Ik fotografeer al een aantal jaren mooie libellen. Ik denk dat andere mensen wel iets aan mijn positieve en negatieve ervaringen met mijn pogingen mooie libellenfoto’s te maken kunnen hebben. Ik heb er zelfs wel eens lezingen over gegeven. Ik begin zo’n lezing meestal met de uitspraak: “Een foto van een mooie libel is nog geen mooie foto.” Daarbij raak ik een kernprobleem van de natuurfotografie. De natuurfotograaf houdt vaak zo van de natuur dat hij (of zij) vergeet dat hij (of zij) aan het fotograferen en niet een libel aan het kopiëren is. Dat leidt er niet zelden toe dat de fotograaf denkt dat het uitsluitend erom gaat de libel (de vogel, de bloem of het hert) op de foto te krijgen en nauwelijks oog heeft voor de omgeving van dit centrale onderwerp.
In een uitstekend boek over macrofotografie noemt Rob Sheppard dit het “Pretty Flower” Syndrome: “When photographers start capturing images of flowers, they get excited about the beauty of the flower and forget they are making a photograph, but unfortunately, a flower is not a photograph nor is a photograph a flower. … We cannot put a flower inside our camera; we can only create an image that interprets our experience with it.” (Sheppard 2015, p. 178). We kunnen evenmin mooie vogels of mooie libellen in onze camera stoppen.
Bijzondere foto gemaakt?
Als ik door een natuurgebied loop, dan ben ik niet de enige met zware apparatuur bewapende fotograaf. Zoomobjectieven van 600 mm zijn allang geen uitzondering meer. Vaak komt zo’n collega-fotograaf of een andere natuurliefhebber naar mij toe en stelt mij de vraag: “Heb je nog iets bijzonders kunnen fotograferen?”. Ik antwoord meestal: “Ja en nee, ik geloof dat ik misschien wel een bijzondere foto heb gemaakt, maar het onderwerp is niets bijzonders. De bloedrode heidelibel heb ik mooi tegen een egaal donkere achtergrond kunnen fotograferen. Ik denk dat het een mooie foto geworden is, maar op zichzelf is een bloedrode heidelibel niets bijzonders. Het stikt er hier van op dit moment.”
Geen libellen kopiëren
Natuurlijk begrijp ik het heel goed als beginnende libellenfotografen trots zijn op hun eerste gelukte foto van een vliegende grote keizerlibel. Het is ook best moeilijk. Maar mij kan zo’n foto, die op duizenden plaatsen ontelbare keren wordt gemaakt, geen voldoening schenken. Ik wil geen libel kopiëren. Ik wil een foto maken. Los van noodzakelijke kennis over de bediening van de camera en het gedrag van de libel gaat het dan vooral om een mooie compositie die een eigen verhaal vertelt, waarbij heel veel zaken een rol kunnen spelen zoals keuze van standpunt, lichtval, schaduwen, spiegelingen, structuur van oppervlakken, egale of juist niet egale achtergronden, contrasterende of harmonische kleuren, relaties met andere dieren en planten, gebeurtenissen zoals paren, uitsluipen, eieren leggen of andere insecten verorberen. Op deze blogsite heb ik regelmatig iets laten zien van mijn worsteling met dit onderwerp.
Moeilijk te maken. Maar als foto niet bijzonder interessant.
Wat zegt het internet?
Maar ik ben natuurlijk niet de enige of de beste libellenfotograaf in Nederland. Om te zien wat ik van andere libellenfotografen kan leren, heb ik een groot aantal websites bestudeerd. De lijst staat hieronder.
Zonder uitzondering geven deze sites nuttige tips over instellingen, gebruik van objectieven instellingen voor sluitertijden, ISO-waarden en diafragma’s. Ook staan er nuttige tips in over het voorzichtig benaderen van libellen. Veel nieuws leer ik daar niet van, maar ik kan me voorstellen dat veel mensen van deze informatie profiteren. Ook bevatten deze sites prachtige foto’s. Helaas geeft vrijwel bijna geen enkele site de overwegingen die tot die prachtige composities hebben geleid: het gebruik van achtergrondkleuren, patronen in de achtergrond, de verhoudingen van het frame en bijvoorbeeld de plaatsing van het onderwerp in het frame of het gebruik van meerdere onderwerpen in dezelfde foto.
Kortom: de meeste sites over libellenfotografie gaan in de eerste plaats over libellen, een klein beetje over de techniek van het fotograferen, en vrijwel nauwelijks over de compositie van de foto.
Dit tekst van dit verslag werd eerder gepubliceerd als officieel verslag van de excursie op 23 maart 2025 van de Vogelwerkgroep KNNV Leiden. Om privacy-redenen zijn namen uit dit verslag verwijderd.
Om iets voor negenen kom ik bij de molen ‘Het Poeltje’ aan. Ik ben niet de eerste. Er staat nog een aantal collega-vogelaars te wachten op het startsein van onze excursieleider. Het is mooi weer met weinig wind en het zal een mooie zonnige dag worden.
Molen ‘Het Poeltje’
Het in 2007 aangelegde gebied bestaat uit twee plassen. We staan bij de molen aan de eerste plas, in feite de ondergelopen Klaas-Hennepoelpolder. Straks zullen we bij de tweede plas aankomen, het grotendeels ondergelopen Westelijke deel van de Veerpolder. Voor mij is dit een thuiswedstrijd. Als inwoner van de Merenwijk, tien minuten fietsen hiervandaan, komt alles mij bekend voor, zoals de grote hoeveelheden grauwe ganzen, grote Canadezen en verschillende meeuwensoorten, die zoals gewoonlijk voor een gezellige kakofonie zorgen. De excursieleider laat zijn didactische kwaliteiten weer een zien, ontwikkeld bij IVN-cursussen en andere gelegenheden waarbij hij een combinatie van kennis en enthousiasme effectief weet over te dragen. Wij leren van hem handige ezelsbruggetjes voor het herkennen van vogelgeluiden, zoals “de oude piepende kruiwagen die regelmatig stil staat”: de heggenmus. Heel veel bijzondere vogels zien wij niet bij deze plas, die iets te diep is voor grutto’s en andere laagwater-liefhebbers. Na iets meer dan een half uur lopen (en stil staan) komen we bij het bruggetje dat de twee plassen met elkaar verbindt.
