Iets later dan de vorige jaren is het paddenstoelenseizoen weer losgebarsten. In het prachtige park van Huys te Warmont lopen veel mensen, al of niet gewapend met dure fotoapparatuur, naar mooie exemplaren te zoeken.
Onverminderd populair blijft de vliegenzwam: “Heb je hem al gezien, die rode met witte stippen?”, wordt veel gevraagd. “En waar staat die dan?”. Maar er staan veel meer interessante soorten. Op dit moment stikt het van de gele knolamanieten en uit de dode boomstronken komen in een paar dagen tijd duizenden grote bloedsteelmycena’s te voorschijn. De gewone zwavelkoppen zijn nauwelijks te tellen. Hier en daar tussen de bomen kastanjeboleten, eekhoorntjesbrood en russula’s. Dan liggen er weer tientallen aardappelbovisten tussen de rottende bladeren. En soms zie je inderdaad een vliegenzwam.
Kleine paddenstoelen, gigantische schimmels
Zijn ze mooi? Ze hebben zeker vaak opvallende en soms mooie kleuren en ik fotografeer ze graag. Maar zo blij als van mooie bloemen of kleurige libellen word ik er niet van. Paddenstoelen zijn de bizarre vruchtlichamen van schimmels die zich in het dode hout of onder de grond bevinden. Een paddenstoel is maar een heel klein deel van een groot organisme dat uit kilometers lange schimmeldraden kan bestaan. Zo’n organisme kan heel groot worden. Een honingzwam in de Amerikaanse staat Oregon schijnt niet alleen 2400 jaar oud te zijn maar ook 890 hectare groot.
Afvalverwerkers en moordenaars
Schimmels hebben vooral met dode materie te maken. Zij zijn in staat dood hout op te ruimen omdat zij lignine kunnen afbreken. Daartoe is bijna geen enkel ander organisme in staat. Schimmels zetten de organische materialen uit dode planten en dieren om in anorganische stoffen en doen daarmee het omgekeerde van wat planten doen. De door schimmels weer beschikbaar gestelde anorganische materialen kunnen daarna opnieuw in de biologische kringlopen worden opgenomen. Schimmels verteren in korte tijd dode boomstronken en afgevallen vruchten. Zij ruimen dode dieren effectief op.
Toch hebben schimmels niet alleen met de dood te maken: voor sommige levende wezens zijn zij onontbeerlijk. Zij helpen bijvoorbeeld bomen met de opname van bepaalde mineralen uit de grond in ruil van de koolhydraten die de boom aan de schimmel levert. Schimmeldraden zijn dan op een bepaalde manier verweven met de wortelharen van de boom.
Met bomen hebben schimmels niet uitsluitend zulke positieve samenwerkingsrelaties. Nogal wat schimmels parasiteren op bomen zonder dat die boom daarvan al te veel last heeft. Een parasiet heeft in de regel geen belang bij het bezwijken van zijn gastheer. Maar bepaalde parasiterende schimmels gaan soms wel genadeloos tot de aanval over. Zij zorgen dat de boom dood gaat en kunnen dan het dode hout verteren. Over dieren (en mensen!) die door agressieve schimmels worden aangevallen, schrijf ik maar niet.
Reuzenzwam en porseleinzwam
In de mooie lanen bij het Huys te Warmont staan niet alleen gezonde bomen. Er staan nogal wat afgestorven stammen tussen en sommige bomen zijn hard op weg het loodje te leggen.
Hierbij speelt een moordenaarsduo onder de paddenstoelen een belangrijke rol: onder aan de bomen groeien vaak gigantische reuzenzwammen en iets hoger aan de stam komen in oktober vaak honderden glimmende porseleinzwammen te voorschijn. De reuzenzwammen tasten het wortelstelsel van de boom ernstig aan. In gezonde bomen veroorzaken porseleinzwammen meestal niet zo veel schade, maar is de boom al verzwakt, bijvoorbeeld door de reuzenzwam, dan ziet het er voor de boom niet zo goed uit. Op verzwakte bomen zijn de meeste porseleinzwammen te vinden.
