Echt herfst

Door de natte storm

We hadden toch nog een keer het ouderwetse hotel de Torenhoeve in Nieuw Haamstede geboekt. Het weerbericht zag er zo slecht uit dat we de reis bijna hadden afgezegd, maar dat kon niet meer zonder twee honderd euro te verliezen. Vlak voordat we van huis vertrokken viel er nog een hoosbui en er stond een harde wind. Eind november: zelfs overdag is het niet echt licht en toen wij om vier uur richting snelweg reden, begon het donker te worden. Snel was de snelweg niet: om de twee of drie kilometers files en langzaam rijdend verkeer. Na ruim een uur waren wij Rotterdam voorbij en het weer werd steeds woester. Echt leuk was de rit over de haringvlietdam en de brouwersdam niet. Petra moest  het stuur goed vasthouden om tussen de lijnen te blijven.

Torenhoeve

Nog op tijd kwamen wij bij het vertrouwde hotel aan, waar we in 2011 voor het eerst waren geweest en daarna nog twee keer in 2015 en 2021. Een vriendelijke jonge vrouw uit de Oekraïne checkte ons in. Het was niet nodig geweest een tafel in het restaurant te reserveren, want behalve onze tafel waren er maar twee in gebruik. De Torenhoeve is nog niet echt aan een Michelin-ster toe, maar de middelmatige wild- en visgerechten smaakten ons na deze onaangename rit door de donkere storm toch best goed.

de iconische vuurtoren

Het leuke van een korte vakantie in Nieuw Haamstede is dat je van te voren de wandelroute al precies kent. Er is maar één route mogelijk: door de duinen en het bos naar Westenschouwen en dan terug langs het strand. In principe zou je hem ook omgekeerd kunnen doen, maar dat hebben we nog nooit geprobeerd. Natuurlijk gingen we weer wandelen, maar eerst even ontbijten.

Luide privé-emoties

Het ontbijt was prima: goede koffie, prima brood en beleg. Er was maar één storende factor. Aan een lange tafel zat een groep dames, deelnemers aan een of andere psychologische groepstraining. Stuntelig geformuleerde privé-emoties werden met veel decibels de ruimte in geslingerd, wat weer op overdreven positieve reacties van de lotgenoten kon rekenen. Het zal over iets als rouwverwerking gegaan zijn: psychobabbels waar ik bij mijn koffie met een croissantje nooit behoefte aan heb.

Na het ontbijt zagen wij uit het raam van onze slaapkamer een prachtige regenboog. In de verte regende het dus nog. Toch zou dit bijna de laatste regen zijn die dag. Er stond nog een krachtige wind uit een noordelijke richting.

Donkere wolken, lichte duinen

In de duinen van Schouwen

De tocht naar het Zuiden door de duinen was ook deze keer prachtig. Wij waren er deze keer iets later in de herfst dan de vorige keer, waardoor we minder van de mooie kleuren van de lijsterbes en de kardinaalsmuts konden genieten. Het zonlicht dat af en toe onder de donkere wolken door scheen was daarentegen subliem. Prachtig verlichte duinen tegen een decor van gitzwarte wolken. Hier en daar zagen we sporen van de hier talrijke damherten, maar ze lieten zich niet zien.

In het bos bij Westenschouwen

Geheel volgens verwachting ging  deze duinwandeling weer in een boswandeling over toen we Westenschouwen naderden. Hier en daar stonden er nog bomen met mooie gele bladeren tussen de dennen, maar de herfstkleuren waren al ver over hun hoogtepunt heen.

Woeste schoonheid

In Westenschouwen gingen we bij de rotonde de trap op en af naar het strand, bekend gebied met vele herinneringen, vooral van rond kerstmis 2012, toen we een mooi huisje in Westenschouwen hadden gehuurd en Petra’s moeder op bezoek kwam. Wij gebruikten de lunch van pannenkoek en broodjes kroket in strandpaviljoen De Schaar, terwijl het even zacht regende. Vervolgens ging het, zoals altijd, weer in noordelijke richting langs het strand naar Nieuw Haamstede. Langs de Noordzee dreven krachtige regenbuien voorbij. De regen kwam gelukkig in zee terecht en niet op het strand. De harde wind blies het schuim van de golven en de lage zon scheen af en toe prachtig op de duinen en het strand.

 

Veel meer vogels dan de altijd aanwezige meeuwen, drieteenstrandlopers en aalscholvers zagen we niet. We zagen één zeldzame soort, maar die was dood. Een aangespoelde grote jager, duidelijk herkenbaar aan de witte banen op de vleugels, had waarschijnlijk de vogelgriep niet overleefd. Op het strand lagen opvallend veel resten van zee-egels en hier en daar een blauwe kwal, een zeepaddenstoel. Deze keer liepen we helemaal door tot aan het strandpaviljoen de Strandloper alvorens de duinen over te steken richting de Torenhoeve.

Avondeten, Top Word en ontbijt

Die avond aten we maar niet in de Torenhoeve maar in een iets gezelliger restaurant in Burgh-Haamstede. Na terugkomst in ons hotel speelden wij een partij Top Word, het Franse driedimensionale scrabble dat niet veel Nederlanders beheersen. Wij wel, een beetje, met hulp van online-woordenboeken. Ik stond de hele partij voor, maar verloor tenslotte omdat ik op het laatst de W pakte, geen gemakkelijke letter in het Frans.

Na een uitstekende nachtrust zochten wij een plekje in de ontbijtzaal uit niet te dichtbij het opgewonden geleuter van de depri-dames. Het smaakte nu nog beter.

Nog even wandelen

We maakten daarna een korte wandeling door de duinen naar het noordoosten, door mooie vrij open duinvalleien die als de meidoorns bloeien er nog veel mooier uitzien.

Hier en daar groeiden groepen parasolzwammen, maar de echte paddenstoelentijd was wel voorbij. Bij het strand stond een waarschuwingsbord met daarop informatie over de levensgevaarlijke zandbank waar je in het drijfzand kunt omkomen als je niet door de zeestromen wordt meegesleurd. Wij liepen maar richting zuidwest om onze wandeling af te sluiten bij het mooie strandpaviljoen de Strandloper.

Inmiddels was de wind gaan liggen. De prachtige belichting van de vorige dag kwam niet meer terug. Wel was het uitstekend weer om in de middag naar huis te rijden. Lekker uitgewaaid kwamen we ruim voor het avondeten thuis.

