Hei en Dennen

Herfstvakantie in het Konijn

Net als twee jaar geleden gingen we in de herfstvakantie een paar dagen naar Epe. Ook konden we volop genieten van de mooie paddenstoelen in de bossen en op de  heide. Ook overnachtten we weer in een piepklein huisje op het bungalowpark en camping van RCN, van het type ‘konijn’. Beschikten wij twee jaar geleden nog over een vierpersoonskonijn, nu moesten we het met de allerkleinste versie voor twee personen doen: het kleinste huisje op het terrein. Het weer was warm, verontrustend warm voor de tijd van het jaar. Terwijl de wereld twee jaar geleden bijna helemaal stil lag door Corona-maatregelen, waren nu de terrassen en cafés gewoon weer open, maar eigenlijk hebben we er niet eens zo veel gebruik van gemaakt. Toch fijn te weten dat het er weer is.

Wandelen tussen de paddenstoelen

Het is nauwelijks te vermijden, maar de wandelingen (en de foto’s) deze keer leken als twee druppels water op die van de vorige keer: door de Dellen naar de Render Klippen en over de Tongerense hei. Bij de Schaapskooi op de Render Klippen stond een ijskar. De ijscoman verkocht niet alleen prima ijs, maar kon het niet laten ook allerlei stereotype ongevraagde adviezen in de psychologische sfeer te geven. Zo wisten wij weer waar het om gaat in het leven.

Hoewel het herfstvakantie was, liepen er nergens veel mensen. En ook het aantal geëlektrificeerde fietsers op de racebaan door het bos viel mee. Veel vogels zagen we niet. Dat had zeker met het weer te maken. Bij kouder weer was er zeker meer vogeltrek geweest. Met veel plezier maakte ik weer de ene paddenstoelenfoto na de andere.

Ik weet er nog niet zo veel van, maar naarmate ik meer van die organismes te weten kom, des te meer opent zich een totaal wonderlijke ondergrondse en bovengrondse wereld van schimmels die met bomen samenwerken (zoals de vliegenzwam met berken en andere b0men), andere (zoals de sombere honingzwam) die eerst als relatief onschuldige parasiet op die bomen leven, maar dan genadeloos tot de aanval over kunnen gaan om de boom om zeep te helpen en vervolgens totaal af te breken. En dan zijn er nog paddenstoelen die zich uitsluitend bezig houden met het opruimen van dood organisch materiaal (zoals het koraalzwammetje op de foto).

Drie wandelingen: A. Dellen en Render Klippen; B: Tongerense Heide; C: Dellen en Haelberg
Aan de rand van de Tongerense hei

Meer dennen dan hei

Onze wandelingen in Epe gingen vooral door het bos met af en toe een stukje heide daartussen, zie bovenstaande figuur. Nu liggen de hei van de Render Klippen en de Tongerense hei als geïsoleerde elementen in het grote Epense bos. Hieronder een paar foto’s.

Dat is wel eens anders geweest. Hieronder is de historische ontwikkeling in 9 kaarten weergegeven. Aan het eind van de 19e eeuw zien we uitgestrekte heidevelden en hier en daar een stuk bos. In het begin van de twintigste eeuw neemt het bosoppervlak in een strook ten Noorden van Epe iets toe, maar de heidevelden daarachter blijven immens.  Dat is ten zien op de kaarten van 1920 en 1935, maar dan wordt het grootste deel van de heide beplant met uitgestrekte bossen van vooral op nette rijtjes geplante sparren, dennen en lariksen. Wat in 1940 nog van de heide over was gebleven, is er vandaag ook grotendeels nog: de hei bij de Render Klippen ten Noorden van Epe (wandeling A) en de Tongerense hei ten Zuid Westen (wandeling B).