In de herfst is het Huys te Warmont populair onder de paddenstoelenliefhebbers die met volle teugen onder meer van de prachtige porseleinzwammen genieten. Ik vind ze ook een schitterend fotografie-object. Ze zijn bedekt met een glimmende slijmlaag en de hoed is mooi doorzichtig. De boom – voor zover die een mening heeft – vindt ze minder leuk.
Noot 1
Er zijn verschillende aanwijzingen dat over de lange schimmeldraden informatie kan worden getransporteerd, misschien met het gevolg dat schimmelcellen ‘weten’ welke stoffen of bomen er zich op meerdere kilometers afstand bevinden. De wildste fantasieën doen de ronde over de ‘taal’ die schimmels zouden gebruiken en die uit ‘woorden’ van 5 of 6 letters zou bestaan. Ook zouden bomen via die schimmelnetwerken met elkaar kunnen communiceren. Niets van dit alles is nog bewezen. Het is een dankbaar onderwerp voor de literatuur. In een van de laatste boeken van Knausgård speelt de biologe Alevtina met het idee dat de schimmels een soort gigantische neurale netwerken vormen waarin zich het bewustzijn van het superorganisme bos bevindt, een bewustzijn in een totaal andere tijdsdimensie dan dat van de mensen. Ik bespreek dit in deze blog.
Noot 2
Ik ben geen paddenstoelenexpert. De kennis achter dit verhaal heb ik uit vrij oppervlakkig internetonderzoek. Ik laat mij graag op fouten wijzen en corrigeer ze dan natuurlijk. Alle foto’s (ik heb iets meer verstand van fotograferen) heb ik zelf gemaakt met een Nikon D7100 en een Nikon D610.
Natuurexcursie van de KNNV Vogelwerkgroep Leiden naar park Meer en Bosch en de Westduinen op 30 september 2023
Oorspronkelijk gepubliceerd als officieel verslag van de Vogelwerkgroep. In deze versie zijn de namen vervangen door XXX.
In het jaar 1606 kocht de visser Adriaen Maertenszoon van der Voort het visrijke duinmeertje Segmeer. Niet veel later werd er een boerderij gebouwd. In latere jaren trokken steeds meer welgestelden naar dit gebied om er te gaan jagen en te gaan wonen om de benauwde stad te ontvluchten. De boerderij werd verbouwd tot landhuis met koetshuis en schuur en er werden mooie tuinen aangelegd. Meer en Bosch was in de 17e en 18e eeuw een van de landgoederen rond den Haag. Pas aan het begin van de vorige eeuw werd het gebied openbaar toegankelijk en dat is het nog steeds.
Om iets voor zessen liepen wij het mooie park in. In het laatste daglicht liepen we door de prachtige lanen met hoge bomen waarvan de takken mooi tegen de nog lichte lucht afstaken.
Onze hoop was gevestigd op uilen, spechten, andere vogels en vleermuizen. We genoten van de mooie sfeer op deze zomeravond in de herfst. We hoorden meer vogels dan we zagen en naarmate de tijd vorderde, werd het steeds moeilijker nog iets te zien. We zagen onder meer blauwe reigers, kauwtjes, houtduiven, meerkoeten en knobbelzwanen. We hoorden een boomkruiper en een boomklever.
We zouden nog terugkomen in Meer en Bosch maar we wilden ook de Westduinen met een bezoek vereren. Wij liepen erheen langs de Haagse Beek. Die naam klinkt idyllischer dan de werkelijkheid: die ‘beek’ loopt wel dwars door den Haag met zijn keurige flats en appartementengebouwen. Toch kan je bij die beek allerlei leuks zien.
Wij waren getuige van een blauwe reiger die een vrij grote vis ving en daarna in zijn keel liet glijden. Voor wie het nog niet gezien had, herhaalde hij zijn kunstje binnen vijf minuten. Hij ving er nog een, legde hem in de juiste richting in zijn snavel en liet daarna het arme beest levend in een plas maagzuur landen. Beestachtig.
Even later kwamen wij bij aan bij de Westduinen, een prachtig duingebied tussen Kijkduin en Scheveningen, dat maar weinig niet-Hagenaars kennen, ook ik niet. Het gebied had behoorlijk te lijden onder de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, met name door de bouw van bunkers en ondergrondse gangen. De laatste jaren is het gebied aangepakt met grootschalige herstelwerkzaamheden. De bunkers zijn inmiddels een onderdeel van de natuur geworden, een prachtige schuilplaats voor vleermuizen. Het ziet er nu weer schitterend uit, mooi begroeid met duindoorn, teunisbloem en het (invasieve) bezemkruiskruid. Wij konden geen topwaarnemingen van vogels noteren, maar wel van prachtige luchten bij zonsondergang.