De Polders Poelgeest is een naam voor het natuur- en recreatiegebied dat uit twee polders bestaat: in het Zuidwesten de Klaas Hennepoelpolder en meer naar het Noorden het deel van de Veerpolder dat ten Westen van de spoorlijn ligt. De Veerpolder ten Oosten van de spoorweg hoort er niet bij: daar vinden we het complex van Dekker met houthandel, sportfaciliteiten en jachthaven. Eeuwenlang veranderde er niet zo veel in de twee polders aan de Westzijde van de spoorweg, totdat de bebouwing van Oegstgeest naar het Noorden oprukte en de wijk Poelgeest werd gebouwd. Als compensatie voor het verlies aan natuurwaarden werden twee polders in 2007 grotendeels onder water gezet en tot vogelrijk natuurgebied omgetoverd.
De polders in 1900 en 2023 (bron Topotijdreis.nl)
De verwachtingen uit 2007 zijn goed uitgekomen, met één uitzondering. In een folder van het Zuid-Hollands landschap uit die tijd lezen wij: “Bijzonder is het waterzuiveringsmoeras (helofytenfilter) van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Daarin wordt het regenwater van de nieuwbouwwijk gefilterd waarna het schoon wordt teruggevoerd naar de wijk”. Een onderdeel van dit systeem was een door een kunstenaar ontwikkeld en in 2006 gebouwd waterrad. Het filter bleek echter niet te werken en het waterrad dreigde daarom gesloopt te worden. Toen na actie van omwonenden het nutteloze waterrad toch gered, opgeknapt en in 2024 opnieuw onthuld werd, verzuchtte de kunstenaar: “Welk kunstwerk maakt nou twee onthullingen mee?”.
Aan de rand van de Klaas Hennepoel-polder staat sinds 1787 de poldermolen ‘Het Poeltje’, die dienst heeft gedaan totdat die in 1924 door een door dieselkracht aangedreven pomp werd vervangen en nadien langzaam maar zeker aan het vervallen was. In 2006 is die weer helemaal hersteld. Helaas staat hij nu veel te dichtbij te hoge bebouwing van de wijk Poelgeest.
Vogelaars op het bruggetje
Vanaf daar heb je een mooi uitzicht over de tweede plas. Een paar dagen eerder had ik daar driehonderd grutto’s zien staan. Nu valt het wat tegen, niet veel meer dan zestig. Wel zien we de hier meestal in grote aantallen aanwezige slobeenden en een enkele wintertaling. Wintertalingen hebben, zoals elke vogelaar weet, opvallende gele driehoekjes aan het achteruiteinde van hun lichaam. Als onze excursieleider een schoolklas dit kenmerk wil uitleggen, vertelt hij: “Moet je opletten, als een wintertaling achteruit zwemt, gaan die gele lichtjes branden.” Even later horen we veel groenlingen met het opvallend nasale wèèèè-geluid.
Hier bij deze plas kan je vaak watersnippen zien, maar je moet ze wel ontdekken, want ze zijn met hun schutkleuren in het riet bijna onzichtbaar. Maar als we één snip gezien hebben, volgen er meer. Door de mooie lentezon worden ze prachtig belicht, inclusief de mooie strepen op hun kop. Als we verder lopen zien we nog meer eendensoorten zoals kuifeend en krakeend, maar ook een paar pijlstaarten, die zich door hun staart verraden. Inmiddels is het aantal grutto’s toegenomen. Af en toe komen er een paar vrij hoog uit de lucht aan, waar we hun acrobatische toeren kunnen bewonderen: welkom grutto’s!
Grutto’s in de veerpolder
Niet alleen het aantal grutto’s neemt toe tot meer dan 70, maar ook het aantal vogelaars. Verschillende groepen zijn onderweg in dit piepkleine gebiedje en de eerste blauwborst-meldingen doen de ronde. Soms zijn ze gehoord en heel soms ook gezien. Als we helemaal rond zijn en weer bij het bruggetje, vliegen er tientallen slobeenden op terwijl op de achtergrond de groenlingen niet alleen hun nasale liedje maar ook hun andere riedeltjes laten horen. Een heggenmus laat zich zonder kijker goed bekijken op een tak dichtbij. Een torenvalk hangt biddend in de lucht.
Grutto in de Veerpolder
Na het bruggetje lopen we weer langs de voormalige Klaas Hennepoel-polder totdat we bij de prachtige Scheepstimmerwerf Klaas Hennepoel aankomen. We worden ontvangen door de eigenaar van de werf met een lekkere kop koffie of thee en een stroopwafel. We bewonderen de ambachtelijke bouw van mooie houten schepen uit eikenhout uit de directe omgeving. We maken onze excursieleider nu niet als natuurpedagoog maar als scheepsbouwdeskundige mee. Hij vertelt mooie verhalen over bouwtechnieken en zaken als het transporteren van hout uit Oud Poelgeest met een door paarden getrokken wagen. Ik hoor woorden waarvan ik het bestaan niet vermoedde zoals “slemphouten, kluisboorden, berentanden, brilijzers en kalefaatijzers”. Buiten de werf wordt nog een zwarte roodstaart gezien. Zelf moet ik snel naar huis en loop alleen terug naar de molen. Onderweg kom ik een concurrerende excursiegroep tegen. De groep staat niet ver van de werf bij een wilgenbosje. Zij wijzen mij waar een blauwborst gehoord én gezien werd. Dat bewaar ik voor de volgende keer.
Wij houden van Texel. We houden ervan langs de zee bij de slufter, langs de waddendijk of door de duinen te lopen. Wij gaan niet naar Texel omdat we verwachten er veel nieuws tegen te komen. We gaan niet voor bijzondere waarnemingen van zeldzame vogels, wel voor de duizenden wulpen, rotganzen, rosse grutto’s, scholeksters en smienten die je er altijd wel ziet. Ik was er voor de zestiende (als je kortere vogelexcursies niet meerekent) en Petra pas voor de elfde keer .
Drie jaar later. Niet vrolijker.
Precies drie haar geleden, in februari 2022, hadden we hetzelfde huisje als nu gehuurd, de ‘houtsnip’ op het bungalowpark van Prins Hendrik. Ik schreef toe in mijn blog:
"Een stralende lage februarizon scheen recht de mooie woonkamer in. Prachtig weer, einde Coronabeperkingen. Toch geen reden tot uitbundige vrolijkheid. Rusland was de Oekraïne binnengevallen. In onze naïviteit hadden we het niet voor mogelijk gehouden."