Bron: topotijdreis https://www.topotijdreis.nl/

Het verdwijnen van de hei

Heide is een oud cultuurlandschap (zie ook deze blog). Eeuwen lang maakten de Nederlandse heidevelden deel uit van een landbouwsysteem waarbij afgeplagde heide vermengd met stalmest de basis vormden van het bemestingssysteem. Een deel van de mest was afkomstig van schapen die op de heide werden gehouden. Dit systeem van landbouw kwam spoedig tot een einde toen aan het begin van de twintigste eeuw grootschalige kunstmestproductie mogelijk werd nadat in 1910 Fritz Haber een methode gevonden had om stikstof uit de lucht in ammoniak om te zetten. Heide was vanaf die tijd geen noodzakelijk onderdeel meer van het landbouwsysteem op de zandgronden. Het is niet toevallig dat wij de heide snel zien verdwijnen op de kaartjes tussen 1920 en 1940.

Hei en Dennen

Het boekje Hei en Dennen door de aartsvaders van de Nederlandse natuurbescherming E. Heimans en Jac. P. Thijsse werd voor het eerst in 1897 uitgegeven. Het begint met een mooi verhaal dat op de hei tussen Heino en Raalte in Overijssel speelt. Daar woont in een afgelegen huisje 'Kruiden-Marie', een oude vrouw die uitzonderlijk veel van kruiden weet. Heimans (geboren in 1861) vertelt over zijn ontmoetingen die hij als jonge man met deze vrouw gehad had. Het verhaal speelt dus ergens rond 1880.



Toen het boek in 1948 opnieuw werd uitgegeven, waren de eenzame heidevelden waarop het leven van Kruiden-Marie zich afspeelde, al grotendeels verdwenen. Heimans schrijft in het voorwoord - Thijsse was inmiddels overleden - over de grote veranderingen in de vijftig jaren na de eerste druk.

"Geen ander van de Nederlandse landschappen heeft in  .... (de afgelopen) 50 jaren zo schrikbarend geleden door ontginning als de heide. ... ... Moge de vernieuwde uitgave van dit boekje bijdragen tot het inzicht, dat de laatste nog goede resten van onze Nederlandse heiden als een uiterst kostbaar en precair nationaal bezit dienen te worden beschouwd en daarom tegen iedere verdere aantasting moeten worden gevrijwaard door ons aller toewijding en opofferingsgezindheid."

Plaatje hierboven uit de uitgave van 1948: E. Heijmans en Jac. P. Thijsse, Hei en Dennen, Uitgeverij Ploegsma, Amsterdam 1948. Oorspronkelijke uitgave in 1897, beschikbaar op internet: https://www.dbnl.org/tekst/heim004heie01_01/heim004heie01_01_0003.php

Het Oener Koefeest

Maar er is meer dan bos en heide in de buurt van Epe. Deze keer bezochten wij het Koefeest van Oene, een plaatsje net ten Oosten van Epe. Het ademt een beetje de sfeer van drie oktober in Leiden met alle frietttenten, en marktkramen voor vis en allerlei rotzooi. Maar het publiek is anders. Het is vooral de plaatselijke boerenbevolking, die grotendeels mooie Gelderse en Overijsselse dialecten spreekt. Op de markt was een grote oldtimer-show, niet voor auto’s maar voor historische tractoren. Veel kramen op de markt verkochten T-shirts met tractormotieven en miniatuurmodellen van tractoren. Het leven van de boer is een tractorleven.

Rond de stokoude tractoren, waarvan de motor nog liep, stonden zoveel boeren dat het me nauwelijks lukte er foto’s van te maken. Traditioneel omvatte dit feest ook een koeienmarkt, maar sinds de mond- en klauwzeeruitbraak van 2001 werd de handel in koeien verboden. Er schijnt nu wel een paardenmarkt te zijn. Oene heeft een Oranjevereniging met de afkorting O.E.N.E.: Oranje En Nederland Eén. Zo’n dorp is het dus.

Als je van Oene nog verder naar het Oosten rijdt, dan kom je bij de IJssel. Na ons vertrek uit Epe reden we naar het Olsterveer, het pontje  naar Olst. We genoten daar van onder meer kolganzen, smienten en slobeenden. Einde herfstvakantie, maar echt herfst was het nog steeds niet.

