Een hele winter sta je stil in de stal en kauw je op droog hooi. Dan gaan op een dag de deuren van de stal open en ren je dol van blijdschap de sappige groene weide in. Je bent verbaasd over de snelheid en de kracht van je poten. Een wolk klonten vochtige weidegrond daalt vlak achter je neer. Heerlijk die snelheid, heerlijk die energie.
Ik ben geen koe, maar ik ken dit jaarlijkse gevoel maar al te goed als ik – na maanden vanuit mijn werkkamer naar de droefheid van regen, wind en donkerte staren – eindelijk op mijn oude toerfiets stap en de groene polder in rijd, waar de kieviten en grutto’s mij begroeten, of door de duinen bij de Noordzeekust fiets begeleid door de fantasierijke composities van een nachtegaal-koor.
Ook dit jaar klopte het spreekwoord: April doet wat hij wil. Eerst was het ongewoon nat en ongewoon koud. Toen hadden we zomerse temperaturen in de eerste week van April, om daarna weer terug te vallen in een soort herfstweer met de zon te hoog aan de hemel. Pas eind april werd het echt mooi en werd ik door dat soort koeienemoties bevangen als boven aangeduid.
Ik rijd naar Oud Ade en Rijpwetering. Het is er allemaal nog! Of eigenlijk weer, ontwaakt uit een sombere winterslaap. Ik neem het pontje bij Nieuwe Wetering om vervolgens via Rijnsaterwoude de Braassem rond te fietsen. Op weg naar de Wijde Aa moet je even helemaal naar Woubrugge om daar de Woudwetering over te steken. Je komt dan over de brug met de prachtige naam Woubrugse Brug.
Hier denk ik terug aan mijn tochtjes in de Corona-tijd, toen er bij de bakker aan het water maar drie mensen naar binnen mochten (zie deze blog uit 2020). Alweer vier jaar geleden.
Van Woubrugge gaat het weer even terug langs de Woudwetering en dan langs de prachtige wijde Aa. Ook hier veel herinneringen, onder meer aan de schaatstochten in de tachtiger jaren van de vorige eeuw, toen de wijde Aa een prachtige ijsvlakte was geworden, zoals we waarschijnlijk nooit meer zullen meemaken. Maar toch weer terug naar het mooie heden. Overal zwemmen eenden en meerkoeten, veel al met jongen. Hier en daar mooie bloemen in de wei. Langs de weg staan ook wilde hyacinten, niet zo veel als bij Ockenburg (waar we een paar dagen eerder waren), maar wel mooi en druk bezocht door kleurige dagpauwogen. Overal knarsen, piepen en fluiten de rietzangers. Hier en daar hoor ik fitissen, tjiftjaffen en vinken.
Vanaf Hoogmade blijf ik ten Zuiden van de Does fietsen, eerst door de prachtige Doespolder en dan tegenover de Munnikenpolder, waar ik in februari en maart nog actief wulpen en grutto’s heb mogen tellen (zie ook hier). Ik kijk nu anders naar dit landschap dan toen ik er jaren geleden doorheen reed. Het is belangrijk dat de unieke slaapplaats voor soms meer dan 1500 wulpen en voor honderden grutto’s door goed beheer in stand gehouden wordt. Tussen de Doeshofmolen en de Munnikenmolen raast de hogesnelheidstrein onder de Does door. Een paar honderd meter verder vormt de A4 de grens tussen Leiderdorp en deze voor de vogels ingerichte Munnikenpolder.
Via Leiderdorp rijd ik terug naar de Merenwijk. Een tochtje van veertig kilometer. Ik mocht weer de wei in. Heerlijk.
________
mooie beschrijving van dat heerlijke lentegevoel