Meer over Schouwen:

Naar Westenschouwen
Onder de Westerlichttoren

________________

Afscheid

Bijna 40 jaar werken in Duitsland

Afgelopen woensdag stapte ik om 8:03 in de trein naar Amsterdam om daar op de trein richting Berlijn over te stappen. Die reis had ik vaker gemaakt. In 1987 verdedigde ik mijn proefschrift aan de Universiteit van Amsterdam. Niet lang daarvoor had ik tijdens een conferentie in Parijs een interessante Duitse politieke consultant ontmoet die wel wat ondersteuning kon gebruiken, die ik hem tegen betaling kon aanbieden. Op die manier had ik geld om mijn proefschrift te drukken. Er volgden vele treinreizen via Hamburg naar Elmshorn waar mijn opdrachtgever zijn kantoor had. Niet lang daarvoor had ik ook al regelmatig in Duitsland gewerkt als medewerker van IMSA in opdracht van de wasmiddelindustrie. Dat was in 1986, 37 jaar geleden.

Otto find’ ich gut!

Toen ik woensdag in Amsterdam op de internationale trein overstapte, moest ik daar even aan denken. Mijn projecten met het bureau in Elmshorn leidden tot uitstekende contacten in Duitsland, waar ik niet lang daarna (1992) studies kon uitvoeren voor een belangrijke commissie van de bondsdag (zie ook deze blog).

 

In Bénin (2006) voor het project Cotton Made in Africa van Otto

Via die commissie kwam ik bij grote Duitse ondernemingen terecht. Vanaf 1995 hielp ik bij Otto Versand (later Otto Gruppe: adverteerde met “Otto find’ich gut”) het ketenbeheer op het gebied van katoen, hout en papier op te zetten en geleidelijk werkte ik daar nog meer voor de stichting voor natuurbescherming die de eigenaar van het bedrijf, Michael Otto, in het leven had geroepen. Steeds vaker zat ik in de trein uit Amsterdam naar Osnabrück op weg naar Hamburg en nu ook regelmatig in het vliegtuig. Mijn laatste project voor de Michael Otto Stiftung ging over de toekomst van de Waddenzee bij een stijgende waterspiegel.

Op Sylt in 2008 tijdens het Waddenzeeprojekt, mijn laatste grote projekt voor de Michael Otto Stiftung

Het was een moeizaam project in een tijd die ook op het persoonlijke vlak niet eenvoudig was. Het project werd in 2010 afgesloten, nu alweer 13 jaar geleden. Het contact met mijn belangrijkste Duitse opdrachtgever werd steeds minder intensief totdat het bijna niets meer voorstelde. Wel nam ik jaarlijks deel een de zogenaamde Hamburger Gespräche, een gebeurtenis waar ‘belangrijke’ mensen lezingen gaven over belangrijke milieu- en natuurbeschermingsthema’s en daarover discussieerden. Voor het eerst sinds de Corona-tijd was er dit jaar zo’n bijeenkomst zonder mondkapjes: een combinatie van het 20-jarige jubileum van deze Gespräche en het 30-jarig jubileum van de Michael-Otto-Stiftung. Toen ik de persoonlijke uitnodiging kreeg deel te nemen, zag ik het als een goede gelegenheid om definitief afscheid te nemen van Hamburg en Duitsland en van mijn rol die ik daar jaren lang gespeeld had.

Wir bitten um Entschuldigung

Toen ik op het kille en winderige perron in Osnabrück stond, was ik er nog lang niet. De Duitse spoorwegen waren in al die jaren niet beter geworden. Op stations worden voortdurend geblokkeerde spoorwegtrajecten, vertraagde treinen en opgeheven treinen omgeroepen. Meer dan 25 keer hoorde ik het verzoek: “Wir bitten Sie um Entschuldigung”. Ik was het niet van plan. Steeds werd de ‘reden’ genoemd: een kapotte wissel, een kapotte trein, een vertraagde trein voor onze trein, mensen op het spoor en meer. Leuk om te weten, maar wat heb je eraan? Toen de vertraging al meer dan een uur bedroeg, werd alle reizigers verzocht om de trein te verlaten en de stoptrein op spoor 10 te nemen. Die vertrok tenslotte van spoor 7. Met bijna twee uur vertraging kwam ik Hamburg aan, waar ik nog net de Hamburger Kunsthalle kon bezoek, een van mijn lievelingsmusea.

Max Liebermann: Abend am Uhlenhorster Fährhaus (1910)

Er was een mooie tentoonstelling van Frans en Duits impressionisme. Ik had nooit geweten dat er ook een Duitse variant bestond. De Duitse schilders waarvan daar schilderijen hingen, waren mij grotendeels onbekend, behalve dan Max Liebermann, die ik nooit met impressionisme had geassocieerd. Natuurlijk genoot ik met volle teugen van de schilderijen van de Franse schilders Sisley, Monet, Manet, Cézanne en Renoir totdat het museum om zes uur dicht ging.

Niets meer te vertellen

Later die avond had ik een eetafspraak met iemand die vijfentwintig jaar geleden een jongere medewerker van mijn opdrachtgever Otto Versand was. Hij was toen rond 35 jaar en ik 50. Wij hebben nog regelmatig samengewerkt, ook nadat hij zijn oude werkgever verlaten had. Wij hadden het altijd over samenwerking in ketens, mijn specialiteit in die jaren. Deze avond hadden wij elkaar op dat gebied niets te vertellen. Dat is iets uit het inmiddels verre verleden. Gelukkig hadden wij wel andere gemeenschappelijke interesses zoals de veldbiologie waarvoor ik nog steeds en steeds meer warm kan lopen. Met veel enthousiasme vertelde ik over de wulpentellingen.

Over het hotel valt weinig te zeggen. Het was niet duur en je kon er slapen. Mijn beoordeling op booking.com vat het samen onder de titel “Ongezellige efficiënte slaapfabriek”.

Slaapfabriek

Er was maar één probleem: toen ik een paracetamol in water wilde oplossen, zag ik dat zelfs het bekertje bij de wastafel was wegbezuinigd. Ik wilde niet in de slaapfabriek ontbijten. Dus ik zocht een koffiebar op in de buurt van de conferentiezaal. Tot mijn grote verbazing ontdekte ik dat het contante geld ook in Duitsland aan het verdwijnen was. Nog niet zo lang geleden had men mij gezegd “Nur bares ist wahres!”, maar hier werd contant geld niet eens geaccepteerd. Dat was eigenlijk wel jammer, want ik had uit voorzorg nog 50 euro gepind, waarvoor de bank mij irritant genoeg € 54,70 had gerekend! Welkom in Duitsland.

