Natuurfotografie (tekst bij de PowerPoint)

Geen bloem in de camera

Wat is een goede natuurfoto? Daarover zijn de meningen verdeeld en dat moet ook. Fotografie is (als het niet om foto’s voor een catalogus gaat) een vorm van artistieke expressie en elke artiest wil met zijn of haar werk iets anders uitdrukken. Fotografen die hetzelfde landschap, dezelfde boom of dezelfde vogel fotograferen, maken andere foto’s met andere standpunten, andere belichting, andere kleurinstelling, andere brandpuntsafstanden en beeldverhoudingen. In de nabewerking zal elke fotograaf iets anders nastreven.

Toch schijnen veel natuurfotografen vaak te vergeten dat ze niet alleen met natuur maar vooral met fotografie bezig zijn. In een mooi boek over macrofotografie verwoordt Sheppard dit heel goed: “(fotografen) zijn weg van de schoonheid van een bloem en vergeten dan dat ze aan het fotograferen zijn. Maar een bloem is geen foto en een foto is geen bloem. … We kunnen die bloem niet in onze camera stoppen; we kunnen alleen een beeld creëren dat onze ervaring met die bloem interpreteert.” (vertaald uit het Engels, Sheppard 2025, p. 178).

Hij staat erop, maar is het een goede foto?

Te vaak horen we de vogel- of libellenfotografen uitroepen: “Ik heb hem erop staan!”. Daarbij gaan ze voorbij aan het feit dat je hetzelfde onderwerp op duizend verschillende manieren had kunnen fotograferen. De foto’s die mensen op websites en in App-groepen plaatsen (inclusief mijn eigen foto’s) zijn vaak ongelooflijk saai en fantasieloos. Het zijn jachttrofeeën, die misschien leuk zijn voor de jagers, maar weinig aantrekkelijk voor wie het verhaal erachter niet kent. Een goede foto maakt niet alleen het beestje of plantje zichtbaar maar communiceert ook de ervaring van de fotograaf bij de ontmoeting ermee. Op de onderstaande zes foto’s geef ik een voorbeeld van drie oninteressante foto’s en drie foto’s die een stuk interessanter zijn, allemaal uit mijn eigen camera.

Veel vogelliefhebbers zouden de eerste foto, van die krooneend midden in het water, mooi vinden. Toegegeven, een krooneend is een schitterende eend, maar de foto is slaapverwekkend saai. De tweede foto, van de oeverlibel, is rommelig en daarom niet zo aantrekkelijk, tenzij die rommeligheid juist een belangrijk element van het verhaal is over de lievelingsplekjes van zulke dieren. De derde foto, het park, is niet alleen zwak van compositie. Ook die foto straalt vooral saaiheid uit. De drie andere foto’s laten verwante onderwerpen iets aantrekkelijker zien: de foto van de aalscholver overtuigt door kleuren en symmetrie, de libel is geweldig mooi tegen die donkergroene achtergrond en het bos is een sprookjesbos waar je zo heen zou willen. Geen perfecte foto’s maar wel aantrekkelijker dan de eerste drie.

Er staat te veel op

Er zijn honderdduizend manieren om foto’s zo te maken dat zij de (positieve of negatieve) ervaring van de fotograaf uitbeelden. Het probleem van de meeste foto’s is niet of het onderwerp ‘erop staat’ (wat veel vogelfotografen denken), maar veel meer alles wat erop staat en geen rol speelt in het verhaal dat je wilt vertellen. Wat een mens ziet, is altijd gefilterd. Je concentreert je op bepaalde delen van het beeld, bepaalde kleuren en bepaalde lijnen. Druk je af op je camera, dan verschijnt er een beeld met allerlei zaken waarvan je je meestal helemaal niet bewust bent zoals allerlei lichtvlekken en reflecties, schaduwen die dwars door het onderwerp lopen en allerlei takken en bladeren die je niet eens had gezien. Wil je je ervaring van het moment weergeven, dan moet je zorgen dat de camera niet te veel ziet van wat je ook niet gezien hebt of niet hebt willen zien.

