, hebben we een veel grotere driehoek nodig. CIE heeft dat op basis van een truc met alternatieve basiskleuren X, Y en Z gedaan. Het CIE- systeem transformeert het systeem naar coördinaten X en Y, die nergens negatief of groter dan 1 zijn. Het werkt met nieuwe imaginaire primaire ‘kleuren’ X, Y en Z, die allemaal buiten de echte kleurenruimte liggen. Hieronder een plaatje van dit systeem met de daarin zowel de punten X, Y en Z en de oude punten R, G en B.
Er zijn verschillende kleurruimtes in omloop. Naast de oude RGB-ruimte van 1931 zijn dat vooral Adobe RGB en sRGB. Ze dekken allemaal een groot deel van de waarneembare kleuren af, maar niet allemaal, zie onderstaand figuur, waar de golflengtes op de curve zijn aangegeven. Adobe RGB kan iets meer kleuren weergeven (een grotere gamut) dan sRGB door de keuze van een iets kortere golflengte voor groen. Je kan aan deze figuur zien, dat geen enkele spectrale kleur exact kan worden weergegeven in deze ruimtes, alleen goed benaderd. Dat er geen verschil tussen de kleuren bovenin de figuur te zien is, ligt alleen aan de de codering van deze afbeelding waarvoor sRGB is gebruikt. Die kan dus geen enkele kleur buiten de witte driehoek correct weergeven.
De golflengtes tussen 380 en 700 nm bevinden zich links en rechts aan de buitenrand van de figuur. De basis van de figuur, allemaal mengsels van blauw en rood bevat geen golflengtes. Het zijn allemaal extra-spectrale kleuren. Binnen de figuur staan alle extra-spectrale kleuren die het oog kan zien, mengsels van de spectrale kleuren aan de rand van de figuur. Een en dezelfde kleur aan de binnenkant van het figuur kan door verschillende mengsels worden gerealiseerd. Door een punt x,y kunnen veel verschillende lijnen getrokken worden die de linker en de rechter rand van de figuur met elkaar verbinden. Op die lijn staan alle mengsels van spectrale kleuren ter linker- en rechterzijde. Veel verschillende mengsels leiden tot dezelfde x, y. Het oog ziet geen verschil.
Fotograferen in JPG of RAW?
De sensor van de camera werkt niet veel anders dan het menselijk oog. Ook in de sensor bevinden zich drie soorten gevoelige ‘cellen’. De responscurves voor deze R-, G- en B-sensorpixels zijn anders dan bij het menselijke oog, maar op basis van de responscurves is voor elke combinatie van de drie respons-waarden de exacte golflengte van het opvallende licht te bepalen. Neem bijvoorbeeld de golflengte van 600 nm: G en R geven allebei een vrij hoge respons en ook B reageert nog een beetje. Zo kan de sensor in principe alle kleuren uit de gehele kleurenruimte registreren: alle spectrale kleuren en alle mengsels daarvan.
Als je in RAW fotografeert, worden alle responswaarden voor elke pixel in de file opgeslagen. Er gaat daardoor geen kleurinformatie verloren. Op basis van RAW informatie kan voor elke pixel de X,Y-waarde in de CIE-kleurenruimte worden bepaald. Om er een foto van te maken die op een beeldscherm getoond kan worden of afgedrukt op een printer, dan moet voor elke pixel de kleur worden bepaald, afhankelijk van de gekozen kleurenruimte. Het meest gangbare formaat is JPG. Als ik op mijn Nikon camera voor JPG kies, dan kan ik kiezen tussen de ruimtes sRGB en Adobe RGB. Tijdens de omzetting naar JPG gaat er veel kleurinformatie onherroepelijk verloren. Als ik ervoor kies in RAW te fotograferen, dan kan ik die keuze van kleurenruimte uitstellen tot de bewerking in bijvoorbeeld Lightroom, waar ik kan kiezen tussen sRGB, Adobe RGB en ProPhoto RGB. Nog een reden om in RAW te fotograferen.
Kleurtemperatuur
We moeten hier onderscheid maken tussen de kleur van het licht en de kleur van het voorwerp dat door dit licht beschenen wordt. Een blauw voorwerp beschenen door wit licht is blauw. Het voorwerp reflecteert alleen het blauwe licht. Verlicht ik een wit voorwerp met blauw licht, dan zie ik hetzelfde. Verlicht ik het witte voorwerp met wit licht, dan wordt al het licht gereflecteerd en zie ik natuurlijk een wit voorwerp.