Niet langer dokter de Maan

Na mijn gepinde ontbijt van cappuccino en croissants meldde ik mij aan bij de receptie van deze bijeenkomst. Voorbij is de tijd dat iedereen mij enthousiast begroet met Hallo, Herr Dr. de Man (uitgesproken als dokter de maan). Toch waren er wel een paar mensen die ik uit mijn Duitse geschiedenis nog kende. Ik miste wel de een of de ander, en misschien leefde ook niet iedereen meer. Ik onderhield mij met wat smalltalk met oude contacten uit projecten en met het vroegere hoofd van de milieuafdeling bij Otto, nu het hoofd van de Stiftung. Even later kwam mijn contact met wie ik de vorige avond had gegeten binnen en wij hadden nog een interessante gesprek.

Na nog een paar koppen koffie en de daarbij geleverde snacks begon de eigenlijke bijeenkomst. Inleiding door de Dr. Merck, Vorstandsvorsitzender der Umweltstiftung Michael Otto en vervolgens een praatje door Michael Otto zelf. Omdat hij op een of andere manier een ere-professoraat had gekregen, noemde bijna iedereen hem Professor Otto. Raar land, dat Duitsland.

Abstract geklets tegen een pessimistische achtergrond

Het gevoel, in een raar land te zijn, nam de uren daarna alleen maar toe. Inhoudelijk waren er best interessante lezingen, onder meer over het “anthropoceen”, een nieuw tijdvak op de geologische schaal en beschouwingen van een ethiekprofessor met de titel “zwischen lauten Klagen und stillen Erfolgen”. Maar de manier waarop in deze kringen gepraat en gedacht wordt, irriteerde mij ook deze keer nogal. Iedereen probeert zekerheden te communiceren. Wat er bij de meesten lijkt te ontbreken, is gezonde twijfel. Maar wat ik vooral mis, is humor. De meeste verhalen zijn lineaire trajecten tussen aannamen (die niet ter discussie staan) en conclusies (die niet ter discussie staan). Op de achtergrond lijkt een donker pessimisme te staan. De boodschap is: de wereld gaat kapot (of is het eigenlijk al) en de kans op redding uit de ellende is klein, maar alleen aanwezig als wij allemaal nu die en die maartregelen uitvoeren. Naar mijn smaak komt het woord “wij” in deze redeneringen veel te veel voor. Op een heel algemeen niveau wordt aangegeven waarheen de samenleving zich zal moeten bewegen, maar de vertaling naar het gedrag van echte mensen in de echte samenleving wordt vrijwel niet gemaakt. Natuurlijk zien de praatjesmakers tijdens zo’n bijeenkomst wel dat het allemaal erg moeilijk, zo niet onuitvoerbaar, lijkt, maar komen dan met de geijkte oplossing van moed, doorzettingsvermogen en belangeloze samenwerking. Ik moet eerlijk zeggen dat ik tijdens deze lezingen en de discussies daarover vrijwel niets geleerd heb.

Simplistische argumenten, nieuwe rampen

Vanuit hun hoge kansel verkondigen de machteloze experts hun waarheden zonder concreet op concrete maatregelen en praktische uitvoering in te gaan. Het meest heb ik nog geleerd van de spreker uit het Duitse “Bauernverband”. Hij had wel oog voor de echte problemen van boeren en natuur. Toen ik al die absolute waarheden en absolute oplossingen van de sprekers en de deelnemers aan de discussie hoorde, moest ik onwillekeurig denken aan de manier waarop men in Duitsland het wegvallen van kernenergie en het terugdringen van fossiele brandstoffen heeft willen oplossen met giga-programma’s op het gebied van biobrandstoffen. De kritiekloze aanvaarding van de simplistische argumenten van toen heeft ertoe geleid dat het landschap onherstelbaar kapot gemaakt, de regionale economie ontwricht en de biodiversiteit grote schade toegebracht is. Een woestijn van maisvelden, bio-gasinstallaties en windmolens in een land zonder sociale samenhang. Welke vereenvoudigingen worden nu gemaakt? Welke rampen zijn nu in de pijpleiding?
Ik vroeg me dit af, maar heb er niets meer mee te maken. Ik was blij dat mijn actieve rol hier al meer dan tien jaar beëindigd was.

Aan de Alster op een avond in februari 2019.

Afscheid na vega-happen

Aansluitend op deze twintigste Hamburger Gespräche begon het dertig jarig jubileum van de Michael Otto Stiftung. Eerst was er een aantal toespraken, die voor mij best interessant waren omdat ik er zelf 25 jaar geleden een actieve rol in had gespeeld. Na de toespraken was er eten. Bij dit soort bijeenkomsten ontkom je niet aan dogmatisch vegetarisme. Hier was alles vega wat de klok tikt. Dat had lekker kunnen zijn, maar mij smaakte het absoluut niet. Met een fles verantwoord bio-bier spoelde ik de laatste Vega-resten weg en liep eerst naar het gastenboek en schreef daarin de volgende zinnen:

Die Zeit, in der ich für die Otto-Gruppe und die Michael Otto Stiftung gearbeitet habe, gehört zu den schönsten Momenten meines Berufslebens. Herzlichen Dank dafür. Reinier de Man, Leiden, Niederlande.

Meteen daarna, rond negen uur, ging ik weer op weg naar mijn slaapfabriek. Ik had tot middernacht kunnen feesten, maar de volgende ochtend hoorde ik dat er te veel mensen dronken waren geworden, waarbij de een depressief werd en de ander zich vervelend was gaan gedragen. Ik was op het juiste moment weggegaan.

De vertragingen op het spoor waren de volgende dag minder dan een uur. Blij weer thuis te zijn, waar ik mijn Bahn Card-abonnement meteen opzegde.

P.S.1
Namen van persoonlijke contacten heb ik in deze openbaar toegankelijke blog niet genoemd.

P.S.2
Mijn vrij negatieve beoordeling van zulk soort bijeenkomsten wil niet zeggen dat ik de daar besproken thema’s niet belangrijk vind. De problemen van biodiversiteitsverlies en klimaatveranderingen zijn uiterst belangrijk. Zij verdienen serieuzere aandacht dan tijdens dit soort bijeenkomsten mogelijk is.

P.S.3
Ik schreef al eerder een blog over mijn afscheid van Duitsland, vlak nadat ik in januari 2020 mijn laatste betaalde opdracht daar had uitgevoerd, het leiden van een discussie over het gebruik van turf.
Noch jemand zugestiegen?

Dood en verderf – een langdradig verhaal

De vliegenzwam al gezien?

Iets later dan de vorige jaren is het paddenstoelenseizoen weer losgebarsten. In het prachtige park van Huys te Warmont lopen veel mensen, al of niet gewapend met dure fotoapparatuur, naar mooie exemplaren te zoeken.

Rood met witte stippen.