Goede achtergronden

Vergelijk daartoe eens de twee eerste foto’s van libellen hierboven. De eerste libel staat er prachtig op, maar zijn omgeving is chaotisch. Als je geen chaos wilt communiceren maar eerder serene rust, dan voldoet de tweede foto toch veel beter. De achtergrond bestaat hier uitsluitend nog uit kleur. Waarschijnlijk stonden er ver van het onderwerp bomen, maar bij een kleine scherptediepte is alle tekening daaruit verdwenen. De twee volgende foto’s illustreren het nog eens. Een mooie egale achtergrond laat het onderwerp schitteren, hoewel die foto links ervan nog niet zo slecht is.

Achtergrond is geen gegeven. Het is een keuze die de fotograaf zelf maakt. Het belangrijkste is dat hij zich niet blind staart op het zogenaamde onderwerp (de vogel, de vlinder, etc.) maar zeker de helft of meer van zijn aandacht richt op de achtergrond. Kleine veranderingen in het standpunt (iets lager, iets hoger, iets naar links of iets naar rechts) leiden vaak tot volledig andere achtergronden, vooral bij het gebruik van teleobjectieven. Een volledig lichtblauwe achtergrond (de lucht) kan in een egaal groene achtergrond (een licht bos of veld) of zelfs een vrijwel zwarte achtergrond (een donker bos) veranderen door een ander standpunt en/of de keuze van een ander objectief. Hoe vaag je de achtergrond wilt hebben hangt zowel van de afstand tussen onderwerp en achtergrond als van de gekozen diafragmawaarde af. Een belangrijke keuze is niet alleen tussen een lichte of een donkere achtergrond maar ook tussen de kleuren in de achtergrond en hoe die bij het onderwerp passen. Een voorbeeld geef ik hier van het kleurcontrast dat ontstaat tussen de complementaire kleuren rood en groen in de ene libellenfoto en de meer harmonieuze kleuropbouw in het gebied groen, geel en oranje bij de andere foto.

Zoom, beeldhoek, perspectief

De meeste fotografen hebben wel een zoomobjectief op hun camera. Als een onderwerp (zoals een vogel) ver weg is, draaien zij hun objectief op tele, 300 mm of meer. Is het onderwerp dichterbij dan zijn ze eerder geneigd een standaardlengte te kiezen, zoals 35 mm op een gangbare reflexcamera (APS-C). Wat je met nog kortere brandpuntsafstanden, groothoek van bijvoorbeeld 18 mm of korter, aan moet, weten veel fotografen eigenlijk niet. Het belangrijkste verschil tussen deze brandpuntsafstanden is het perspectief dat je krijgt.

Een standaardlens (35 mm bij APS-C, 50 mm bij full frame, 25 mm bij NFT) heeft een beeldhoek van rond 40 graden en daarmee een perspectief dat wij als normaal ervaren. Een telelens heeft een beeldhoek van minder dan 20% en is geschikt voor ver-wegfotografie. Het verbindt het onderwerp met zijn omgeving. Een groothoekobjectief met een beeldhoek tot 90% doet precies het omgekeerde. Het is geschikt voor dichtbij-fotografie. Het brengt de achtergrond ver weg. Het isoleert het onderwerp van zijn omgeving.

Waar gaan we staan?

Als je een onderwerp ziet, dan is het maar de vraag van welke afstand je dat onderwerp moet fotograferen. Je kan blijven staan en je zoom op iets verder weg draaien. Je kan er ook naar toe lopen en het met een kortere brandpuntsafstand fotograferen. Waar de meeste mensen echter niet bij stilstaan, is dat je ook verder weg kunt gaan staan om daarna met een teleobjectief de foto te maken. Waarom zou je dat doen? Om de eenvoudige reden dat je daarmee het onderwerp beter met zijn omgeving kunt verbinden, zie de foto van de kromme bomen hieronder.