Huisje ‘De Houtsnip’
Helaas was er deze keer nog minder reden tot vrolijkheid. In de Verenigde Staten was sinds een maand een president aan de macht die niet van plan is enig tegenwicht tegen Poetin te bieden. Dat de Amerikanen zo’n volslagen onbetrouwbare oplichter voor de tweede keer tot president zouden kiezen, had ik alweer in mijn naïviteit niet echt voor mogelijk gehouden.
Je kan je niet de hele dag met dit soort onvoorstelbaarheden bezighouden. Je bereikt er niets mee. Dan maar genieten van het moois dat er ondanks alles gelukkig wel te beleven is.
Huisje aan de vogelboulevard
Rotganzen (Wagejot)
Voor de vierde keer huurden wij een huisje bij Prins Hendrik, prachtig gelegen achter de waddendijk, vlakbij het mooie Utopia. Van daar naar het Zuiden rijdend kom je langs de prachtige binnendijkse vogelgebiedjes aan de zogenaamde vogelboulevard: Wagejot, de IJzeren kaap, Minkewaal, Zandkes, Dijkmanshuizen en Ottersaat niet ver van de havenplaats Oudeschild. Kom je wat later in het seizoen dan kan je hier genieten van grote sterns en lepelaars.
Kluten en wintertalingen bij Wagejot
Deze keer was het er relatief rustig. Het meeste was nog te zien bij Wagejot met honderden kluten en duizenden rotganzen. Maar overal zie je grote groepen scholeksters, erg veel smienten, af en toe een paar bonte strandlopers, brandganzen, grauwe ganzen, wilde eenden, kuifeenden en hier en daar wintertalingen, slobeenden en pijlstaarten. Overal hoorde je de vrolijke roep van tureluurs en hier en daar ook een paar wulpen. Aan de waddenkant zwommen regelmatig eidereenden. Het was niets nieuws, maar fijn om te zien en te horen dat ze er nog zijn.
Op de dijik
IJzeren Zeekaap
Als je op de dijk bij de vogelboulevard loopt, kom je regelmatig enthousiaste vogelaars tegen, de een nog zwaarder met telescopen en telelenzen bewapend dan de ander. Zij zijn vaak op zoek naar zeldzaamheden. Nu zou er iets zitten als de brileider.
Smienten bij Wagejot
Bij de IJzeren Zeekaap stopte een auto met een Pools nummerbord bij me en door het open raampje vroeg een man in het Engels of ik eidereenden had gezien. Dat had ik niet, dus ik schudde ontkennend mijn hoofd. Later begreep ik dat het om die brileider gegaan moet zijn. Hopelijk hebben ze hem toch nog gevonden, maar zeldzame vogels vind ik zelf niet zo interessant.
Tienduizenden vogels
Geef mij maar de tienduizenden vogels die overdag op het wad foerageren en bij hoog water hun toevlucht zoeken bij een gebied als de Schorren, dat hooguit twintig minuten lopen van Prins Hendrik ligt. Op twee avonden viel hoogwater en zonsondergang vrijwel samen en zijn wij naar het uitkijkpunt over de schorren gelopen. Heen loop je langs Utopia. Daar was deze keer niet zo veel te zien. Ik herinner me van de vorige keer nog wilde zwanen, kleine zilverreigers en meer pijlstaarten. Deze keer moesten we het doen met veel smienten, rotganzen en scholeksters. Maar op het moment dat je de dijk bij de schorren op loopt, verandert het beeld totaal. De slikken bij de Schorren zitten volgepakt met vlakbij duizenden wulpen en iets verderop waarschijnlijk meer dan tienduizend rosse grutto’s. Er zitten ook wat andere soorten tussen zoals kluten, tureluurs, bonte strandlopers, bergeenden, pijlstaarten en andere eenden. Maar het beeld is niet statisch.
Rosse grutto’s bij de Schorren
Voortdurend vliegen er duizenden vooral rosse grutto’s op en vliegen in steeds veranderende formaties over het wad: soms lijkt zo’n groep een dikke vis, dan rekt die uit tot een lange streep of trekt zich samen tot een grote bol. Veranderen ze plotseling van richting, dan hoor je het luide geruis van hun vleugels. Een onvoorstelbaar mooi schouwspel. Toen het te donker werd om nog veel te zien zijn we over de dijk met uitzicht op het wad teruggelopen.
Vooral rosse grutto’s (de Schorren)
Rosse grutto's op de wadden
De rosse grutto broedt niet in Nederland, maar is uitsluitend wintergast en doortrekker. Het gaat daarbij om twee ondersoorten. De ondersoort lapponica broedt in Scandinavië en overwintert vooral op de wadden en een klein deel in het Deltagebied.
In het voorjaar trekt een grote groep van de ondersoort taymyrensis door. Zij komen naar het Waddengebied om op te vetten op hun reis van West Afrika naar Siberië. In de winter bevinden er zich zo'n 65.000 rosse grutto's in Nederland, maar in het late voorjaar kunnen dat er meer dan 180.000 zijn. Wij zagen op de Schorren deze februari-vakantie toch zeker 10.000 exemplaren, een aanzienlijk deel van de Nederlandse winterpopulatie. De West-Afrikaanse exemplaren zullen zeker pas tussen maart en mei aankomen. Het voedsel op de Waddenzee is onmisbaar als voorbereiding op de lange thuisreis naar de broedgebieden. Uit onderzoek blijkt dat in jaren wanneer het wad minder pieren bevat er minder vogels in de Siberische broedgebieden terugkeren dan in de vette jaren. Door de klimaatverandering zijn die wadpieren nog belangrijker geworden dan ze al waren. Siberië warmt sneller op dan de gematigde streken, waardoor de natuur daar eerder op gang komt, inclusief de ontwikkeling van insecten die een belangrijke voedselbron voor de net uitgebroede vogels vormen. De vogels vliegen daarom eerder naar Siberië terug en hebben iets minder tijd om op te vetten.