Onverminderd populair blijft de vliegenzwam: “Heb je hem al gezien, die rode met witte stippen?”, wordt veel gevraagd. “En waar staat die dan?”. Maar er staan veel meer interessante soorten. Op dit moment stikt het van de gele knolamanieten en uit de dode boomstronken komen in een paar dagen tijd duizenden grote bloedsteelmycena’s te voorschijn. De gewone zwavelkoppen zijn nauwelijks te tellen. Hier en daar tussen de bomen kastanjeboleten, eekhoorntjesbrood en russula’s. Dan liggen er weer tientallen aardappelbovisten tussen de rottende bladeren. En soms zie je inderdaad een vliegenzwam.

Kastanjeboleet

Kleine paddenstoelen, gigantische schimmels

Zijn ze mooi?  Ze hebben zeker vaak opvallende en soms mooie kleuren en ik fotografeer ze graag. Maar zo blij als van mooie bloemen of kleurige libellen word ik er niet van. Paddenstoelen zijn de bizarre vruchtlichamen van schimmels die zich in het dode hout of onder de grond bevinden. Een paddenstoel is maar een heel klein deel van een groot organisme dat uit kilometers lange schimmeldraden kan bestaan. Zo’n organisme kan heel groot worden. Een honingzwam in de Amerikaanse staat Oregon schijnt niet alleen 2400 jaar oud te zijn maar ook 890 hectare groot.

Afvalverwerkers en moordenaars

De grote bloedsteelmycena groeit op dode stammen: een afvalverwerker.

Schimmels hebben vooral met dode materie te maken.  Zij zijn in staat dood hout op te ruimen omdat zij lignine kunnen afbreken. Daartoe is bijna geen enkel ander organisme in staat. Schimmels zetten de organische materialen uit dode planten en dieren om in anorganische stoffen en doen daarmee het omgekeerde van wat planten doen. De door schimmels weer beschikbaar gestelde anorganische materialen kunnen daarna opnieuw in de biologische kringlopen worden opgenomen. Schimmels verteren in korte tijd dode boomstronken en afgevallen vruchten. Zij ruimen dode dieren effectief op.

Toch hebben schimmels niet alleen met de dood te maken: voor sommige levende wezens zijn zij onontbeerlijk. Zij helpen bijvoorbeeld bomen met de opname van bepaalde mineralen uit de grond in ruil van de koolhydraten die de boom aan de schimmel levert. Schimmeldraden zijn dan op een bepaalde manier verweven met de wortelharen van de boom.

De goudvliesbundelzwam parasiteert op bomen. Heeft hij die vermoord, dan groeit hij verder op het dode hout.

Met bomen hebben schimmels niet uitsluitend zulke positieve samenwerkingsrelaties. Nogal wat schimmels parasiteren op bomen zonder dat die boom daarvan al te veel last heeft. Een parasiet heeft in de regel geen belang bij het bezwijken van zijn gastheer. Maar bepaalde parasiterende schimmels gaan soms wel genadeloos tot de aanval over. Zij zorgen dat de boom dood gaat en kunnen dan het dode hout verteren. Over dieren (en mensen!) die door agressieve schimmels worden aangevallen, schrijf ik maar niet.

Reuzenzwam en porseleinzwam

De reuzenzwam tast het wortelstelsel van de boom aan

In de mooie lanen bij het Huys te Warmont staan niet alleen gezonde bomen. Er staan nogal wat afgestorven stammen tussen en sommige bomen zijn hard op weg het loodje te leggen.

De niet al te gezonde bomen bij Huys te Warmont

Hierbij speelt een moordenaarsduo onder de paddenstoelen een belangrijke rol: onder aan de bomen groeien vaak gigantische reuzenzwammen en iets hoger aan de stam komen in oktober vaak honderden glimmende porseleinzwammen te voorschijn. De reuzenzwammen tasten het wortelstelsel van de boom ernstig aan. In gezonde bomen veroorzaken porseleinzwammen meestal niet zo veel schade, maar is de boom al verzwakt, bijvoorbeeld door de reuzenzwam, dan ziet het er voor de boom niet zo goed uit. Op verzwakte bomen zijn de meeste porseleinzwammen te vinden.

 

In de herfst is het Huys te Warmont populair onder de paddenstoelenliefhebbers die met volle teugen onder meer van de prachtige porseleinzwammen genieten. Ik vind ze ook een schitterend fotografie-object. Ze zijn bedekt met een glimmende slijmlaag en de hoed is mooi doorzichtig. De boom – voor zover die een mening heeft – vindt ze minder leuk.

Gewone zwavelkoppen – hard bezig dood hout op te ruimen.

 

Noot 1

Er zijn verschillende aanwijzingen dat over de lange schimmeldraden informatie kan worden getransporteerd, misschien met het gevolg dat schimmelcellen ‘weten’ welke stoffen of bomen er zich op meerdere kilometers afstand bevinden. De wildste fantasieën doen de ronde over de ‘taal’ die schimmels zouden gebruiken en die uit ‘woorden’ van 5 of 6 letters zou bestaan. Ook zouden bomen via die schimmelnetwerken met elkaar kunnen communiceren. Niets van dit alles is nog bewezen. Het is een dankbaar onderwerp voor de literatuur. In een van de laatste boeken van Knausgård speelt de biologe  Alevtina met het idee dat de schimmels een soort gigantische neurale netwerken vormen waarin zich het bewustzijn van het superorganisme bos bevindt, een bewustzijn in een totaal andere tijdsdimensie dan dat van de mensen. Ik bespreek dit in deze blog.

Noot 2

Ik ben geen paddenstoelenexpert. De kennis achter dit verhaal heb ik uit vrij oppervlakkig internetonderzoek. Ik laat mij graag op fouten wijzen en corrigeer ze dan natuurlijk. Alle foto’s (ik heb iets meer verstand van fotograferen) heb ik zelf gemaakt met een Nikon D7100 en een Nikon D610.

Meer over dit onderwerp op deze site

Vorig jaar schreef ik deze blog, ook over paddenstoelen bij het Huys te Warmont.

Over het fotograferen van paddenstoelen gaat deze pagina.

Ook in deze presentatie een paar voorbeelden van paddenstoelenfotografie.

_____

Landschapsfotografie – inspiratie door de schilderkunst?

Volgens het boekje

Landschapsfotografie is moeilijk, heel moeilijk. Natuurlijk is het best leuk om een berg met een rivier erlangs of een molen met een laan knotwilgen te fotograferen en daarboven al of niet dreigende luchten, maar het resultaat is vaak niet meer dan een stereotiep mooi plaatje. Aan veel boeken over landschapsfotografie heb ik niet zo veel. Het boek van Ross Hoddinott en Mark Bauer (2011) bijvoorbeeld bevat zeker nuttige informatie. Het begint met allerlei technische details over apparatuur, belichting, scherptediepte, objectieven en filters om dan meteen over compositieregels te beginnen. De bekende ‘rule of thirds’, het gebruik van lijnen naar het onderwerp, diagonale en horizontale lijnen, symmetrie en het creëren van diepte passeren allemaal de revue voordat het  boek natuurlijk op licht en kleuren ingaat.