Toen wij weer terugliepen naar Meer en Bosch, was de zon al ondergegaan. Vogels zien was uitgesloten. We konden alleen maar luisteren. Na vrij lang wachten hoorden we dan eindelijk de bosuil, niet het bekende “hoe-hoe” geluid van het mannetje, maar het iets hogere “ke-wik” van het vrouwtje. Het Segmeer van onze visser uit de zeventiende eeuw is er nog steeds. Of er nog vissen zwemmen, weet ik niet, maar er vliegen wel, vlak boven het water, watervleermuizen. XXX speelde hier een onmisbare rol: niet alleen had hij apparatuur meegenomen die de vleermuisgeluidjes hoorbaar maakt (bat detector), maar ook verbaasde hij ons met zijn uitgebreide kennis over dit onderwerp. Hij legde uit hoe de verschillende vleermuizensoorten op verschillende niveaus vliegen (watervleermuizen het laagst, daarboven de dwergvleermuis, etc.) en vertelde wonderlijke feiten over voortplanting, winterslaap en nog veel meer. Met zijn zaklantaarn scheen hij een lichtbundel over het water waar je dan de op de bat detector hoorbare vleermuizen doorheen zag vliegen. Heel veel waren het er niet, maar ze kwamen toch vaak langs tijdens hun vluchten over het water waar ze allerlei kleine insecten vangen. Het zijn kleine dieren die niet veel meer dan 15 gram wegen, maar hun vleugelspanwijdte is toch aanzienlijk: tot bijna 28 cm. Naast de watervleermuis hoorde XXXs apparaatje ook nog een dwergvleermuis (tot 8 gram, vleugelspanwijdte tot 24 cm).
Gezellig zaten we op bankjes bij het Segmeer naar de geluidjes uit de detector te luisteren en naar de verhalen van de deelnemers aan de excursie. Indrukwekkend vond ik het verhaal van XXX, die een keer op die plek had gezongen waarbij de zwanen gingen meezingen. Ik had het wel eens willen horen. Inmiddels was de avond echt gevallen. Met enige moeite liepen we terug naar de parkeerplaats. Een sloot bedekt met kroos lijkt in het donker verdacht veel op een wandelpad, maar niemand is erop gaan lopen. Het was een mooie avond.
Ik was dit jaar al begonnen een tocht door Schotland te organiseren, maar ik durfde het met de steile bergen daar nog niet aan. Ik besloot nog een keer – de vijfde keer! – door Polen te gaan fietsen. Het liefst was ik naar het Oosten gegaan, maar sinds Rusland de Oekraïne had aangevallen, leek me dit geen goede bestemming, misschien wel nooit meer in mijn leven. Ik ontdekte een interessante fietsroute in het Noordwesten van Polen, route 20 door mooie bossen en langs mooie meren. Op internet zag ik mooie foto’s van prachtige met Europees geld aangelegde fietspaden over de tracés van opgeheven spoorlijntjes. Dus ik verzon een leuke route, eerst nog een stukje vanuit Duitsland langs de Oostzeekust en dan door het binnenland langs de route 20 terug naar Duitsland.
Tijdreisje
31 mei – 1 juni
Op de laatste dag van mei nam ik de trein naar Berlijn en van daar met de lokale trein naar Anklam, gelegen aan een groot met de Oostzee in verbinding staand binnenmeer (haf) dat in Polen de Zalew Szczeciński heet. Na een wat onwennige eerste avond in Duitsland waar alles net iets anders is dan in Nederland (mensen stoppen voor zebra’s en accepteren vaak geen plastic geld bijvoorbeeld) fietste ik naar het zeer ecologisch verantwoorde maar peperdure elektrische pontje naar Usedom.
