Foto’s scannen of fotograferen
Een goede manier om afgedrukte foto’s te scannen is ze op de scanner leggen. Dat gaat goed zolang je losse foto’s hebt. Een heel foto-album op de scanner leggen lukt in de regel niet. Een alternatief is de foto’s te fotograferen met een standaardlens (niet al te korte brandpuntafstand) of een macrolens. Ik gebruik de volgende opstelling:
- de camera staat op een statief, op zo’n manier dat hij naar beneden kan fotograferen.
- Ik gebruik ongeveer dezelfde opstelling als voor het fotograferen van dia’s en negatieven, maar de camera staat iets hoger boven de tafel.
- Een goede opstelling is:
- Camera (in mijn geval een full-frame Nikon D610)
- Macro-objectief (ik gebruik een oude Nikon Micro 105 mm)
- Ik gebruik een Manfrotto-statief waarvan ik één poot op de grond zet en twee op de tafel laat rusten. De poten op tafel zet ik wijd neer (dat kan bij zo’n statief). Ik zorg dat de buis naar de statiefkop perfect loodrecht op het tafelvlak staat. Ik test dit met een waterpas. Zo ontstaat er beneden het statief een goede werkruimte.
- De camera is precies naar beneden gericht.
- De foto’s zitten ingeplakt in een album. De bewuste pagina moet recht liggen (bijv. door boeken onder te lage pagina’s te leggen)
- De camera staat zo hoog dat hij iets meer dan een hele foto fotografeert.
- De belichting is erg belangrijk:
- Gebruik een goede witte gelijkmatige lichtbron. Mijn LED-schijnwerper (goedkoop van de Action) voldoet prima.
- Stel de lichtbron zo op dat de camera geen spiegelingen van de lamp in de foto kan registreren maar wel zo dat de lamp van de zijkant direct op de foto schijnt.
- Werk in een (redelijk) donkere kamer.
- Verlicht geen voorwerpen die zich recht boven de foto bevinden. Anders kunnen die in de foto spiegelen. Eventueel kan het plafond worden afgeschermd door een zwarte doek als dat toch spiegelingen geeft in de foto.
- Werken met indirecte verlichting is uit den boze, want alle voorwerpen in de kamer kunnen in de foto gaan spiegelen.
- De instelling van de camera is net zoals bij negatieven en dia’s fotograferen:
- Een niet te wijd diafragma (bijv. 10)
Opstelling voor kopiëren. De LED-lamp staat links. In dit voorbeeld staan alle drie de poten op tafel, maar één lange poot kan op de grond blijven staan. Dat is nog handiger. - Een niet te hoge ISO, bijv. 125 of 250. Geen auto-ISO!
- A-stand: de camera stelt de sluitertijd in. Die wordt vrij lang, bijv. 1/15 seconde.
- Gebruik autofocus. Handig is Live View.
- Fotografeer met afstandsbediening.
- Een niet te wijd diafragma (bijv. 10)
- Nabewerking:
- In de regel moeten de foto’s nog van randen worden ontdaan en worden rechtgezet in Lightroom.
- Kies bij het uitknippen eventueel een andere lengte-breedte-verhouding dan van de camera (bijv. 4:3 als de foto met een digitale compactcamera is gemaakt).
- Kleine perspectieffouten door niet helemaal waterpas liggende albumpagina’s zijn niet te vermijden. In de praktijk moet je een iets bredere rand wegsnijden. Met software kunnen sommige fouten wel gecorrigeerd worden, maar als ze niet storend zijn, gewoon laten zitten.
- Veel kleurcorrectie is er meestal niet nodig.
- Het resultaat:
- is vaak heel acceptabel,
- maar er gaan meer details verloren dan bij het scannen van negatieven, omdat de afdruk niet alle informatie bevat die wel op het negatief stond.
- Op onderstaand voorbeeld is te zien dat er vooral verschillen zijn in de details van het water, maar de gescande afdruk is zeker niet slecht.
|
|
Scanresolutie
Als je foto’s (positieven) wilt scannen, welke resolutie heb je dan nodig? Dat hangt natuurlijk af van de grootte van de afdruk. Is die heel groot, dan volstaat een lage resolutie van bijvoorbeeld 300 dpi. Bij kleinere foto’s is meestal 600 dpi voldoende. Zie bijgaande tabel.
dpi | per cm | per cm2 (kpix) | |
150 | 59 | 3,5 | |
300 | 118 | 14,0 | |
600 | 236 | 55,8 | |
1200 | 472 | 223,2 | |
formaat | 15×10 | 30×20 | 45×30 |
oppervlakte cm2 | 150 | 600 | 1350 |
M pixels 150 dpi | 0,5 Mpix | 2,1 Mpix | 4,7 Mpix |
M pixels 300 dpi | 2,1 Mpix | 8,4 Mpix | 18,8 Mpix |
M pixels 600 dpi | 8,4 Mpix | 33,5 Mpix | 75,3 Mpix |
M pixels 1200 dpi | 33,5 Mpix | 133,9 Mpix | 301,3 Mpix |
Een goede foto hoeft niet groter te zijn dan 8 Mpix, want veel fijner is de korrel van het negatief en/of afdrukpapier niet. Daarom is voor kleine foto’s 600 dpi ruim voldoende. Grotere foto’s (voorbeeld 30×20) kunnen rustig op 300 dpi worden gescand. De scanresolutie hoeft natuurlijk nooit veel groter te zijn dan de resolutie van de printer waarmee de afdruk werd gemaakt. Vaak is die maar 300 of 600 dpi.
Zie deze pagina voor een voorbeeld.
Negatieven scannen
Voor het scannen van een kleinbeeldnegatief (36×24 mm) is 1200 dpi nog aan de krappe kant. Dan krijg je een file van 1,9 Mpix, of te wel 1653 x 1134 pixels. Daarom kan je voor dit soort negatieven beter andere methoden of een gespecialiseerde scanner gebruiken.
Terug naar foto’s digitaliseren