Rosse grutto's kunnen onvoorstelbaar lange stukken vliegen. Een derde populatie (die niet door Nederland trekt) broedt in Alaska en overwintert bij Nieuw Zeeland en Australië (Tasmanië). Een rosse grutto vloog in 2002 in 11 dagen zonder onderbreking van Alaska naar Tasmanië, een afstand van 13.560 km!
meer informatie: Waddenzee sleutel tot succes rosse grutto, NIOZ 2018
De wereld door de ogen van de Rosse Grutto, National Geographic, 2022
Nieuw vliegrecord rosse grutto, Roots magazine 2022
Rosse grutto’s in het voorjaar op Texel (2021)
Vijf wandelingen
Elke keer maken wij op Texel vrijwel precies dezelfde wandelingen (voor een kaartje, zie hier):
(1) Een wandeling bij de vuurtoren;
Bij de vuurtoren
Aan de Slufter
(2) Een rondwandeling vanaf Café-Restaurant de Slufter langs de Slufter naar het strand en dan tot aan de Koog voor een consumptie bij een van de strandrestaurants daar (Bries 20 of Dikke Zeehond). Via de Nederlanden en de Muy terug naar de Slufter;
Oorlogsschip (de Muy)
Bij de Muy
(3) Een wandeling vanaf de parkeerplaats Turfveld in het bos ten Zuiden van de Koog, door het bos en door de prachtige Bollekamer naar het strand bij Paal 9 (den Hoorn) en grotendeels langs het strand terug alvorens weer een stuk door duin en bos naar de parkeerplaats terug te lopen;
Bos bij het Turfveld
Duinen bij de Hors
(4) Een wandeling langs de horsmeertjes en door de hoge en brede duinen naar het strand tot aan Paal 9 en dan weer terug naar de Horsmeertjes. Wij konden de weg terug niet goed vinden. Dat was maar goed ook, want onze geplande route bleek te nat en vrijwel onbegaanbaar, hoorden we van mensen die hem wel hadden geprobeerd;
(5) Wandelen bij de Hoge Berg tussen Den Burg en Oudeschild, inclusief de Georgische begraafplaats Loladse.
Bij Hoge Berg
Doolhof (Hoge Berg)
Muziek, foto’s en mosselen
Wij huren een huisje op Texel om van de actieve rust te genieten. Dat betekent in de praktijk vooral vogels kijken, wandelen en – in combinatie daarmee – fotograferen. Altijd nemen wij muziekinstrumenten mee. Soms spelen we samen, maar Petra gebruikt zo’n korte vakantie vooral om eens extra te kunnen studeren, terwijl ik nog wat naar vogels kijk en fotografeer.
Het is niet de belangrijkste attractie tijdens zo’n week, maar horeca-bezoek hoort er ook bij. De mosselmaaltijd bij Eetcafé De Rog smaakte uitstekend. Het is er gezellig en de bediening is vriendelijk. Natuurlijk bezoeken wij ook de strandtenten met romantische namen als Paal 9 of Paal 19, waar we ons steeds weer verbazen over de hoge prijzen. Hebben we misschien nog de prijzen van 20 jaar geleden in ons hoofd?
Een heel algemeen waterplantje in Nederland is de smalle waterpest (Elodea nuttallii). Eigenlijk geen plantje maar een plant met stengels die wel 4 meter lang kunnen worden. De plant komt oorspronkelijk uit Noord Amerika en werd pas rond 1940 voor het eerst in Nederland aangetroffen.
Smalle waterpest
Inmiddels is er bijna geen plek meer in Nederland waar de plant niet voorkomt zoals te zien is op de Verspreidingsatlas Vaatplanten van
Floron.
Het is een snelle groeier en kan ervoor zorgen dat hele vijvers en sloten volledig dichtgroeien en kan daarbij andere soorten verdringen en zuurstoftekorten veroorzaken. Daarom staat de smalle waterpest sinds 2017 op de Unielijst Invasieve Exoten. Uit een ‘factsheet’ van de Nederlandse overheid citeer ik:
"Een soort die op de Unielijst staat mag onder andere niet meer worden verhandeld en gehouden in EU-lidstaten. Verder geldt voor lidstaten de plicht om in de natuur aanwezige populaties op te sporen, te verwijderen, of als dat niet lukt, zodanig te beheersen dat verspreiding en schade zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het houden van deze soorten in botanische collecties is alleen mogelijk voor (wetenschappelijk) onderzoek of ex-situ bewaring. Hiervoor moet een vergunning worden aangevraagd bij RVO.nl.
...
Deponeer overtollige planten van deze en andere soorten waterplanten altijd in de gft-container of op de composthoop 0in uw eigen tuin. Gooi waterplanten nooit in openbaar water, omdat de plant zich zal gaan
verspreiden en schade veroorzaken."
Als ik dit lees, moet ik toch een beetje lachen. Een plant die zich al overal in Nederland gevestigd heeft, mag je niet bij het schoonmaken van je aquarium in de sloot kieperen! Wat maakt dat nu uit, dat ene plantje bij de tienduizenden exemplaren die zich al in de directe omgeving bevinden?
De brede waterpest
Explosieve verspreiding
Misschien kunnen we iets van het broertje van deze plant, of beter van het zusje (want in Europa komen alleen de vrouwelijke planten voor), de brede waterpest, leren. De brede waterpest kwam al eerder uit Noord Amerika naar Nederland aan het eind van de 19e eeuw. In 1842 werd in Schotland een exemplaar gevonden en tien jaar later had de brede waterpest zich al over heel Engeland verspreid en leverde daar de nodige problemen waaraan de plant zijn naam te danken heeft. Ik citeer uit het artikel De Zegetocht van de Waterpest door de heer Bijhouwer in het blad Levende Natuur uit 1934:
"De plant trok reeds spoedig de aandacht door de verbazingwekkend snelle wijze, waarop ze zich vermeerderde en op nieuwe vindplaatsen de oorspronkelijke vegetatie verdrong. Zoo verstopte zij in 1851 bij Burton-on-Trent, waar ze voor het eerst was waargenomen in 1849, een van de twee stroompjes, waarin de Trent zich daar verdeelt. De Curator van de Cambridge Botanic Garden, die een exemplaar van het nieuwe gewas
van Prof. Babington in 1847 had ontvangen, zette dit het jaar daarop uit in een zijriviertje van de Cham. Vier jaar later was het tot de hoofdrivier doorgedrongen, en blokkeerde deze dermate, dat het water meerdere inches rees; visschen, roeien en zwemmen was uitgesloten, en de scheepvaart
ondervond veel hinder."