De belangrijkste vraag

De belangrijkste vraag wordt echter overgeslagen: wat wil je met een landschapsfoto eigenlijk laten zien? Dat vraag ik me bijvoorbeeld af als ik voorbeelden zie van het gebruik van sterke gegradueerde filters. De lucht kan daarmee zo zwaar gemaakt worden dat hij naar beneden dreigt te vallen. Wat heeft de fotograaf daar in godsnaam mee bedoeld? Het boek van Drost en anderen, praktijkboek landschapsfotografie, is iets beter in dit opzicht. In het hoofdstuk Soorten, stijlen en smaken, bespreekt het kort verschillende soorten landschapsfotografie en hun doelstellingen zonder er erg diep op in te gaan. Zulke fotohandleidingen geven nuttige informatie over het hoe maar nauwelijks over het wat. Wat wil ik eigenlijk fotograferen? Wat wil ik overbrengen?

Op het Dwingelder veld, eind 2020. Een poging de sfeer van toen vast te leggen. Nikon D610, 29 mm

Van Breughel via Rembrandt naar Monet en later

Landschapsschilders hebben door de eeuwen heen verschillende antwoorden gegeven. Misschien ook interessant voor fotografie. Ik ben zelf maar eens mijn verzameling catalogi van schilderijententoonstellingen ingedoken om inspiratie op te doen.

Pieter Breughel de Oude – De Oogst

Landschappen zie je natuurlijk in de middeleeuwse religieuze afbeeldingen. Als achtergrond voor Maria met het kind Jezus zie je soms uitgestrekte mediterrane landschappen met rivieren en bergen. Bij Pieter Breughel den Oude wordt het landschap meer een zelfstandig onderwerp, landschappen waarin boeren de oogst binnenhalen, bijvoorbeeld. Als landschapsfotograaf kan ik hier best nog iets van leren: de behandeling van perspectief, de plaatsing van onderwerpen zoals bomen op de voorgrond, lijnen naar de onderwerpen toe en de verandering van atmosfeer en kleuren op grotere afstand.

Rembrandt – Landschap met stenen brug 1638

Minder dan honderd jaar later schildert Rembrandt een indrukwekkend (fantasie)landschap met schitterend licht dat tussen de onweerswolken door een groepje bomen laat oplichten. Dit is een heel ander soort opvatting van een landschap dan bij Breughel: het licht speelt hier een zelfstandige hoofdrol. Zeker zo indrukwekkend is de molen in het onderstaande schilderij dat Rembrandtrond 1650 schilderde.

Jan van Goyen, Riviergezicht-met-kerk-en-boerderij

De landschappen van schilders als Jan van Goyen of Albert Cuyp uit de tweede helft van de 17e eeuw laten het Nederlandse landschap compleet met ruiters, koeien, boten, windmolens, rivieren en meren zien. Mooie luchten zijn vaak een heel belangrijk element van deze platen die in de woningen van de gegoede burgerij hingen.

In de romantische schilderkunst van het begin van de 19e eeuw legt de schilder veel meer zijn eigen emoties in het landschap, soms de emoties in verband met een door industrialisering snel verdwijnende wereld, soms de emoties van de eenzame mens in contact met de oneindige machtige natuur. Natuurlijk ook hier het gebruik van dreigende wolkenluchten en mooi beschenen delen van het landschap en de mensen daarin.

Impressionisme en later
Claude Monet, Honfleur 1864

In de tweede helft van de negentiende eeuw werd het schilderen in de open lucht (‘plein air’) steeds belangrijker. In dit verband speelde de  school van Barbizon vanaf rond 1850 een hoofdrol. Niet lang daarna ontstond het impressionisme, waarbij het steeds meer ging om het vastleggen van een uniek moment zoals een unieke belichting bij een een unieke wolkenlucht. De impressionisten zochten naar middelen om de unieke ervaring van het licht op een voorbijgaand moment nauwkeurig vast te leggen.

Claude Monet – Impression 1872.

Niet veel anders dan de landschapsfotograaf van nu gingen de impressionistische schilders op zoek naar bijzondere landschappen en bijzondere belichting op bijzondere momenten. De schilderijen van Monet, Pisarro en vele anderen uit die tijd zijn nog steeds van belang voor de fotograaf van nu: vooral hun grote belangstelling voor het steeds veranderende licht en de precisie waarmee zij dat vastlegden bij verschillende atmosferische omstandigheden. Maar aan de manier waarop zijn dat deden, heeft een fotograaf niet veel. Als een fotograaf de sfeer van de opgaande zon, die door een nevelige lucht op het water schijnt, wil weergeven, heeft hij heel andere middelen tot zijn beschikking dan de geniale blauwe en rode streepjes waarmee Monet dit effect bereikt in het schilderij ‘Impression’, het schilderij dat de naam leverde aan de nieuwe kunststroming van die tijd. In feite ging Monet een grote stap verder dan het weergeven van het landschap. Zijn schilderij bevat niet meer dan suggesties van dat landschap en de sfeer ervan zonder de details duidelijk weer te geven.

Van Gogh en daarna
Vincent van Gogh – Korenveld met Kraaien (1890)

In de schilderkunst aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw komt de nadruk steeds meer te liggen op de subjectieve ervaring van de kunstenaar en minder op de natuurgetrouwe weergave van vormen en kleuren. Natuurlijk worden er nog steeds mooie landschappen geschilderd zoals het prachtige Korenveld met kraaien van Vincent van Gogh uit 1890 of de stapels stro van Kees van Dongen uit 1905.

Kees van Dongen – Meules de Paille (1905)

Zulke schilderijen uit die tijd kunnen nog steeds een inspiratie leveren voor goede foto’s. De extreem lage horizon van het schilderij van Kees van Dongen zouden we best in een foto kunnen toepassen, maar de foto zal weinig op zo’n schilderij gaan lijken. Schilderen en fotograferen. zijn wel verschillende technieken.

Edward Hopper, Cobb’s Barns and Distant Houses, 1930–1933. Zo te gebruiken als een idee voor een goede foto.

Naarmate de schilderkunst abstracter wordt en minder realistisch is het moeilijker er ideeën voor fotografie uit te halen, maar niet alle schilderkunst na het begin van de vorige eeuw is abstract. De landschappen die Hopper in de jaren 1930 schilderde zijn een goed voorbeeld.

Wie en wat kan mij inspireren?