De ‘kleur’ wit is een mengsel van een hoge intensiteit van de drie primaire kleuren: RGB(255,255,255). Bij de ‘kleur’ zwart is er geen enkele kleur meer zichtbaar: RGB(0,0,0). Nu is het daglicht niet altijd echt ‘wit’. Soms bevat het meer rood en soms bevat het meer blauw. De mens neemt echter een wit vlak bij wisselend daglicht of kunstlicht nog steeds als wit waar en niet als rood of blauw. Pas als je een foto maakt valt het kleurverschil op. In de avondzon of bij warm kunstlicht genomen foto’s lijken dan veel roder dan de door de menselijke hersens geconstrueerde werkelijkheid. Meestal moet je dan corrigeren door het doseren van meer of minder blauw (minder of meer geel). De kleurtemperatuur geeft aan hoe rood of hoe blauw het witte licht is. De waarde (in graden Kelvin) is gebaseerd op het spectrum van een verhit zwart lichaam bij verschillende temperaturen. Bij lage temperatuur is het zwart. Bij iets hogere temperatuur gaat het rood gloeien en dan wordt het witheet en tenslotte blauw. Rood licht noemen wij ‘warm’ licht en heeft een lage kleurtemperatuur, terwijl ‘koud’ licht een juist hoge kleurtemperatuur heeft. De kleur van zo’n gloeiend voorwerp wordt nooit groen. Voor details, zie hier.
In Lightroom kan de kleurtemperatuur ingesteld worden met een schuif van blauw (lage temperatuur 2000 K) naar geel (hoge temperatuur (50000 K). De daar aangegeven kleuren geven de kleur aan die moet worden toegevoegd om de het wit weer wit te maken. Bij een lage temperatuur is de foto te rood/geel en moet er blauw worden toegevoegd. Bij een hoge temperatuur moet iets blauw worden weggenomen (geel toegevoegd).
De door de camera en/of LightRoom voorgestelde kleurtemperatuurcorrectie is meestal in de buurt van wat we willen. Maar en zijn situaties waarin dit niet werkt, vooral bij foto’s waar we zowel veel rood licht hebben en daarnaast veel blauwe kleuren van delen van de lucht en schaduwen. Automatische correctie maakt de foto vaak te blauw, maar verschuiving naar een hogere kleurtemperatuur corrigeert te veel naar de rode kant. Er zijn geen eenvoudige oplossingen. Hier meer details.
Lagere kleurtemperatuur bij zonsondergang
Zonder dampkring was er geen blauwe lucht. Op de maan zie je naast de zon geen enkel licht. Afgezien van de zon is de hemel daar pikzwart. Op aarde verspreiden met name de zuurstofmoleculen het licht. Er valt wit licht van de zon in zo’n molecuul, dat met name het blauwe licht in allerlei richtingen verspreidt. Daarom is de onbewolkte lucht blauw. Tijdens de zonsondergang wordt veel blauw licht geabsorbeerd en verspreid, terwijl het rode licht ons wel in een rechte lijn bereikt. Zonsondergangen zijn dus rood. Avondlicht bevat meer rood dan overdag en heeft dus een lagere kleurtemperatuur.
Kleurtint in Lightroom
Correcties van kleur op een foto die met natuurlijk licht genomen is kunnen voor een groot deel worden doorgevoerd door instelling van de kleurtemperatuur. Het verschil tussen een zonsondergang (lage kleurtemperatuur) en een straalblauwe tropische lucht (hoge kleurtemperatuur) houdt zich netjes aan de theorie van het gloeiende zwarte lichaam. Ook gloeilampen vallen binnen de theorie. Maar bepaalde soorten kunstlicht (neon, natriumlampen, bepaald LED-licht, etc.) hebben een samenstelling die niet meer uitsluitend met de blauw-geel-verdeling te definiëren is. Daar zijn veranderingen in de groen-magenta-verhouding nodig. Dat gaat met de kleurtint-schuifknop.
Als de kleurproblemen echter niets met het licht te maken hebben waarmee de foto is gemaakt, maar met de (veroudering, verkleuring van) de film, dan zijn individuele correcties in de verschillende kleurcurves noodzakelijk.
Kleuren in een cirkel
De RGB-cirkel
We kunnen de bovenstaande driehoek vereenvoudigen door een simpele gelijkzijdige driehoek te kiezen met drie hoekpunten, de primaire kleuren R, G en B. Langs twee zijden van de driehoek bevinden zich (benaderingen van) de spectrale kleuren van380 tot 700 nm. De basis van de driehoek bevat de extra-spectrale kleuren tussen blauw en rood, gewoon een iets andere weergave dan bovenstaande rg-driehoek. Gebruikelijker is het om alle kleuren in een cirkel te plaatsen. Rond de cirkel zij in afstanden van 120 graden de primaire kleuren geplaatst: R (0 graden), G(120 graden), B(240 graden). Aan de buitenkant van de cirkel bevinden zich steeds kleuren als mengsel van maximaal twee basiskleuren. De kleuren tot iets hoger dan 240 graden zijn een goede benadering van spectrale kleuren. De positie op de kleurencirkel kan ook met de parameter H (hue, kleurtoon of tint) worden weergegeven: 360 graden staat gelijk aan H=255. Tussen de primaire kleuren R, G en B (resp. 0, 120 en 240 graden) bevinden zich geel (255,255,0), cyaan (0,255,255) en magenta (255,0,255). De laatste kleur is extra-spectraal.