Plaatje uit het artikel in Levende Natuur
Uitgeraasd
Ondanks de afwezigheid van een beleid om zulke invasieve exoten te bestrijden, is de plant toch geleidelijk voor iets minder problemen gaan zorgen. Vier jaar na het overzichtsartikel van de heer Bijhouwer over de ‘Zegetocht’ verscheen van zijn hand een kort artikel met de veelzeggende titel De Achteruitgang van de Waterpest. Het artikel laat verschillende hypotheses over de oorzaak de revue passeren, maar concludeert tenslotte:
"De geschiedenis van Elodea zou aanleiding kunnen zijn tot het neerschrijven van plantensociologische hypothesen, doch daar wij liever met beide beenen op den grond blijven staan, is het beter te erkennen, dat het verdwijnen van haar groeikracht ons vooralsnog duister is."
Deze teruggang wordt ook gesignaleerd in In Sloot en Plas van Heimans en Thijsse (1e druk 1895). Ik citeer uit de achtste druk (1950).
Nu zult ge u misschien er over verwonderen, dat men tegenwoordig zo weinig hoort van last door waterpest veroorzaakt. Dat was in mijn jeugd heel anders. Vijf en zestig jaar geleden werd er op school van verteld en ploeterden wij bij het roeien om door de waterpest heen te komen. Maar thans is hij om zo te zeggen uitgeraasd. Zijn overweldigingskracht lijkt uitgeput en tenminste bij ons te lande is hij niet lastiger dan een half dozijn andere waterplanten die sinds vele eeuwen hier thuis zijn.
Zo'n ongewone uitbarsting van levenskracht doet zich ook wel in meer gevallen voor bij de vestiging van planten in een voor hen heel nieuw gebied, al is het dan zelden zo treffend als met die waterpest."
Brede waterpest
Op de rode lijst!
Wie schetst mijn verbazing toen zag dat de Heukels Flora (24e druk) vermeldde dat de brede waterpest als gevoelig op de rode lijst stond? Ik heb de bron er maar eens op nageslagen, de geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna in het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 15 oktober 2015. Het blijkt te kloppen. De onoverwinnelijke invasieve exoot uit het eind van de negentiende eeuw blijkt een gewone plant geworden te zijn, die nu zelf het stempel ‘gevoelig’ heeft gekregen. Het was dus, in de woorden van Heimans en Thijsse, een tijdelijke ongewone uitbarsting van levenskracht.
Op de Floron-verspreidingsatlas lezen we over de deze interessante stap van hinderlijke exoot naar rode-lijstplant het volgende:
"Vanwege de sterke achteruitgang gedurende de tweede helft van de 20e eeuw is Brede waterpest tegenwoordig opgenomen in de Rode Lijst. De achteruitgang is vrij zeker veroorzaakt door verslechtering van de algemene waterkwaliteit."
Ik neem de vrijheid om bij dit ‘vrij zeker’ toch een paar vraagtekens te zetten. De ecosystemen waarin deze plant een plaats heeft verworven, stellen in ieder geval in toenemende grenzen aan de in het begin ‘ongewone uitbarsting van levenskracht’. Dit was mogelijk ook gebeurd als de waterkwaliteit niet omlaag was gegaan. De brede waterpest is geen exoot meer, maar heeft een volwaardige maar bescheiden plaats verworven als inheemse plant in de inheemse structuren, zou je kunnen zeggen. Dat moet bij de smalle waterpest nog gebeuren, lijkt het.
Ambtenarennatuur en de werkelijkheid
Stel dat we in 1850 een beleid tegen invasieve exoten hadden gehad maar dat er toch een paar takjes waterpest in onze wateren terecht waren gekomen, die zich razendsnel hadden vermeerderd. In dat geval zou het handelen in waterpest en het in het water brengen van deze planten meteen zijn verboden en de overheid zou de verplichting tot tegenmaatregelen hebben gehad. Had dat iets uitgemaakt? Helemaal niets! Het onheil was al geschied. De kanalen waren toen al aan het dichtgroeien en het maakte echt niets meer uit of er hier en daar wat weggehaald werd of dat er een paar aquaria minder in de sloot werden geleegd. Maar het leuke was dat de natuur zelf effectief heeft ingegrepen, goed verwoord door Heimans en Thijsse: ‘de overweldigingskracht was uitgeput’.
De brede waterpest staat inmiddels op de rode lijst, maar op de smalle waterpest zijn nog allerlei beleidsregels voor invasieve exoten van toepassing. Dat zal natuurlijk geen enkel effect hebben. Er is bijna geen plek te vinden waar zich de plant niet bevindt en hier en daar iets weghalen of voorkomen dat iemand een paar aquariumplanten in het water gooit, zal een druppel op een gloeiende plaat zijn.
In de ambtelijke fantasie wordt gedaan of de natuur regelbaar is. Maar helaas: als het hek van de dam is, kan zelfs de beste ambtenaar vrijwel niets meer uitrichten tegen de invasie. In de werkelijke natuur moet de natuur het werk zelf doen. Bij de brede waterpest is dat in een jaar of 60 gelukt. Hoe lang het bij de smalle waterpest zal duren, weten we niet.
Bij veel invasieve exoten stelt de natuur tenslotte zelf grenzen aan de ‘overweldigingskracht’, bijvoorbeeld door toename van natuurlijke vijanden zoals watervogels die leren rivierkreeften te verorberen of schimmels die de Amerikaanse vogelkers aanvallen. Langzaam maar zeker worden de exoten, als zij uitgeraasd zijn, deel van onze natuur. Ingeburgerde exoten zijn geen exoten meer.
Een paar bronnen
A.P.C. Bijhouwer, De Zegetocht van de waterpest, Levende Natuur, 38e jg., okt. 1933, 188-184
A.P.C. Bijhouwer, De achteruitgang van de waterpest, Levende Natuur, 42e jg., okt. 1937, 186-188
Met dank aan Jeannette Teunissen, die mij op het idee bracht deze blog te schrijven en mij inlichtte over de aanwezigheid van brede waterpest op de rode lijst, wat ik eerst niet geloofde. Ik ben vooral geïnspireerd geraakt door haar verhalen over de schimmels die op invasieve soorten als de Amerikaanse vogelkers te vinden zijn en een bijdrage kunnen leveren aan het in toom houden van zulke exoten.