 

____

Meer foto’s op mijn fotosite

 

 

Terug naar de cultuur

Het was 1958. We woonden in Ede boven op de Paasberg. Met het hele gezin fietsten we over zandpaden bij Planken Wambuis en Mossel en weer terug over de Ginkelse Heide. De zon scheen heerlijk op de heide die al behoorlijk paars aan het worden was. Daar aten we onze meegebrachte boterhammen bij het gezoem van bijen en hommels, terwijl de leeuweriken geen enkel moment hun gezang onderbraken.

Op de Ginkelse Heide (november 2019)

Ede was het heidedorp met als toeristisch hoogtepunt de verkiezing van de heidekoningin die in een paars versierde wagen door de straten werd gereden. De paarse koets van Ede. Toch ging het de jaren daarop niet zo goed met de hei. In plaats van de mooie paarse struikjes groeide er steeds meer onsympathieke grassoorten. De korhoenders, waar wij als NJN-ers nog om vier uur in de ochtend naar gingen kijken, waren na een tijdje verdwenen.

grutto

Niet alleen de mooie heidenatuur verdween in een rap tempo, ook de mooie weidevogels op het land van traditionele boerenbedrijven werden schaars. De intensieve landbouw eiste zijn tol, vooral door het toegenomen gebruik van kunstmest, de drastische verlaging van de grondwaterstanden en – vooral door ruilverkaveling – het verdwijnen van aantrekkelijke landschapselementen zoals eeuwenoude heggen en wallen.

Het conflict tussen boer en natuur spitst zich nu toe op de noodzaak de stikstofbelasting van alle sectoren in Nederland terug te brengen. Als het niet lukt de boerenbedrijven minder stikstofintensief te maken, dan moeten de boeren maar verdwijnen. De boeren hebben niet meer de politieke en maatschappelijke steun van weleer. Het land mag dan vol staan met omgekeerde Nederlandse vlaggen, maar de boeren staan zwaar op verlies. In de wedstrijd natuur tegen boer staat het minstens 1-0, misschien al 3-0. Wie zal het zeggen?

Dat is prachtig! In Nederland kunnen we de natuur weer herstellen, nu we die rotboeren bijna uit ons paradijs verdreven hebben. Maar hoe gaat het dan verder? Laten we er nu eens vanuit gaan dat natuur daar maximaal ontstaat waar de mens zijn invloed tot nul terugbrengt. We laten het land aan zichzelf over: geen landbouw, geen industrie, geen afvalstromen of emissies van elders. Weg met de kunstmatige aanpassing van waterstanden, weg met kunstmest. We laten het land zonder menselijke invloed dichtgroeien en kijken wel wat voor planten en dieren we dan krijgen. Wat we dan krijgen, zal waarschijnlijk op het landschap de vroege middeleeuwen, voor het ontstaan van de landbouw, gaan lijken, misschien wel op het landschap van nog veel eerder, na de laatste ijstijd. Waarschijnlijk ontstaan er tussen de stedelijke gebieden grote beukenbossen en uitgestrekte moerassen, wie weet ook nog bevolkt door wolven, beren en wisenten.

Krijgen we dan onze mooie natuur terug? Hoe gaat het dan met onze paarse heide en met de mooie weidevogels? Het is misschien jammer, maar uitgestrekte heidevelden komen echt nooit meer terug. Hoewel de heide als soort al vóór de vroege middeleeuwen in onze omgeving voorkwam, zijn de uitgestrekte heidevelden (en zandverstuivingen) van veel latere datum. Heidevelden zijn ontstaan als nevenproduct van een vorm van landbouw, die zich op en rond ‘essen’ in een tijd van systematisch mesttekort ontwikkelde. De es werd bemest met een mengsel van stalmest en afgeplagde heide. Daar vond landbouw en veeteelt plaats. Heidevelden rondom de es waren het domein van schapen. De grote onvruchtbare heidevelden waren het gevolg van systematische verarming door eeuwenlange afplagging. De beste manier onze mooie heidevelden in stand te houden, is weer regelmatig op de oude manier af te plaggen. Doe je dit niet, dan verdwijnt de door de mens veroorzaakte onvruchtbaarheid. De huidige stikstofbelasting is niet de belangrijkste oorzaak van het verdwijnen van de heide. Heidevelden kunnen zelfs nog heel wat stikstof hebben, als je ze op de juiste manier onderhoudt. De heide is geen oorspronkelijke natuur, maar een cultuurlandschap van vóór de uitvinding van de kunstmest. Toen die uitgevonden was, had bijna niemand meer behoefte aan heidevelden, behalve dan het leger, waaraan wij het behoud van grote stukken heide te danken hebben.