Na een niet al te lange fietstocht over het eiland, waar ik ook mooie rode wouwen zag vliegen, kwam ik dan bij mijn gereserveerde hotel aan. De man bij de incheck was bijzonder onvriendelijk en snauwde mij toe dat de toeristenbelasting alleen contant betaald mocht worden. Even later werd mijn betaalkaart geweigerd op een terras voor een betaling onder tien euro. Naast mijn bed stond zo’n prachtige ouderwetse telefoon, met daarbij de mededeling dat het tarief 20 cent per tik was. Zo ging dat vroeger. Zo werd het ook een beetje een reis in de tijd.
Mooie en lelijke Oostzeekust
2 – 3 juni
De volgende dag bereikte ik na maar een paar kilometer fietsen de Poolse grens. Waar je vroeger een visum nodig had, rijd je gewoon door alsof er niets aan de hand is. Wel opeens veel Polen, voor wie Duitsland onbetaalbaar moet zijn. In Polen begon een route die ik minder dan twee jaar geleden op de huurfiets van Międzyzdroje naar Gdańsk had gereden. Zelfs de eerste twee overnachtingsplekken waren gelijk aan die van de vorige keer. Langs het fietspad naar het Oosten weer dezelfde mengeling van positieve en negatieve indrukken als de vorige keer.
Dan weer rijd je door prachtige dennenbossen vlak bij zee, dan weer heb je mooi uitzicht op de rustige Oostzee en dan rijd je tussen de honderden goedkope visrestaurants, appartementenblokken en campings door. Honderden nieuwe appartementengebouwen staan nog in de steigers om binnenkort het goedkope toerisme te kunnen verwelkomen. Maar soms rijd je ook langs mooi met riet omzoomde plasjes waar de grote karekieten uit alle macht hun aanwezigheid betonen, zoals aan het grote Jamno-meer ten Noorden van Koszalin.
Bossen, meren, vogels en libellen
4 – 7 juni
Voorbij Koszalin maakte ik een bocht naar het Zuiden om door te steken naar route 20 waarvan ik (te) hoge verwachtingen had. Mijn eerste overnachting daar was bij een soort Youth Hostel voor paardrijvakanties bij Polanów. Ik had wel een prima kamer en hoefde niet in een zaal met slaapzakken tussen de paardrijmeisjes te slapen. Ik had ontbijt geboekt.
Toen ik het ontbijtzaaltje binnenkwam, wist ik niet wat ik zag: voor mij stonden klaar drie (!) spiegeleieren, een bord met kaas, twee soorten worst, warme knakworstjes, tomaat en komkommer, drie soorten brood, koffie en eventueel thee. Ik heb één spiegelei op brood, nog een boterham met kaas gegeten en een kop koffie daarbij.
Vogels in Polen
Vogelen op de fiets doe ik graag. Het past bij mijn luie filosofie dat vogels maar naar mij toe moeten komen en dat ik er niet achteraan ga met allerlei apps en GPS-apparaatjes. Als je een paar honderd kilometer door een land fietst waar interessante vogels te zien zijn, kom je altijd wel iets leuks tegen. Je komt vogels tegen zonder op zoek te zijn. Eén vogel is hier absoluut niet zeldzaam maar in onze ogen en oren toch heel bijzonder: de veldleeuwerik. Waar je ook fietst, je hoort er wel één hoog in de lucht. Een vanzelfsprekendheid die we in Nederland kwijt zijn geraakt. Ik ben nog nooit in Polen geweest zonder grauwe klauwieren te zien. Dit jaar zag ik ze iets minder, maar zeldzaam zijn deze mooie vogeltjes hier niet. Van het kleine spul noem ik vooral de luidruchtige vinken, de groenlingen, geelgorzen, witte kwikstaarten, heel veel huismussen en ook af en toe een grijze gors. Langs de rietvelden van de vele meren leek de grote karekiet algemener dan bij onze de kleine. Boven de velden zweefden niet alleen buizerds, maar ook af en toe een rode wouw. Een keer of vier zag ik kraanvogels in kleine groepjes over het veld stappen, prachtige vogels. Maar het absolute toppunt was mijn ontmoeting met de wielewaal die vlakbij een meer ongelooflijk geel in de top van een boom zijn prachtige tonen voortbracht. Het is wel mooier dan 'tudeljooo'. Ik ga hier niet schrijven over wat ik niet gezien heb.