Zij is op geen enkele manier verantwoordelijk voor de inhoud van dit verhaal.
Dank ook aan mijn al geruime tijd overleden vader, die mij op 27 november 1959, toen ik in het ziekenhuis van een operatie lag te herstellen, het boek In sloot en plas cadeau gaf, een belangrijke bijdrage aan mijn ontwikkeling als amateur-veldbioloog. Dat ik nog eens uit dit boek zou citeren, had ik niet verwacht.
P.S.
Nog even een voorbehoud bij dit verhaal: bij snelle lezing ervan zou je kunnen denken, dat ik blij ben met alle invasieve exoten en dat je er niets tegen zou moeten doen. Natuurlijk zie ik in dat veel van die exoten voor problemen en soms grote problemen zorgen. Soms moet je ook maatregelen nemen zoals tegen de muskusrat die onze dijken vernielt. Maar vaak kan je niet echt veel doen en zal je met de indringers moeten leven. Bestrijding is vaak bijna onmogelijk, maar er is een lichtpuntje aan de horizon: soms grijpt de natuur zelf in, zoals uit dit ongelooflijke verhaal over de waterpest blijkt: de exoot die op de rode lijst terecht kwam.
Het klimaat verandert. De landbouw verandert. De steden veranderen. De natuur past zich aan. In hoog tempo verdwijnen vertrouwde planten en dieren. In hoog tempo komen er nieuwe planten en dieren uit andere streken bij. Ik kan me nog herinneren dat er in de jaren vijftig over het schoolplein in Ede kuifleeuweriken hipten. Voor zilverreigers moest je in die tijd nog naar Zuid Frankrijk en als we in de jaren zestig een keer een krakeend in bij de bijna drooggelegde Flevopolders zagen zwemmen, was dat de waarneming van de dag. Sommige soorten die nu in grote getale stad en land bevolken, worden officieel als invasieve exoot bestempeld: soorten die minder recht op overleven schijnen te hebben en zo nodig bestreden moeten worden. Zie hier voor de officiële definities.
De halsbandparkiet, ooit ontsnapt uit volières, is zo’n invasieve soort die zich razendsnel als broedvogel vooral in het Westen van Nederland verspreid heeft. In 2022 waren er zeker al 22.000 exemplaren in Nederland, een verdubbeling in 10 jaar. Toplocaties zijn Amsterdam, den Haag en Rotterdam. Maar ook Leiden/Leiderdorp heeft belangrijke, en groeiende, populaties: in december 2021 toch zeker 1650 stuks. Halsbandparkieten slapen in het late najaar en de winter met grote groepen in bomen. Vaak komen de parkieten uit de wijde omgeving naar zo’n boom of bomengroep waar niet zelfden meer dan duizend stuks de nacht doorbrengen. SOVON, de Stichting Vogelonderzoek Nederland houdt de ontwikkeling van de parkieteninvasie al een aantal jaren in de gaten door het tellen van het aantal op de slaapplaatsen. Ik heb actief aan de telling van 2021/22 meegewerkt en ben nu ook betrokken bij de telling van 2024/25.
Tellen bij Topaz
In december 2021 ging ik onder leiding van Ron Mes voor het eerst parkieten tellen. Na een korte telinstructie bij Laan van Ouderzorg in Leiderdorp ging ik maar eens kijken of de van vorige jaren bekende telplek bij het Topaz-verzorgingshuis bij de Willem de Zwijgerlaan nog in gebruik was. En ja hoor, er overnachtten daar in twee bomen honderden lawaaiige halsbandparkieten. Ik kon er gemakkelijk van mijn huis naar toe fietsen. Ik telde er toen rond 600, die even voor zonsondergang kwamen aanvliegen en even na zonsondergang rustig werden. Ik had alleen twee vragen: ten eerste: waar kwamen ze allemaal vandaan? Ten tweede: waren er in Leiden nog meer zulke slaapplaatsen? We kenden al een grote slaapplaats bij de Lammenschansweg, maar waren er nog meer? Om beide vragen te beantwoorden ben ik in december voortduren achter groepjes parkieten aan gefietst. De slaapplaats bij het verzorgingshuis bleek te worden bevolkt door parkieten uit een groot deel van Leiden en waarschijnlijk ook Warmond. Slaapplaatsen die ik meende te ontdekken bij de Hortus van Leiden bleken slechts verzamelpunten te zijn voor parkieten die toch daarna naar ‘mijn’ telplek (Topaz) doorvlogen. Na meer dan honderd kilometer achter deze lawaaischoppers aan te fietsen vond ik toch geen andere slaapplaatsen dan Topaz en Lammenschansweg. Voor een verslag van drie jaar geleden, zie deze pagina.
Het gesloten Parkietenhotel
Verzamelplek achter Topaz Rhynhof
Drie jaar gingen er voorbij en de halsbandparkiet-invasie was nog niet voorbij. Integendeel. Overal hoorde en zag je deze lawaaiige schepsels door de parken vliegen. Het waren gewone vogels geworden waar je normaal gesproken geen aandacht aan besteedt. Maar toch vond SOVON het tijd worden de invasie weer eens wat beter in de gaten te houden. Tijd voor een voortzetting van de parkietenpret van 2021! Het leek mij eenvoudig. Tegen zonsondergang fietste ik op 18 november over de IJsselmeerlaan richting ‘Tuinvereniging Ons Buiten’ en vandaar naar Topaz Overrhyn. En ja hoor, net als drie jaar geleden zaten de bomen aan de kant van het Noorderpark al vol schreeuwlelijken. Toen er op een bepaald moment een grote groep het verzorgingshuis overvlogen, verwachtte ik dat ze daar op hun bekende slaapbomen zouden landen. Maar nee, ze vlogen de flats over richting Willem de Zwijgerlaan. Toen was ik ze kwijt. Inmiddels was het donker geworden. Een dag later ben ik weer gaan kijken.
Zwerven door de verkeerschaos
Ik zag toen dat een grote groep het kruispunt met de Sumatrastraat bij de twee benzinestations overvlogen. Ik stond met mijn fiets achter een rood stoplicht te wachten. Ik was niet suïcidaal genoeg om de parkieten te volgen voordat het licht op groen sprong. Van parkieten heb ik weinig gezien die avond. Wel heb ik weer veel geleerd over de huidige verkeerschaos, vooral over het heterogene mengsel van fietsen met en zonder licht, bromfietsen, elektrische fietsen, elektrische bakfietsen en vooral ook fatbikes. Jongetjes van 14 jaar komen (telefoon in de linkerhand) aanracen op zulke gevaartes met de veel te sterke koplamp naar boven gericht zodat ze je nog eens extra kunnen verblinden. Ze vinden dat erg grappig.