Nederlandse ‘natuur’ in het Groene Hart

Ook onze mooie grutto’s, kieviten, wulpen, tureluurs en nog veel meer weidevogels zijn geen oorspronkelijke natuur. De Nederlandse weiden waar deze vogels zich eeuwenlang hebben thuis gevoeld zijn door de landbouw geschapen biotopen die oorspronkelijke, maar verdwenen, biotopen hebben kunnen vervangen. Je zou kunnen zeggen dat de natuur in de landbouw gevlucht is. Door de intensivering van de landbouw zijn deze landbouw-biotopen op een schrikbarende manier gekrompen en daarmee de overlevingskansen van grote vogelpopulaties. Terug naar de oorspronkelijke wildernis van vóór de landbouw zou een ramp betekenen, want daarmee ontstaat niet automatisch ruimte voor de weidevogels.

Terug naar de natuur! Dat klinkt goed, maar terug naar welke natuur? Terug naar een oorspronkelijke door landbouw en industrie niet gestoorde wildernis levert ons niet meer op dan een tamelijk saai boslandschap met hier en daar een moeras. We krijgen er de natuur waar we naar verlangen – steekwoorden: heidevelden en grutto’s – nooit mee terug. Het is goed ons te realiseren dat onze ‘natuur’ (in Nederland en West Europa), voor minstens 90% aan landbouw gebonden is. Willen we deze natuur behouden, of terug krijgen, dan is er een rol voor de landbouw weggelegd. In de strijd tussen natuur en landbouw staat het toch niet 1-0. De boeren staan op verlies, maar de natuur ook. Het staat op zijn best 0-0.

Tapuit in de boerennatuur

Het kan 1-1 worden als de boeren weer een positieve rol kunnen spelen in de creatie en het beheer van de natuur zoals ze al eeuwen hebben gedaan, maar dan moet er wel iets grondigs veranderen aan de landbouwsubsidies. Het inkomen van boeren in Nederland (en Europa) bestaat gemiddeld voor de helft uit subsidie. Die subsidie gaat nu nog in het stimuleren van intensieve landbouw ten koste van de natuur. De boer krijgt er de schuld van. De belangrijkste bijdrage van boerenbedrijven in veel gebieden zal ook in de toekomst het scheppen en beheren van onze zogenaamde ‘natuur’ moeten zijn en daarvoor moet hij betaald worden. Dat heeft meer zin dan de boeren uit Nederland en Europa weg te jagen en daar, op basis van een misplaatst romantisch verlangen naar een al meer dan duizend jaar geleden verloren gegane wereld – een verarmde wildernis, geen rijke natuur! – voor in de plaats te creëren. Terug naar de cultuur!

____

 

PS

  1. Ik worstel al een tijdje met de vraag, wat nu eigenlijk natuur is (in Nederland), zie bijvoorbeeld dit verhaal.
  2. In de intensieve landbouw is de boer vaak de vijand van de biodiversiteit. In oudere, minder intensieve vormen van landbouw draagt de boer juist bij aan het scheppen van biodiversiteit. Neem bijvoorbeeld de traditionele landbouw in Normandië, de combinatie van cider- en melkproductie en het resulterende ‘bocage’-landschap. Ik schreef erover in deze blog.
  3. De stikstofdenkfout: het is ontegenzeggelijk waar dat de te hoge stikstofbelasting van de bodem in Nederland tot het verdwijnen van veel mooie natuur heeft geleid. Het woord ‘stikstof’ vind je tegenwoordig steeds vaker  als de helft van het woordpaar ‘stikstof – natuur’. Natuur  is mooi en stikstof is slecht voor de natuur. Stikstof is antinatuur. Een toename van stikstof (eigenlijk gaat het niet om stikstof maar om stikstofverbindingen) leidt tot een afname van natuur. De grote denkfout die onmerkbaar in de politiek geslopen is, luidt: afname van stikstof leidt automatisch tot een toename van natuur. Dat is om meerdere redenen een riskante en meestal foute aanname. De ecologische kwaliteit van de bodem hangt van honderden factoren af, niet alleen stikstof. Bovendien kan de afname van stikstof gepaard gaan met maatregelen ten nadele van de natuur zoals het volledig verdwijnen van de landbouwbiotopen waarin de natuur zich thuis voelt.