Van hier ging het, grotendeels over route 20, naar de iets grotere plaats Szczecinek, in het Duits vroeger Neu Stettin geheten. De route ging door prachtige bossen en over vrij primitieve, maar meestal nog net berijdbare, fietspaden. Hier en daar ging de weg langs meertjes en daar kon ik weer enthousiast aan de libellenstudie beginnen. Het leuke is dat in dit soort biotopen toch heel andere libellen voorkomen dan in West Nederland. Naast de mij al bekende viervlek zag ik hier voor het eerst prachtige bruine korenbouten, mannetje, vrouwtjes en paringwielen. Wonderlijke beesten toch.
Af en toe werden de door tractoren verwoeste bospaden zo slecht dat fietsen uitgesloten was.
Libellen in Polen
Natuurlijk hoef je niet naar Polen voor libellen, maar als je er toch bent, zijn er best leuke mogelijkheden om die rare beesten te bestuderen. Het uitgebreide merengebied waar ik door fietste, was een mooi libellengebied, ook juist voor soorten die je in Zuid Holland minder zal aantreffen, soorten die van relatief zuur water houden in meren, vennen en beken. Ik zag vooral grote hoeveelheden bruine korenbouten, waarvan de mannetjes overigens helemaal niet bruin zijn. Daarnaast de gewone soorten als oeverlibel, variabele waterjuffer en viervlek. Niets bijzonders, wel leuk om te fotograferen, wat me met een onhandig klein cameraatje nog best lukte.
Die avond sliep ik in een vervallen hotel in Szczecinek, waarvan de bovenste etage toch best in orde bleek. ‘s Ochtends kreeg ik zelfs een redelijk ontbijt, wel met oploskoffie. Het was inmiddels 6 juni geworden en vanaf dat moment reed ik voornamelijk naar het Westen en Zuidwesten. Op weg naar Sulinowo zag ik weer de prachtigste kraanvogels. Wat zijn ze mooi en wat zijn ze groot! Ik was nu op weg naar mijn belangrijkste bestemming: Stare Drawsko, midden in het Drawski nationale park, een prachtig beschermd landschap vol met meren en bossen, een landschap gevormd in en na de ijstijden. In Sulinowo zag ik voor het eerst een officieel bordje van de route 20 en even later zoefde ik over een oude spoorweg, een grote uitzondering op deze route die toch vooral uit half verharde on onverharde wegen bleek te bestaan. Op weg naar het hotel zag ik weer zoveel libellen dat ik af en toe afstapte om er een paar te fotograferen met mijn kleine onhandige cameraatje. Het waren weer vooral bruine korenbouten.
In Stare Drawsko had ik een rustdag gepland, dus twee overnachtingen in een middelmatig hotel dat zichzelf drie sterren had toebedeeld. Stare Drawsko ligt prachtig tussen twee grote meren en omgeven door bossen en heuvels. Je zou hier zo twee weken kunnen doorbrengen zonder je te vervelen. Ik at bij mijn eigen hotel. Tot mijn grote verbazing liet ik mij overtuigen dat ik de heerlijk Flaki-soep moet nemen. Flaki zijn ingewanden: ingewandensoep. Toch smaakte hij best goed.
Het Drawsko nationale landschapspark
Ten Zuiden van Połczyn Zdrój en ten Noordwesten van Czaplinek ligt het Drawski Park Krajobrazowy, een landschapspark van meer dan 38,000 hectare, gesticht in 1979, waarin zich zeven natuurreservaten bevinden. Het bestaat vooral uit heuvels van niet veel hoger dan 200 meter, dichte bossen, grote meren met glashelder water en mooie riviertjes. Het is het resultaat van de werking van ijs en water tijdens en na de ijstijden: het ijs zorgde voor uitgebreide zandafzettingen en diepe meren en het water sleep mooie dalen uit. Veel bijzondere planten en dieren zijn er te vinden. Niet voor niets staat het grootste deel van het park onder bescherming van Natura 2000. Naast de gewonere vogelsoorten als futen, aalscholvers, zwanen en gewone ooievaars zijn hier ook zeearenden en zwarte ooievaars te zien. Ik heb ze helaas niet gezien.