Het HSL-systeem
Bij alle kleuren aan de rand van de kleurencirkel is één waarde (R, G of B) gelijk aan 255, een andere waarde tussen 0 en 255 en een derde waarde gelijk aan 0. Het zijn dus mengsels van maximaal twee kleuren. Zij hebben allemaal een lichtheid van 128 (of 50%), het midden tussen maximaal licht en maximaal donker. Het HSL-systeem voegt aan de kleurencirkel twee dimensies toe: de lichtheid L en de verzadiging S. Een totaal onverzadigde kleur is kleurloos, een grijstint tussen wit en zwart. In RGB zijn grijstinten te schrijven als RGB(x,x,x). Met x=0 hebben we zwart. Met x=255 hebben we wit. x=128 geeft de middentoon tussen wit en zwart aan. Stel we hebben een kleur (255,62,0). Reduceren wij daar de verzadiging tot 0 dan hebben we (128,128,128). Elke kleur met een verzadiging tussen 255 en 0 kan worden gezien als een gewogen som van deze waarden. Voor een verzadiging 64 (25%) berekenen we ((255,62,0) + 3*(128,128,128))/4 = (160,112,96). Met H en S hebben we een kleurenwiel met twee dimensies: aan de rand verzadigd en naar het midden toe steeds meer onverzadigd totdat we bij een grijstint uitkomen.
We kunnen er nog één dimensie aan toevoegen, de lichtheid. Een gemiddeld lichte kleur heeft L=128. Als L toeneemt tot 255 wordt de kleur geleidelijk wit. Als L afneemt tot 0 dan wordt de kleur geleidelijk zwart. Het verband tussen L en RGB-waarden is eenvoudig: het is de helft van de maximale + de minimale waarde van R,G en B. De lichtheid van kleur (255, 93, 0) is 128. Willen we die lichtheid verkleinen tot bijv 50% (L=64), dan halveren we alle waarden: (128, 46, 0). Willen we de lichtheid verhogen tot bijvoorbeeld 188, dan mengen wij er wit licht bij. De resulterende RGB-waarde heeft de vorm (255,G,B) . Omdat B de kleinste waarde is, weten we dan (255+B)/2 = 188. B = 376-255 = 121. B was 0. Er is dus wit licht van (121,121,121) bijgemengd. Van het oorspronkelijke licht is dus R=255-121=134 over. De verhouding R/G in het oorspronkelijke is ongewijzigd, dus G=(134/255)* 93 = 49. van het oorspronkelijke licht . Hierbij weer 121 optellen: G=49+121=170. Eindantwoord: 255, 170, 121. Meer over dit soort omrekeningen tussen RGB en HSL staat hier.
HSL-waarden zijn intuïtief beter te begrijpen dan RGB-waarden. Het HSL-systeem van Munsell bestaat uit een stapel kleurenwielen die allemaal naar binnen toe wit, of zwart worden en aan de buitenkant de verzadigde kleuren bevatten. Het middelste kleurenwiel heeft een helderheid van 128, het midden tussen totaal licht (wit) en totaal donker (zwart). Hier een plaatje van dit driedimensionale systeem van Munsell.
- H: de kleurtoon = de positie in het kleurenwiel (Eng.: hue). Deze kan als een waarde tussen 0 of 255 worden weergegeven of als een aantal graden (360 graden staat gelijk aan 255), geteld vanaf rood = 0. Zie hierboven het RGB-kleurenwiel.
- S: verzadiging (Eng.: chroma/saturation): de hoeveelheid kleur in verhouding tot ongekleurd (grijs of wit). S=255 betekent 100% verzadigd. Alle spectrale kleuren zijn 100% verzadigd.
- L: lichtheid, (Eng.: color lightness/value), van zwart en heel donkere kleuren tot heel lichte kleuren en wit. In de figuur weergegeven als 0 tot 10 (0 tot 100%). Meestal wordt echter 0 tot 255 gebruikt. Het gemiddelde (niet donker, niet licht: 50% licht) wordt dan als 128 aangegeven. Het wordt soms ten onrechte met luminantie aangegeven (ook in Lightroom). Dat is niet juist: lichtheid is de manier waarop mensen kleuren waarnemen, iets anders dan de fysische grootheid luminantie. Meer details hier.