Het leuke van de parkietenjacht is dat die precies samenvalt met het begin van de avondspits. Het verkeer is dan oorverdovend maar de parkieten kunnen er ook wat van. Hun schrille geluid komt moeiteloos boven de auto’s, bussen en de fietsenchaos uit. Prettig als je ze wilt volgen. Een paar dagen later ging ik vóór de parkieten het kruispunt over en wachtte op de eerste groepen die de Willem de Zwijgerlaan over vlogen.
Vanaf het Zuidelijke benzinestation vlogen ze naar de Zijl. Ik zag ze nog net de Zijl oversteken, richting de Praxis van Leiderdorp, maar ook deze keer raakte ik ze kwijt. Er zat niets anders op dan ze aan de overkant van de Zijl op te gaan wachten. Dat deed ik een dag later en het raadsel werd opgelost.
Parkieten in de vogelwijk
Net iets na zonsondergang kwamen er honderden de Zijl over vliegen, ook nu weer richting Praxis. Ze vlogen nog iets verder Leiderdorp in, maar niet helemaal tot aan Engelendaal. Ze volgden het water dat hier parallel aan loopt achter de grote flats die hier Schansen heten: Oosterschans, Houtschans, etc. Hier waren ze gemakkelijk te volgen. Eerst dacht ik dat de slaapplaats zich hier bevond, maar na een paar minuten zitten vervolgden alle groepjes hun weg naar de slaapplaats, die zich bij de Roodborststraat bleek te bevinden, niet ver de Houtkamp. Drie jaar geleden bevond die zich een kilometer verder bij de Laan van Ouderzorg. Daar bij de Roodborststraat was het weer een drukte van jewelste: een oorverdovend geluid van honderden roepende halsbandparkieten in drie of vier bomen.
Van een deel van deze misschien wel acht honderd parkieten wist ik waar ze vandaan kwamen, het Noorderpark, maar waar komen de anderen vandaan? Om dat uit te vinden heb ik nog heel wat kilometers in de avondspits tussen auto’s, fietsen en fatbikes doorgebracht. Moderne natuurbeleving. Ik ben eerst maar eens bij Witte Singel en de Hortus gaan kijken. Drie jaar geleden vlogen ze vandaar allemaal naar het Noorden, naar het Topaz-verzorgingshuis. Dat deden ze deze keer niet. Ze vlogen van het plantsoen naar de Hoge Rijndijk en richting Oude Rijn. Toen raakte ik ze weer kwijt. Maar toen ik nog een keer aan de Oude Rijn in Leiderdorp ging kijken, zag ik ze met honderden tegelijk uit de Leidse binnenstad komen. Ze vlogen niet naar de Lammenschansweg maar rechtstreeks naar de grote slaapplaats in Leiderdorp. Van mede-parkietentellers kreeg ik de informatie dat ze van de Rhijnhof richting Witte Singel vlogen en van de Leidse Hout (en waarschijnlijk ook uit Oegstgeest) richting Willem de Zwijgerlaan. Misschien kwamen ook de Warmondse parkieten daarheen. Het beeld werd duidelijk, één giga-slaapplaats in Leiderdorp.
Het beeld eind december 2024
Generale repetitie
Het werd tijd om maar eens te gaan tellen als generale repetitie van de officiële telling van 21 december. Merkwaardig genoeg waren er niet méér slaapplaatsen gevonden dan die op de Roodborststraat. Met vijf man stonden we in de regen te wachten rond zonsondergang. Toen kwam er af en toe eentje aan vliegen, daarna groepjes van 10, 50, 100 en 150 tegelijk. Ze bleven eerst in een paar bomen op een paar honderd meter zitten om dan in grote groepen naar de bomen aan de Roodborststraat te komen. Ik had mijn auto daar eerst geparkeerd, maar ik had geen zin in een verplichte autowasbeurt de volgende dag. Ik heb hem maar 100 meter verder gezet. Onder de bewuste bomen was de straat wit van de parkietenstront. Wij telden op verschillende plekken waar je net iets andere parkieten zag aankomen. Iets meer dan een half uur na zonsondergang zaten de bomen vol en werd het geluid minder. Een optelsom van de verschillende tellingen, gecorrigeerd voor dubbeltellingen, leverde het indrukwekkende getal van 2400 halsbandparkieten op. Ik zat er wel behoorlijk naast met mijn oorspronkelijke schatting van 800!
Première en tweede uitvoering
Het is een bekend verschijnsel bij concerten. Soms is de generale nog een puinhoop maar het concert is een groot succes. Maar het kan ook andersom. Een week na de generale repetitie staan de teller weer op hun posities te wachten op het aanvliegen van het lawaaiige parkietenvolk. Het is koud, het regent en er staat een bijna stormachtige wind. Iets na half vijf komen ze aan. Zoals de vorige keer blijven ze eerst in de bomen bij de koolmeesstraat zitten totdat ze in groepen het laatste stuk naar de Roodborststraat vlogen. Een klein deel kwam uit de Nachtegaalstraat en ook behoorlijk wat uit de richting van de Houtkamp. Waarschijnlijk door de harde wind waren de vliegroutes onoverzichtelijk. Soms vlogen ze eerst over een flatgebouw heen om dan even later weer terug te komen. Soms leken ze te gaan zitten in de bomen op de eindbestemming maar vlogen toch weer door.
Het was weer een hels kabaal bij de bomen van de Roodborststraat, maar om kwart over vijf gebeurde er iets wonderlijks. Het leek of iemand de hoofdschakelaar omzette. Het was binnen een paar seconden helemaal stil. Geen parkiet meer te horen. Verhalen van de buurtbewoners dat de parkieten hun de hele nacht uit de slaap zouden houden, moeten wel met heel veel korreltjes zout genomen worden.