Het is zeker een gebied om nog eens goed te verkennen vanuit goed per trein bereikbare plaatsen als Czaplinek.
bronnen
https://www.zpkwz.pl/index.php/parki-krajobrazowe/drawski-park-krajobrazowy
http://www.pojezierzedrawskie.info/drawski-park-krajobrazowy/ https://witkinawalizkach.pl/drawski-park-krajobrazowy/
Wat kan je op een rustdag dan anders doen dan fietsen? Ik had gelezen dat het Jezioro Prosinko ornithologisch heel bijzonder was, maar hier zag ik weinig. Meer zag ik bij het Jezioro Komorze. Natuurlijk zag ik weer veel libellen en ook nog voor mij een nieuwe soort (de vuurjuffer), maar dat was niet zo bijzonder als de ongelooflijk gele wielewaal die daar in het topje van een boom zat te zingen. Een onvergetelijk moment.
Daarna fietste ik het Jezioro Żerdno om en keerde terug naar mijn hotel. Die avond at ik in het even verderop gelegen restaurant Podzamcze visjes uit een van de meren in de buurt: Sielawa, in het Nederlands kleine Marene.
De laatste loodjes in Polen
8 – 10 juni
Op 8 juni begon ik serieus aan het laatste gedeelte van de tocht. Het eerste gedeelte ging door prachtige bossen met af en toe uitzicht op mooie meren en soms helder stromend water waar de prachtige bosbeeklibellen in de schaduw vlogen.
De wegen werden slecht tot ronduit onberijdbaar. Vlak voor Drawsko Pomorskie gaf een officieel routebord van de route 20 weer hoop op verbetering, maar niet veel later was fietsen volledig uitgesloten op de wegen met hopen los zand bij Brzeźniak. Na nog twee uur doorploeteren over keienwegen en door zandhopen kwam ik aan bij de prachtige Agroturystyka van Węgorzyno. De sympathieke eigenaar begroette mij en ik kreeg zelfs nog een gebraden kippenpoot van de barbecue. Overal spelende kinderen en honden. Een gezellige plek.
De volgende dag had ik geen zin om weer de hele dag in de Poolse zandbak te spelen dus ik besloot de geasfalteerde weg, de 151, te nemen, vooral om dat ik een lange etappe gepland had. De route was best mooi. Onderweg zag ik nog kraanvogels en mooie weidebeekjuffers naast de bekende kleine vogeltjes zoals geelgorzen, vinken en (waarschijnlijk) grijze gorzen. De route ging door Choszczno. Als er een verkiezing zou zijn voor het lelijkste dorp van Europa, dan maakt deze plaats best een kansje. Bij het station wees de thermometer 28 graden aan.
Niet lang na Choszczno ging het fietspad weer gerieflijk over een oude spoorbaan. Het pad passeerde vroegere stations, ging over spoorviaducten en door korte tunnels. Tenslotte bereikte het fietspad Barlinek – Berlinchen in het Duits. Na meer dan 82 km rijden kwam ik nog redelijk vroeg bij mijn hotel aan. Ik had nu een goede nachtrust verdiend, maar die kreeg ik helaas niet. Er was een trouwfeest met luide muziek, schreeuwende mensen en meer. Om vier uur was het feest voorbij en even later viel ik in slaap. Ik ben erg boos geworden (in het Pools!) op het hotelmanagement de volgende ochtend. Gelukkig had ik de volgende dag geen lange etappe op het programma.
Ik kon de volgende dag grotendeels over de fietsenracebaan over het oude spoortracé rijden. Ik genoot van het gemakkelijke fietsen, de vogels (zoals kraanvogels) en de vogeltjes (zoals geelgorzen) die ik tegenkwam en af en toe fotografeerde ik nog maar eens een libelle. Bij het fietspad stond een waarschuwingsbord dat op het gevaar van Barszcz Sosnowskiego wees, een soort reuzenbereklauw, maar misschien nog gevaarlijker. Als je foto’s op internet van afgrijselijke verbrandingen door die plant hebt gezien, begrijp je waar ze het over hebben. Na een stuk racebaan ben ik even eraf gegaan om naar een klein meertje te gaan kijken.