Teleperspectief (122 mm full frame)

Met een andere brandpuntsafstand vertel ik een ander verhaal, zoals deze foto’s van katjes in het vroege voorjaar laten zien. Druk ik mijn extreme groothoek met een beeldhoek van 96 graden bijna tegen de tak met katjes, dan krijg ik een foto met een heel wijde achtergrond. Ga ik op twee meter afstand staan met een bescheiden teleobjectief dan blijft maar een klein stukje van de achtergrond over. Door de geringe scherptediepte zie ik daar echter geen enkel detail. Vrijwel elke omgevingsinformatie gaat hier verloren.

Eerst zien, dan fotograferen

Van welk punt en met welk objectief met welke instellingen je de foto wilt maken, hangt af van wat je wilt laten zien. Zoals in het citaat hierboven staat: we kunnen de bloem niet in de camera stoppen. Voordat we de camera afdrukken, moeten we een idee hebben van de foto die we willen maken. In de regel maken we de foto’s te snel. Bij een zeldzame vogel kan dat meestal niet anders, maar bij een mooie boom of een mooi landschap hebben we wel even de tijd. Mijn belangrijkste tip is hier: probeer te fotograferen wat je ziet voordat je bekijkt wat je gefotografeerd hebt. Het kan daarbij helpen de repeteerstand van de sluiter uit te schakelen en pas af te drukken als de compositie en de instellingen in orde lijken. Omdat je zelf een foto wilt maken en niet de camera wilt laten beslissen, is het goed om niet altijd alles automatisch te laten doen. Een voorbeeld is de kleurtemperatuur. De meeste camera’s hebben een automatische stand, die best goede resultaten geeft, maar gewoon in het veld experimenteren totdat je over de kleuren tevreden bent, is vaak beter. Hetzelfde geldt voor belichting. In donkere omgevingen moet je vaak onderbelichten en als je tegen de lucht in fotografeert, geeft overbelichting vaak goede resultaten. De wereld is niet grijs. Handmatige scherpstelling kan soms een goed keuze zijn, vooral bij macrofotografie.

Automatiseer niet te veel

Bij de nabewerking in Lightroom moet je ook uitkijken met te veel automatisering. Bij de Lightroom-voorinstellingen zie je de mogelijkheid ‘automatische tinten’. Dat is best te gebruiken als eerste stap bij het verbeteren van foto’s, maar in de regel zorgt dat voor oplichting van schaduwpartijen zodat er weer tekening is in de anders dichtgelopen donkere gedeelten. Maar wil je dat? Soms wil ik de donkere gedeelten pikzwart hebben en zet ik het schuifje ‘zwarte tinten’ helemaal naar links. Lightroom waarschuwt mij dan meteen voor de zonde die ik begaan heb door de zwarte tinten blauw te kleuren. Maar soms wil ik dat en moet ik me van dit soort waarschuwingen niets aantrekken.

Ingewikkeld gereedschap

Een moderne digitale camera is een ingewikkeld gereedschap. Zonder goede kennis van ISO-waarden, brandpuntsafstanden, de verschillende fotografeerstanden (A, S, M, inclusief M auto-ISO), scherptediepte, hyperfocale afstand, kleurtemperatuur en kleureigenschappen (kleur, verzadiging, lichtheid) kan ik dat gereedschap moeilijk bedienen of ben overgeleverd aan allerlei automatische instellingen. Er zit dus niet anders op dan me daar af en toe in te verdiepen.

 

Presentatie

Deze tekst behoort bij een presentatie die ik voor een bijeenkomst op 11 oktober had voorbereid. De presentatie behandelt ook twee extra onderwerpen: insecten fotograferen, paddenstoelen fotograferen. Hier staat de presentatie.

Het citaat van Sheppard staat hier:

Rob Sheppard, Macro Photography -From Snapshots to Great Shots, Peachpit Press, 2015.