Toen de tellers hun resultaten vergeleken, was het moeilijk er een eenduidig beeld uit te destilleren. Schatting varieerden tussen 1500 en meer dan 3000. Middelen was een optie geweest maar daarover was geen overeenstemming te krijgen. In de levendige appgroep-discussie die hierop volgde, stonden kreten als ‘volledig onwaarschijnlijk’ en ‘totaal belachelijk’ en even leek het over vertrouwen en wantrouwen te gaan. Er was maar één oplossing: opnieuw!
Een paar dagen later stonden wij met drie tellers opnieuw bij de parkietenbomen. Deze keer probeerden we heel precies de drie stromen aanvliegers uit elkaar te houden. Ook deze keer kwamen er erg veel uit de richting Koolmeesstraat, meer dan 2000. Het eindresultaat, meer dan 2800, leek nu plausibel. De hoge telling van de vorige telling leek toch zo slecht nog niet. Maar het kan dat ik, zonder de professionele hulp van Ron, mijn parkieten toch wel iets te hoog heb ingeschat. Maar of het er nu 2500 zijn of 3000, het blijven er erg veel.
Het derde concert
SOVON had voor 11 januari een tweede slaapplaatsentelling gepland. Omdat die dag slecht uitkwam, zouden wij op 10 januari gaan tellen. Het leek eenvoudig: gewoon de routine oppakken van onze telling bij de Roodborststraat. Maar even na nieuwjaar bereikte ons het bericht dat er toch weer parkieten waren gesignaleerd op een slaapplaats die in december nog verlaten was: Topaz Overrhyn . Ik ging op woensdag 8 januari daar maar eens kijken. Het leek eerst nogal rustig te zijn, afgezien van de honderden (duizenden?) kauwtjes, maar vanaf ongeveer tien over vijf kwamen ze in grote hoeveelheden aanvliegen. Een haastige telling leverde bijna 800 stuks op. Ik was blij dat ‘mijn’ slaapplaats weer bezet was en dat ik hier de officiële telling kon toen. Inmiddels was ook duidelijk dat de oude plek aan de Lammenschansweg weer beslapen werd.
We hadden plotseling drie slaapplaatsen te tellen, dachten we. Na wat heen en weer geapp, besloten we met vier personen in Leiderdorp te gaan tellen en met elk één teller bij de Lammenschansweg en Topaz Overrhyn. Die laatste teller was ik dus. Ik ging er op vrijdag 10 januari nog ruim voor zonsondergang heen. Dat was veel te vroeg. Er zaten in bomen in de directe omgeving al veel parkieten. Het was koud en het regende een beetje. In de twee slaapbomen zat nog geen enkele parkiet. Blijkbaar wachten ze op elkaar voordat ze er vrijwel tegelijk naar toe gaan vliegen. Wat er wel zat, waren een paar duiven en een ekster. Er vlogen vrij veel kauwtjes tussen de bomen heen en weer. Toen de zon al twintig minuten onder was, begon de grote verhuizing van de parkieten in de bomen vlakbij naar de twee slaapbomen. Het ging razendsnel. In een kwartier tijd telde ik er meer dan duizend in groepjes van 3, 5, 10, 20 en soms wel 60 of meer.
Toen ik mijn onverwacht hoge aantal doorgaf aan de telgroep, bleek dat nu de parkietenslaapplaats in Leiderdorp verlaten was. Exact aantal parkieten: nul. Zelfs met mijn hoge aantal bij de Willem de Zwijgerlaan, leken wij nog zo’n 1700 parkieten te missen. Maar het bericht van de teller op de Lammenschansweg dat hij er daar 1720 geteld had, maakte het plaatje volledig duidelijk. Onze Leiderdorpse populatie van 2800 parkieten had zich gesplitst in twee groepen, één van ongeveer 1050 en één van ongeveer 1750. Hoe deze splitsing tot stand is gekomen, zullen we wel nooit weten. Misschien was er in Leiderdorp zoveel vuurwerk dat de parkieten naar een andere plek zijn gegaan. Opvallend is dat ze naar die plekken zijn gegaan waar in vorige jaren al honderden/duizenden parkieten hebben geslapen. Bestaat die informatie in die groep? Zijn er leiders waar de andere parkieten achteraan vliegen? En hebben de leiders ‘besloten’ maar eens ergens anders de nacht door te brengen? We weten het niet en het is maar de vraag of je daar ooit achter komt.
De grote verhuizing: zelfde aantal, andere slaapplaatsen
Wat heb je aan zulke tellingen?
Als teller wil je er natuurlijk veel tellen, maar waarom eigenlijk? Moeten we wel blij zijn met zoveel halsbandparkieten? Het zijn natuurlijk invasieve exoten die mogelijk met waardevolle vogelsoorten zoals boomklevers en spechten concurreren. De schade schijnt nog mee te vallen, maar, als we er nu achter komen dat de schade toch aanzienlijk is, wat hebben we dan aan onze mooie tellingen? Weinig, neem ik aan. De halsbandparkieten zijn er en breiden zich uit. Ze terug stoppen in de kooitjes waaruit ze ontsnapt zijn, lukt natuurlijk niet. Ze afschieten (als je dat al zou willen) gaat evenmin. Bestrijding van invasieve exoten is een gevecht tegen de natuur. De winnaar van dit gevecht staat bij voorbaat vast.
Een paar getallen
Het totale aantal halsbandparkieten in Nederland was in de jaren 2010-2015 rond 10.000. Toen er in 2021-22 opnieuw tellingen werden georganiseerd, was dit getal verdubbeld tot rond 20.000. Wat het dit jaar zal zijn, weten nog niet.
Het totaal voor Leiden+Leiderdorp was in de tellingen van 2014-2015 nog onder de 1000. In 2021-2022 was het opgelopen tot 1650. Maar in Leiden zijn ze dit jaar (2024) verdwenen.
De ontwikkeling in Leiderdorp is interessant: van maximaal 101 in 2012-2013 naar 280 en 703 in de twee jaren daarna, 500 in 2021-2022, en meer dan 2500 in december 2024! De gigantische groei in 2024 is maar gedeeltelijk te verklaren uit het verdwijnen van de slaapplaatsen uit Leiden.
Maar in januari 2025 is dit beeld weer totaal veranderd: alle halsbandparkieten uit Leiderdorp zijn weer naar Leiden verhuisd, verdeeld over twee slaapplaatsen. In Leiderdorp is het weer rustig.
De groei voor Leiden + Leiderdorp bedraagt ongeveer 70% in 3 jaar. Dat is bijna 20% per jaar.