Als ik landschappen fotografeer, dan heb ik maar één doelstelling: ik wil de schoonheid van het moment laten zien, het mooie licht dat op de onderwerpen valt, de mooie vormen en kleuren, op zo’n manier dat iemand die de foto ziet iets van mijn verwondering op het moment kan herkennen. Het kan trouwens ook best om de lelijkheid van het moment gaan en mijn negatieve emoties daarbij.

In principe kan ik me door schilderijen uit elk tijdvak laten inspireren: van de mooie landschappen in de religieuze schilderijen tot en met de landschappen het expressionisme en later (als we even de schilderkunst uit andere culturen zoals de Chinese landschapstekeningen buiten beschouwing laten). Daarbij gaat het om minstens vier verschillende zaken: de keuze van het onderwerp (bijv. berg met rivier en kasteel), de compositie van het geheel (inclusief de frame-verhouding, het perspectief, het gebruik van lijnen, etc.), de kleuren en de belichting (kleurtemperatuur, verzadiging, etc.) en de toegepaste schildertechniek. Als fotograaf heb ik meestal aan het laatste punt niet zo veel. Fotograferen is geen schilderen.

Van oudere schilderijen (middeleeuwen, etc.) kan ik best iets leren, maar meestal niet op het gebied dat mij het meest interesseert: het bijzondere gebruik van licht en kleuren. Dat is heel anders bij Rembrandt en sommige tijdsgenoten. Van veel schilders (zoals Ruysdael) uit de gouden eeuw kan ik wel iets leren, maar de mooie landschappen van Albert Cuyp daarentegen zeggen mij niet veel:  keurige plaatjes volgens vaste conventies.  Verwantschap  met schilders uit de romantiek voel ik nog minder, zeker niet als ze hun overdreven gevoelens in bombastische wolkenluchten en dramatische lichteffecten willen uitdrukken.

Veel inspiratie vind ik niet toevallig bij de impressionisten. Zij waren in de eerste plaats geïnteresseerd in de wisselwerking van licht, atmosfeer en landschap. Hun interesse leek sterk op die van de landschapsfotograaf  die op zoek is naar unieke weergaven van bijzondere momenten in het landschap: bijzondere luchten, bijzonder licht en bijzondere belichting.

Als fotograaf heb ik nog steeds veel aan zo’n schilderij van Monet die een heel goed oog had voor de bijzondere lichtval en de schaduwen in een bos. Het licht komt van links voor en maakt niet alleen dat het bos aan de linkerkant van de weg pikdonker is maar ook dat de bomen rechts scherpe slagschaduwen werpen. Van de tweede boom zie je eigenlijk alleen de schaduw. De weg is voor de helft donker. Je kan dit zo in een foto gebruiken, maar dan moet je in de nabewerking niet proberen de details in de donkere gedeelten zichtbaar te maken door de schaduwen op te lichten. Daarmee zou er van de sfeer in de foto niets overblijven (Claude Monet, de weg bij Chailly in het bos van Fontainebleau, 1865 in museum Odrupgaard).

De impressionisten kunnen mij op drie van de vier bovengenoemde punten inspireren: onderwerp, compositie, licht en kleuren. Op het vierde punt heb ik niets aan hen. Impressionistische schildertechnieken kan ik als fotograaf niet gebruiken. Ik moet andere middelen zoeken. Het zelfde geldt nog sterker in het geval ik me laat inspireren door schilderstijlen die nog verder van een directe weergave van de werkelijkheid verwijderd zijn.

Als ik het mooie moment in het mooie landschap gevonden heb en de compositie heb bepaald, begint voor mij het werk als fotograaf. Tijdens het fotograferen kan ik gegradueerde filters en/of circulaire polarisatiefilters gebruiken, grijsfilters combineren met lange sluitertijden, de kleurtemperatuur instellen en nog veel meer. Na het fotograferen kan ik in Lightroom onder meer het kleurenpalet veranderen (kleurtemperatuur, verzadiging, etc.) en de belichting  voor het hele beeld of delen ervan aanpassen. Ik kan zelfs een stap verder gaan en echt grote verandering aan kleuren aanbrengen zodat luchten groen worden en bomen rood, maar wil ik dat?

Extreme landschapsfotografen

Voordat ik me overgeef aan de techniek van filters en complexe nabewerking moet ik me afvragen: wat wil ik laten zien? In handleidingen voor (landschaps-)fotografie zie ik tientallen foto’s van zwaar aangezette wolkenluchten (door het gebruik van gegradueerde filters), van bevroren watervallen of snelstromende rivieren (door lange belichtingstijden en donkere grijsfilters).

Ik houd absoluut niet van dit soort landschapsfotografie. Misschien knap, maar in mijn ogen oerlelijk.(Max Rive)

Ik vind het meestal niet mooi en vaak gewoon lelijk: slechte kitsch gerealiseerd met een overmaat aan techniek. De fotograaf heeft niet geprobeerd het landschap en zijn ervaring daarvan natuurgetrouw weer te geven maar heeft een fantasielandschap gecreëerd door het gebruik van allerlei filters en nabewerkingssoftware. Dat wil ik niet (zie ook een eerdere presentatie). Het lijkt wel of deze stroming van de landschapsfotografie in de hoogromantiek (in de stijl van Casper David Friedrich) is blijven steken en van de ontwikkelingen daarna niets heeft meegekregen.

Wat ik wel wil

Ik wil het gevoel oproepen dat ik had toen ik dat moment midden in het landschap stond, niet het gevoel dat pas ontstaat als ik de zwaar bewerkte foto bekijk.

Dit komt in de buurt van wat ik wil – de schoonheid van het moment vastleggen. Ergens in Drente 2021.

In die zin is kan ik van de impressionisten leren. Monet was bijvoorbeeld gefascineerd door de bijzondere effecten die de vroeg-industriële rookwolken van de vieze fabrieken in Londen op het licht hadden en schilderde net zo lang tientallen doeken totdat hij die effecten bevredigend had vastgelegd.

Ik wil op mijn bescheiden manier proberen te laten zien wat mij op een bepaald moment op een bepaalde plaats raakt. Tijdens een cursus van Ellen  Borggreve was dat het licht in het prachtige Speulderbos op de Noord Veluwe met de combinatie van kaarsrechte sequoia’s met kromme eiken op de achtergrond. Natuurlijk is onderstaande foto nabewerkt, niet om hem anders te maken dan de werkelijkheid maar juist om de werkelijkheid en mijn indrukken van dat moment nog beter te benaderen.

In het Speulderbos (2022) – met dank aan Ellen Borggreve

En de conclusie?