In de voetsporen van Houellebecq

Tijdens onze vakantie las ik Sérotonine van Houellebecq. Het speelt voor een groot deel in Normandië. Op veel plaatsen die in het boek genoemd worden, zijn wij geweest. Zo kon je de Taverne du Parvis in Coutances waar de hoofdpersoon zijn Figaro leest (“… enfin, c’était visiblement the place to be à Coutances”)  bijna zien vanuit ons appartement daar. Tijdens één van onze strandwandelingen zijn we zeker langs de in het boek vermelde Hostellerie de la Baie gelopen, op weg van Regnéville naar Hauteville.

Landbouw in Normandië

Sérotonine is zoals de meeste boeken van dezelfde schrijver geen leuk boek, ondanks de zeker humoristische passages die er ook in voorkomen. Kort getypeerd: het is het verhaal van de verloedering van een door en door ongelukkige en onsympathieke hoofdpersoon Florent tegen de trieste achtergrond van een verloederend Frankrijk, in het bijzonder van Normandië, de Normandische boeren en het Normandische landschap. Zoals nog sterker in andere  boeken van Houellebecq (Plateforme, La carte et le territoire, etc.) wordt ook hier de schijnwereld van het toerisme gecontrasteerd met de troosteloze realiteit van het echte leven in de betreffende gebieden.

Toen ik vorig jaar in Polen was, werd mij soms met een schok duidelijk, wat voor land mijn goedkope fietsidylle eigenlijk was. Op borden langs de weg stonden de telefoonnummers die je moest bellen als je in Nederlandse kassen wilde werken tegen een minimumloon. Bijna uitgestorven dorpen zonder werk en voor de oude mensen te weinig pensioen om veel meer dan brood te kopen.

Het echte Normandië

Nu konden wij, met de hoofdpersoon van het boek, in het echte Normandië dezelfde trends zien als overal op het Europese platteland: troosteloze schaalvergroting en monoculturen van maïs, maïs en maïs, dorpen zonder winkels, geen openbaar vervoer, nauwelijks natuur.

Leerzaam was ons bezoek van het Ecomusée de la Pomme et du Cidre vlakbij onze gîte in Bretteville-du-Grand-Caux. In het traditionele gemengde bedrijf van Normandië graasden vroeger koeien on de schaduw van de hoge appelbomen. Dit gemengde bedrijf vormde de basis voor de belangrijke streekprodukten cider (inclusief pommeau en calvados) en kaas (de drieëenheid Camembert, Livarot, Pont-l’Éveque). Op een bepaald moment ging de cider hard achteruit en schakelden ook Normandiërs op bier over.

Écomusée de la Pomme et du Cidre – Pigeonnier

De EU bevorderde schaalvergroting en massale omschakeling op meer gangbare commodities zoals maïs. Met vele miljoenen Euro aan subsidie werden tienduizenden hectares appelboomgaarden gerooid. Daarbij verdwenen ook de karakteristieke Normandische houtwallen die om de boomgaarden stonden, het zogenaamde bocage-landschap en de daarbij horende hoge biodiversiteit. Zo’n Écomusée als in Bretteville is erin geslaagd een stukje traditie te behouden en op basis daarvan zelfs een winstgevende ciderproductie te organiseren, maar het blijft een uitzondering.