Het was een ervaring die me aan Frankrijk deed denken als je even de Autoroute verlaat om een uurtje het echte Frankrijk in te duiken. Het was een mooi meertje en in de directe omgeving stonden half ingestorte gebouwen. Op één gebouw kon je het woord ‘HOTEL’ nog lezen. Zou het nog van voor de Tweede Wereldoorlog geweest zijn, toen ze hier allemaal Duits praatten? Misschien is dat uit te vinden, maar ik hoef het niet te weten.
Ik kom ruim op tijd aan bij de luxe Agroturystyka van Listomie bij Myślibórz, dat die naam eigenlijk niet verdient. Prachtige kamer in een prachtig huisje aan een prachtig meer, waar de grote karekieten hun keel schor schreeuwen. Maar toch niet echt gezellig. Veel iets te rijke mensen met een eigen waterscooter op de aanhangwagen achter de auto.
Over oude spoorlijnen
Een klein deel van deze fietstocht fietste ik over fietspaden aangelegd op de de tracés van gesloten oude spoorlijnen.
Een zo'n tot fietspad omgebouwde spoorlijn, gebouwd aan het eind van de negentiende eeuw, loopt van Choszczno (Arnswalde) naar Barlinek (Berlinchen). Bij één van de voormalige stationnetjes (Lubiana) staan nog oude locomotieven en een mooie seinpaal.
Een andere lijn was het vanaf 1880 ontwikkelde lijntje van Pyrzyce (Pyritz) naar Godków via Trzcińsko Zdrój en verder naar de brug over de Oder bij Siekierki. Trzcińsko Zdrój heette in het Duits Bad Schönfließ, vanaf 1898 een kuuroord dat tot ontwikkeling kwam nadat in 1895 belangrijke modderafzettingen werden gevonden. Veel verkeer over het lijntje naar het kuuroord kwam uit Duitsland toen de Duitse spoorwegen een directe verbinding met Berlijn hadden gerealiseerd. In 1945 werd het treinverkeer op de lijn stil gezet toen het Rode Leger oprukte naar de Oder. Het station van Trzcińsko Zdrój kreeg een militaire functie onder het nieuwe Sovjet-bestuur. Na de tweede wereldoorlog namen de Poolse spoorwegen de lijn over. In 1992 werd de lijn voor goed gesloten.
Naar Duitsland en Nederland
11 – 12 juni
Ik realiseerde me te laat dat ik in Listomie geen ontbijt zou krijgen. Daarom eerst naar een klein winkeltje in de buurt gefietst, dat helaas op zondag niet open was. In een iets grotere plaats verderop was de winkel gelukkig wel open. Ik kocht broodjes, beleg en vruchtensap voor een ontbijt op een bankje bij de kerk. Niet lang daarna kwam ik weer op de mooie fietsroute over de oude spoorbaan langs onder meer het oude station van Trzcińsko Zdrój, ooit in het Duits Bad Schönfließ geheten [zie hierboven].
Het laatste stuk voor de Oder ging door het prachtige Cedyński nationale landschapspark., waar ik onder meer prachtige rode wouwen zag vliegen. Over de mooi gerestaureerde spoorbrug – nu een fietsbrug – een mooie uiterwaard en daarna de Oder zelf overgestoken en dan in een rechte lijn in Zuidwestelijke richting naar het plaatsje Wriezen, het einddoel van de fietstocht.
Ik had een kamer bij Pension zur Feldklause, een vrij groot eenvoudig hotel gerund door een wat oudere dame. Het ademde nog iets van de sfeer van Oost Duitsland. Naast het pension goed Italiaans gegeten, de beste maaltijd in meer dan tien dagen. Eten in Duitsland is wel veel duurder maar ook veel beter dan in Polen. Een korte blik op de website van de Duitse spoorwegen leerde dat er geen treinen zouden rijden op de geplande route Eberswalde-Berlijn. Ik moest dus helemaal over Frankfurt aan de Oder omrijden. Voor de zekerheid besloot ik met de trein van acht uur te gaan zodat ik niet zoals afgesproken om 8 uur kon ontbijten. Toch kreeg ik van de vriendelijke pensionmevrouw een soort ontbijt van muesli, vruchtjes, melk en twee koppen koffie. De reis naar Berlijn liep probleemloos. Ik was er alleen drie uur te vroeg. Omdat de trein naar Amsterdam met een uur vertraging vertrok, heb ik totaal vier uur gewacht op Berlin Gesundbrunnen. Om kwart voor elf was ik in Leiden en een kwartier later thuis, waar ik door Petra werd begroet. Fijn weer thuis te zijn na 740 km fietsen.