Mijn conclusie na al die catalogi doorbladeren met landschappen geschilderd vanaf de middeleeuwen is, dat je uit schilderijen van alle tijden en alle stijlen ideeën kunt halen voor landschapsfoto’s: onderwerpen, soorten compositie en het gebruik van kleuren. Schilders die zich heel fundamenteel met licht hebben bezig gehouden vind ik het interessantst. Dat is natuurlijk Rembrandt en zijn tijdgenoten en later zijn het de impressionisten. Van al die schilders zijn hun ogen voor de fotograaf van nu het belangrijkst. De bijzonderheden die zij in vormen, kleuren, licht en schaduwen opmerkten, zijn ook nu een goed startpunt voor bijzondere foto’s.

Er bestaat wel het gevaar dat wij de mooie plaatjes uit de Gouden eeuw te veel als een voorbeeld gaan zien. De stereotype beelden van molens, kastelen, rivieren en stranden zijn voor veel mensen conventies geworden, waarnaar ook fotografen zich richten. Er wordt dan gezegd dat een foto “net een schilderij is”.  Maar het doel van een mooie landschapsfoto kan niet zijn een Ruysdael na te bootsen, maar om de eigen ervaring van dat landschap zo goed mogelijk weer te geven, liefst met gepaste afstand tot de populaire stereotypen over wat mooi is.

Geraadpleegde literatuur

Markus Bertsch (Hrg), Impressionismus, Meisterwerke aus der Sammlung Ordrupgaard, Hamburger Kunsthalle 2019-2020.

Expressionismus in Deutschland und Frankreich – von Matisse zum Blauen Reiter, Kunsthaus Zürich, 2014.

Arjen Drost e.a., Praktijkboek landschapsfotografie – overbrug de kloof tussen werkelijkheid en foto, 3e druk 2016.

Ross Hoddinott, Mark Bauer, The Landscape Photography Workshop. East Sussex 2013.

Peter Watson, Light in the Landscape – A Photographer’s Year, Photographer’s Institute Press, 2005.

 

 

____

 

 

 

 

 

 

 

Anéantir – een bijzondere Houellebecq

 

Michel Houellebecq, Anéantir, Flammarion, 2022. 735 pagina’s.

Anéantir

Gisteren las ik de laatste 20 pagina’s van het 735 pagina’s tellende boek Anéantir van Houellebecq. Een heel ander boek dan we van hem gewend zijn. Het eerste deel bevat wel de gebruikelijke beschrijvingen van een kapotte samenleving en keiharde kritiek op politieke en economische systemen.  Het boek lijkt te gaan over vreemde complotten en aanslagen op containerschepen, spermabanken en belangrijke spelers in de technologische wereld. Het gaat ook over de Franse politiek, met name over de presidentsverkiezingen. Hier maken we kennis met de belangrijkste persoon van het boek, Paul, die samen met zijn vrouw Prudence een luxe appartement bezit maar verder niets met haar deelt: samen eten of slapen doen ze al lang niet meer. Paul werkt voor Bruno, de minister van Economische Zaken, die een belangrijke rol in de verkiezingen van 2027 speelt. Het boek laat, op een typische Houellebecq-manier, de leegte van de politiek, de banaliteit van de politieke adviseurs en de doortraptheid van het machtsspel zien. Veel van deze passages zijn echt humoristisch.

Ziekte, zelfmoord, liefde

Als de vader van Paul een ernstig herseninfarct krijgt en totaal verlamd in een verzorgingstehuis wordt opgenomen verschuift het perspectief van het boek. De lezer maakt kennis met de eigenaardigheden van Pauls familie: zijn traditioneel katholieke zus Cécile, haar man en haar dochter, zijn heel ongelukkig getrouwde jongere broer Aurélien, en met de vriendin van zijn vader. Als de omstandigheden in het verzorgingstehuis zo verslechteren dat de familie  bang is dat de vader daar snel zal overlijden, organiseren zij een ontvoering uit het ziekenhuis. Deze gebeurtenissen leiden tot een hernieuwing en versteviging van de familiecontacten en tot grote veranderingen. Het interessants van alles is dat Paul en Prudence een echte liefdesrelatie ontwikkelen. Zij doen voor het eerst sinds jaren weer dingen samen, eerst heel voorzichtig maar al snel delen zij weer hun woon- en slaapkamer. Natuurlijk wordt de uitbundige sex weer in (onnodig) detail beschreven. Aurélien wil scheiden nadat hij een relatie is begonnen met Maryse, de verpleegster uit Bénin die voor zijn vader zorgt. Maryse helpt bij de ontvoering van zijn vader. Dit komt helaas uit. Auréliens vrouw publiceert in een krant het hele verhaal dat ook politieke consequenties dreigt te hebben. Aurélien kan een vlotte scheiding nu wel vergeten en voor zijn vriendin dreigt ontslag. Even later wordt hij hangend aan een balk van het oude familiehuis waar zijn vader verblijft, gevonden. Maryse gaat terug naar Bénin. De familiebanden tussen de vader, Paul, Cécile en Prudence worden steeds sterker. Politiek en terrorisme verdwijnen vrijwel volledig naar de achtergrond.

Afscheid

Bij Paul wordt bij een bezoek aan de tandarts een kwaadaardig gezwel ontdekt. Het vervolg van het verhaal is een beschrijving van onderzoeken en behandelingen met heel veel details over MRI-scans, chemotherapie en immuuntherapie en chirurgie. Hij weigert een rigoureuze operatie waarbij hij ook zijn tong zou verliezen. Alles gaat nu naar het onvermijdelijke einde van zijn leven. Er is geen redding meer mogelijk. Zijn relatie met Prudence wordt elke dag intenser en ook ontstaat er veel warmte tussen zijn zus en hem. Nog één keer rijdt zij hem (hij kan niet meer rijden) naar het huis van zijn verlamde vader. Samen met zijn vader zit hij uren naar de ondergaande zon te kijken, maar zegt niets. Zijn vader kan niet praten.

Vernietigen

Terug in Parijs kan hij alleen nog op zijn dood wachten. De titel Anéantir (vernietigen) is misschien wat misleidend. De strekking van het verhaal lijkt toch te zijn, dat hij juist zijn vernietiging heeft kunnen vermijden. Door uit de oppervlakkige buitenwereld van politiek, economie, technologie en terrorisme terug te keren naar de binnenwereld van liefde en geborgenheid in de familie, heeft zijn leven er iets toe gedaan, is hij juist niet ‘vernietigd’. Een lezer op de Franse website babelio.com  vat het als volgt goed samen: hoe kan je weerstand bieden aan de definitieve vernietiging?