Appels voor cider

In het boek van Houellebecq gaat Florent, tegen de achtergrond van het verschralende landschap en de verarmde boerensamenleving zijn ondergang tegemoet. Centraal in het verhaal staat een boerenprotest tegen melkimporten via le Havre uit onder meer Brazilië. Aymeric, een oude studievriend van Florent, pleegt tijdens een massademonstratie tegen melkimporten en melkprijsverlagingen zelfmoord. Het boek is vooral een aanklacht tegen de kille wereld van de internationale neoliberale economie, tegen het verdwijnen van schoonheid en tegen de liefdeloosheid van een totaal geïndividualiseerde wereld. Daar kan ik me best iets bij voorstellen en soms ben ik het zelfs een beetje eens met de redeneringen in dit boek. Toch vraag ik me af of die wereld van onder appelbomen grazende koeien en ciderboeren echt zo mooi en liefdevol was. Ik denk het niet.

Natuurlijk waren wij in Normandië gewoon toeristen en we hebben als toeristen met volle teugen van de toeristische attracties genoten. Voor diepgravende maatschappijkritiek hadden we zeker geen tijd. Gelukkig maar.

 

__________

 

 

 

 

De woestijn rukt op bij de Merenwijk

Overbegrazing

Klik op de figuur voor de brief (PDF)

 

In april 2012 begon na een lange winter het tere gras langzaam weer te groeien op die mooie dijk aan de overkant van de sloot bij ons huis aan de Rivierforel. Maar dat plezier duurde niet lang. De gemeente Leiden zette een zware kudde schapen en geiten in om met dat gras korte metten te maken. Al gauw was het een stuivende zandbak met stoffige dieren daar tegenover ons.

Ik schreef een boze brief aan de Wethouder, met onder meer de volgende tekst:

Geiten op de dijk: de woestijn rukt op

“Was het voorheen een plezier om naar de bloemenpracht op de dijk te kijken. Nu is hij overwegend grijs met hier en daar een distel die de vraatzucht van de geiten overleeft. Op de hierbij gevoegde foto’s is het grijs een bodem waar het gras vrijwel geheel verdwenen is.”

 

Woestijnvorming

De gemeente Leiden nam de zaak serieus en ik werd enige tijd later door een ambtenaar opgebeld. Zij zei deze zaak niet licht op te vatten en wees nog eens op de educatieve functie van de kinderboerderij, van wie deze dieren zijn. “Wij willen door de kinderboerderij bijdragen aan milieubewustzijn en liefde voor de natuur en dan kan het natuurlijk niet dat wij door slecht beheer de vegetatie op die dijk schade toebrengen.”

Ik kon me daar natuurlijk honderd procent bij aansluiten, maar toch kon ik het niet laten hier ook de humor van in te zien. “Ja, mevrouw, dat is heel goed dat u deze concrete voorbeelden ook in het onderwijs gebruikt. Misschien hoeft u wel helemaal niets te veranderen. U kunt die dijk tegenover ons huis gewoon voor de les ‘woestijnvorming’ gebruiken. De Sahel in het klein. Door geiten rukt de Sahara op.”

Zij vond het helemaal niet grappig. Gelukkig is het beheer is sindsdien wel iets beter geworden.

Negen jaar later

Maart 2021 kreeg ik de indruk dat de geschiedenis zich zou herhalen. Alweer werd er op een dijk waar de grassprietjes nog nauwelijks opgekomen waren een kudde geiten losgelaten, tien hongerige beesten die elk groen stukje gras voortvarend in hun bek lieten verdwijnen. Alweer vroeg ik mij af: hoe werkt zo'n planning eigenlijk bij gemeente Leiden of de kinderboerderij? Staat er gewoon in de agenda iets als 10 maart, geiten loslaten. Komt er niemand op het idee om eens te kijken of er wel gras groeit? Ambtenaren zijn geen boeren, bleek weer. Ik stond begin juni op het punt weer zo'n mooie brief te schrijven, ook omdat ik gezien had dat er een straat verder een weelderige dijk met gras van bijna 75 cm hoog voor het afgrazen lag. Blijkbaar hadden de ambtenaren dit ook door en had ik te weinig vertrouwen. De geiten lagen heerlijk in het dikke gras vandaag. Hierbij een paar foto's.  Boven de dijk bij ons van 20 april tot en met 3 juni. Onder op 9 juni 2021 bij de Karpers.