Het HSL-systeem definieert precies dezelfde kleurenruimte als het RGB-systeem. RGB en HSL kunnen in elkaar worden omgerekend. Kleuren die in het RGB-systeem niet voorkomen, komen ook niet in het HSL-systeem voor, en omgekeerd.
Een paar voorbeelden
De kleuren ‘bruin’ bevinden zich bijvoorbeeld op de positie geel-rood in het kleurenwiel (Hue = 38), maar dan met een lage kleurlichtheid: zie onderstaand voorbeeld.
Tinten zijn geen kleuren
Alle tinten (kleurtonen, Engels: hue) zijn om het kleurenwiel gedrapeerd, vanaf 0 graden rood en dan verder via geel, blauw en violet terug naar rood. De kleuren aan de rand van het kleurenwiel zijn de 100% verzadigde tinten. Deze tinten met een lichtheid van 50% zijn gelijk aan verzadigde kleuren. Zodra wij echter de lichtheid L en de verzadiging S veranderen dan ontstaan er kleuren, die wij anders benoemen, omdat wij ze ook anders zien. Fysisch gezien is bruin een donkere vorm van oranje maar niemand zal een bruine kleur donker oranje noemen (zie ook hier) en de kleur roze is geen lichtrood. De door ons waargenomen en benoemde kleuren variëren in meer dan alleen de tint H. Strikt genomen is het kleurenwiel uitsluitend een tintenwiel van volledig verzadigde kleuren. Zie hier voor details.
Het artistieke kleurenwiel
Kleurcontrast
Het menselijk oog is niet even gevoelig voor alle kleuren maar het gevoeligst voor de kleur tussen geel en groen. Dat betekent dat wij kleuren die natuurkundig gezien even licht zijn (even veel fotonen per seconde) toch als lichter en donkerder waarnemen. De ‘lichtste’ kleuren zijn geel en oranje. De ‘donkerste’ kleur is paars. Gemiddeld zijn rood en groen en blauw is vrij ‘donker’. Dat is de basis voor contrasten voor kleuren tegenover elkaar in het artistieke kleurenwiel zoals geel/paars en oranje/blauw, zie hieronder.
In zwart-witfotografie missen we de kleurcontrasten. Als we die willen laten zien, dan moeten we de kleuren in verschillende grijstinten omzetten. Vroeger deden we dat met filters, nu met fotosoftware als Lightroom. Hier meer over zwart-witfotografie.
Complementaire kleuren en het artistieke kleurenwiel
Kleuren tegenover elkaar in het kleurenwiel geven een maximaal kleurencontrast: complementaire kleuren zoals groen en rood of blauw en geel, maar er zijn meer manieren waarop je artistiek met verwante of juist complementaire kleuren wilt omgaan in een schilderij of foto: (a) complementaire kleuren; (b) monochromatisch (alleen dezelfde kleur in verschillende mate van verzadiging of luminantie), (c) verwante (of analoge) kleuren (kleuren dichtbij elkaar in het kleurenwiel), of het gebruik van drie of vier uitgekozen kleuren.
Voor het artistieke kleurenwiel wordt in de regel het RYB (rood-geel-blauw) model in plaats van het moderne RGB-systeem gebruikt. Tussen de hoofdpunten, de primaire kleuren R, Y en B, liggen dan de complementaire kleuren groen, paars en oranje. Dat kleurenwiel klopt beter met hoe licht en donker wij de kleuren waarnemen. Geel, de ‘lichtste’ kleur staat in dit wiel tegenover de ‘donkerste’ kleur paars. Met een mengsel van de drie basiskleuren zijn alle kleuren te maken. De kleurencirkel tussen rood en geel is daardoor flink uitgerekt. Kleuren in het (R,Y,B)-systeem zijn relatief eenvoudig in het (R,G,B) om te rekenen. Het is mij na wat gepuzzel gelukt een omrekening voor verzadigde kleuren met 50% lichtheid te maken. Ik heb dit hier eens opgeschreven.
Berekening van complementaire kleuren volgens dit model is te vinden op deze website. Je ziet daar dat de complementaire kleur van geel RGB (255, 255, 0) een mooie paarse aubergine-kleur oplevert RGB (128, 0, 128). Interessant is dat in deze website niet alleen een tegenover gelegen tint wordt gekozen maar ook een donkerdere kleur (lagere lichtheid en verzadiging). Tegenover mooi verzadigd oranje ligt donker blauw. In deze website is de complementaire kleur van de complementaire kleur niet de oorspronkelijke kleur!
meer over het verschil tussen de twee kleurenwielen hier.