“Le monde est au bord du gouffre, mais face au vide civilisationnel se reflète aussi un néant existentiel. Le vide fascine. Sur quelle île de compassion se réfugier pour éviter de tomber dedans ? La famille, la foi, l’engagement, la spiritualité, et l’amour toujours. L’amour et la passion. Comment résister à l’anéantissement définitif ? Cela aurait pu s’appeler “Affronter”, ça s’appelle “Anéantir” et c’est un livre plus positif qu’il n’y paraît.”
https://www.babelio.com/livres/Houellebecq-Aneantir/1376626#!

Ik vond de beschrijving van de relaties tussen de hoofdpersonen hier en daar erg mooi. Het liefdesverhaal van Aurélien en Maryse is ontroerend net als de beschrijvingen van de ontwikkeling in de verhouding van Paul en Prudence en de intense band tussen hem en zijn verlamde vader. Dat Houellebecq ooit zoiets zou schrijven, had ik nooit vermoed. Maar ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die naar de vroege Houellebecq terugverlangen als ze dit boek lezen en dat ze het schrijven van psychologische romans liever aan anderen overlaten (zoals Bas Heijne, zie hieronder).

Romantisch conservatisme

Je zou kunnen zeggen dat de hoofdpersoon Paul de maatschappijvisie van Houellebecq verwoordt:

“Aux yeux de Paul, le tout dernier alias fictif de Houellebecq, «si l’objectif des terroristes était d’anéantir le monde tel qu’il le conaissait, il ne pouvait pas leur donner tout à fait tort ».” https://www.ledevoir.com/lire/658551/fiction-francaise-aneantir-houellebecq-et-la-possibilite-de-l-amour

Uit eerdere boeken kende ik natuurlijk Houellebecq’s afkeer van de geglobaliseerde neoliberale economie en zijn opvattingen over het verdwijnen van menselijke waarden in een wereld waar alles om eigenbelang draait, goed samengevat door Paul in deze passage van het boek:

“La doxa libérale persistait à ignorer le problème, tout emplie de sa croyance naïve que l’appât du gain pouvait se substituer à toute autre motivation humaine, et pouvait fournir à lui seul l’énergie mentale nécessaire au maintien d’une organisation sociale complexe. De toute évidence c’était faux, et il paraissait évident à Paul que l’ensemble du système allait s’effondrer dans un gigantesque collapsus … … .” (p. 539)

Ik kan het best eens zijn met een veel van zijn constateringen maar ik zie niet duidelijk welk alternatief hij er tegenover stelt en voor zover ik het wel zie, word ik ook daar niet blij van. In Sérotonine (zie mijn eerdere blog) schildert hij de verloedering van het platte land in Normandië en lijkt romantisch terug te verlangen naar de gezonde menselijke verhoudingen in de traditionele samenleving, die door het neoliberalisme kapot gemaakt is. Over die verhoudingen heb ik mijn twijfels. In dit laatste boek proberen de verschillende personen op hun eigen manier iets van spiritualiteit terug te vinden. De atheïst Paul steekt af en toe een kaarsje aan in de kerk, zijn vrouw vlucht in de bedenkelijke wereld van het Wicca-geloof, terwijl het leven zijn zus Cécile door ultra-conservatief katholicisme wordt beheerst. Houellebecq gebruikt zijn boek als spreekbuis voor zijn eigen bedenkingen tegen euthanasie. Het romantische conservatisme in zijn boeken staat mij tegen. Vluchten in traditionele samenlevingsvormen of in vage spiritualiteit is geen oplossing voor de reële problemen die hij aan de orde stelt.

Boekbesprekingen

Henk Pröpper, Houellebecq slaagt erin de werkelijkheid geheel te omarmen  20 januari 2022, https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/houellebecq-slaagt-erin-de-werkelijkheid-geheel-te-omarmen~ba818768/ 
Ik ben het eens met wat Pröpper in deze bespreking schrijft: “De passages waarin Houellebecq Pauls ouderlijk huis en de familierelaties schetst, zijn van grote schoonheid en relevantie. Hij toont mensen elk met hun eigen eigenaardigheden en soms onbegrijpelijke beslissingen. Ook waar spreken onmogelijk blijkt, is een hoge vorm van vertrouwelijkheid mogelijk. In de beschrijvingen van het contact met Pauls vader gaat Houellebecq ver voorbij de vervreemding van de moderne wereld, en tast hij naar het eigene en intieme, daar waar mensen elkaar woordeloos aanraken. Van de lawaaiige buitenwereld naar een kwetsbare binnenwereld: dat is een opzienbarende stap in zijn oeuvre.”

Daan Pieters, Recensie: Michel Houellebecq – Anéantir, https://www.tzum.info/2022/01/recensie-michel-houellebecq-aneantir/

In de boekbespreking in de NRC wordt benadrukt dat het boek toch het centrale thema van Houellebecq behandelt: het onvermogen van de liberale wereld de mens zingeving te verschaffen:
“Het maakt anéantir tot een Houellebecq-slow, met een ambitieuze inzet en een tragisch-romantische visie op de toekomst van onze samenleving, een roman als een zwanenzang, met een ondertoon van compassie. Ook in Houellebecqs eerdere werk loerde de dood, het grote niets, voortdurend om de hoek. Van het begin af aan stonden het typisch Franse ‘miserabilisme’ en ‘declinisme’ hoog in zijn vaandel. Nu staat Magere Hein werkelijk voor de deur, de auteur wordt ook een dagje ouder en zijn lezers met hem. De liberale veronderstelling was ‘dat hebzucht iedere andere menselijke beweegreden kon vervangen’ en zo het ‘complexe sociale systeem’ in stand zou houden. ‘Maar dat was een vergissing.’ Het was gedoemd ineen te storten, met veel geweld en op korte termijn.”
nrc.nl/nieuws/2022/01/06/in-de-nieuwe-houellebecq-schuilt-het-ongeluk-in-het-gezin-a4075903

Niet iedereen is overtuigd van de literaire kwaliteiten van Houellebecq’s beschrijvingen van de psychologische verhoudingen tussen de personen in het boek. In een commentaar in de NRC schrijft Bas Heijne:
“Het getuigt van literaire moed dat Houellebecq aan zijn schurende ambivalenties, die zijn eerdere werk zo opwindend maakten, wil ontsnappen. Maar de antwoorden die hij in Vernietigen geeft zijn, op een enkele indrukwekkende passage na, vaak banaal en zelfs sentimenteel. Werkelijke intimiteit blijft op afstand. Vandaar wellicht die depressie, waaruit zijn vrouw hem liefdevol wilde verlossen met wat opbeurende porno.”
https://www.nrc.nl/nieuws/2023/03/09/met-vernietigen-probeert-michel-houellebecq-een-psychologische-roman-te-schrijven-a4159034