Moorschutz vernichtet Moore

Hintergrund

Bei einer Veranstaltung letzte Woche in Hamburg (sog. Hamburger Gespräche der Michael Otto Stiftung) kam das Thema “Moorschutz” kurz zur Sprache (in der Stellungnahme des MdB Steffi Lemke, Die Grünen). Obwohl selbstverständlich Moore (in Deutschland, international) effektiv geschützt werden müssen, führt leider die von Frau Lemke vorgeschlagene Politik eher zur Vernichtung als zur Erhaltung der Moore. Teile meiner E-Mail an Frau Lemke finden Sie hier auf dieser Seite.

Schutz der degradierten Moorböden führt zu Vernichtung der wertvollen Moore

Aus meiner E-Mail

“Sie fordern die Einstellung des industriellen Torfabbaus (in Deutschland). Leider führt diese Politik kaum zum Schutz der Moore. Im Gegenteil: eine solche Politik trägt (ungewollt) zur Vernichtung sowohl intakter Moorgebiete (v.a. im Baltikum) als auch degradierter Moorböden (in Deutschland bei). Dabei ist zu beachten:

  • dass alle intakten Moorgebiete in Deutschland bereits unter Naturschutz stehen. Torfabbau ist dort kategorisch ausgeschlossen. Torfabbau findet nicht in Mooren sondern auf degradierten Moorböden statt.
  • dass die degradierten landwirtschaftlich genutzten Moorböden in Deutschland (durch Senkung des Wasserspiegels) unvermeidbar durch Oxydation als CO2 in die Luft gehen.
  • dass Torfabbau in Deutschland nur genehmigt wird wenn gute Wiedervernässung garantiert ist: nach dem Torfabbau entsteht eine Landschaft, die zwar nicht die Qualität der längst verloren gegangenen Moorgebiete besitzt, aber einen viel höheren Naturwert als die heutigen landwirtschaftlichen Flächen.
  • dass durch ein Verbot des Torfabbaus die Böden alles andere als geschützt werden. Im Gegenteil, sie fallen der intensiven Landwirtschaft zum Opfer. Torfböden werden durch „Kuhlung“ völlig vernichtet. CO2 geht verloren, so wie die gesamte Bodenstruktur. Die Option Wiedervernässung ist für die Ewigkeit verloren.
  • dass ein Verbot des Torfabbaus in Deutschland zur Abwanderung des industriellen Torfabbaus vor allem in die baltischen Staaten führt, wo, im Gegensatz zu Deutschland, für die Torfproduktion wertvolle Naturgebiete zerstört werden, ohne Garantie, dass Wiedervernässung stattfindet.

Langfristig ist die industrielle Torfproduktion nicht mehr akzeptabel. Torf soll durch alternative Substrate ersetzt werden. Kurz- bis mittelfristig gibt es aber gute Grunde, den Torfabbau auf degradierten landwirtschaftlich genutzten Moorböden, wie man die in Niedersachsen noch vorfindet, zu konzentrieren. Damit schlägt man zwei Fliegen in einer Klappe: erstens vermeidet man die unwiderrufliche Zerstörung von degradierten Moorböden in Deutschland durch die Landwirtschaft (und erhöht sogar den Naturwert); zweitens verhindert man die Zerstörung intakter Moorgebiete in Ländern wie Estland.

Es gibt zur Zeit gute Gründe für pragmatische Bündnisse zwischen Naturschutzorganisationen und der Torfindustrie. Ich hatte die Ehre, sowohl auf der internationalen Ebene als auch auf er regionalen Ebene in Niedersachsen solche Bündnisse zu moderieren. Dabei konnten die Teilnehmer mit sehr unterschiedlichen Interessen sich schnell über pragmatische Lösungen einigen.  Ich hoffe, diese Informationen sind für Sie hilfreich bei der Entwicklung effektiver Strategien, Böden und Natur zu schützen.”

Zum gleichen Thema:

Mein Kommentar zu den Hamburger Gesprächen 2015

Das Thema Moore/Torf auf meiner Website

Responsibly Produced Peat

IPS – Wise Use of Peatlands

Greifswald Moor Centrum