Op 8 mei 2016 ging ik voor het eerst op excursie met de vogelwerkgroep Leiden van de KNNV, die het bootje ‘De heere Schouten’ had afgehuurd voor een mooie tocht naar de Zwanburger Polder en nog een eilandje in de Kaag daarnaast, waarschijnlijk de Lakerpolder.
Voor mij was het niet de eerste keer dat ik naar vogels ging kijken. Als actief lid van de afdeling Wageningen van de NJN (en later bestuurslid) keken we bijna elk weekend tussen 1965 en 1967 naar vogels op de Veluwe en bij de Flevopolders die nog volop in ontwikkeling waren. Niet alleen leerde ik in die tijd veel vogels, vooral watervogels als eenden en steltlopers, maar ook ontwikkelde ik, zoals zoveel NJN-ers in die tijd, diep romantische gevoelens bij het verblijf in de wilde natuur.
Ik nam afscheid van de NJN en ging studeren in Utrecht en later in Groningen. De vogelhobby bleef wel op een laag pitje branden: af en toe ging ik met kennissen uit Utrecht een weekendje naar Texel of de Biesbos. Later ging ik af en toe naar Voorne en ook in het buitenland ware vaak mooie vogels te zien, zoals de gieren in Spanje. Een echte vogelaar werd ik niet en ben ik ook nooit geworden.
Vijftig jaar later
Vijftig jaar na mijn NJN-avonturen dacht ik dat het leuk zou zijn de draad weer eens op te pakken. Ik wist dat er een soort oude-lullen-NJN bestond, de KNNV – Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging. Ik werd daar in 2016 maar eens lid van. Meteen werd mij gevraagd voor welke werkgroepen ik mij wilde opgeven. Als welkomstgeschenk kreeg ik een boekje over mossen, maar de mossenwerkgroep werd het toch niet. Ik bleef maar bij vogels. Ik meldde mij aan voor de Vogelwerkgroep en sprak af om een keer mee te gaan voordat ik definitief lid zou worden.
Toevallig was er een excursie vlak bij huis gepland, naar verschillende gebiedjes tussen Warmond en de Kaag. Ik hoefde niet met andere mensen mee te rijden maar kon meteen in de vroegte van 8 mei naar het haventje van Warmond rijden, waar het bootje al klaar lag en waar ik met andere leden van de Werkgroep kennis kon maken. Het was prachtig lenteweer en overal vlogen de grutto’s.
Ik herinner me het gevoel nog als een totaal onbekende in een nieuwe groep rond te lopen. Ik dacht: hier ben ik (nog) niemand, ik heb hier nog geen reputatie. Terwijl ik toen in mijn werk altijd als belangrijke persoon rondliep, vaak verantwoordelijk voor de organisatie van projecten en bijeenkomsten, liep ik hier prettig onbelangrijk te zijn. Tijdens een korte pauze kwam er een vrouw op mij af, die met veel belangstelling naar mijn achtergronden vroeg en naar mijn eerdere ervaringen met veldbiologie. Ik wist toen nog niet dan zij de ‘baas’ van de Werkgroep was en dat zij, xxx, samen met xxx alles rond de excursies organiseerde, maar daar zou ik wel snel achter komen.
In de maanden en jaren die volgden, had ik er geen spijt van dat ik lid van KNNV en Vogelwerkgroep was geworden. In mijn NJN-tijd gingen we elk weekend op excursie en soms wel op zaterdag én zondag. Hier ging het er toch wat bedaarder aan toe: in principe elke maand een excursie. Zeker in de eerste jaren gaf ik me voor bijna elke excursie op. Wat ik vooral leuk vond, was dat ik door deze club heel veel leuke gebieden leerde kennen, waar ik anders nooit heen was gegaan.
Natuurlijk kon ik niet zo onbelangrijk en onopvallend blijven als tijdens de eerste excursie. Langzaam kreeg ik een plaats in het geheel en de contacten met een aantal werkgroepleden werden intensiever. Vanaf een zeker moment stelde ik mij beschikbaar voor het opmaken van de excursieverslagen: tekst en plaatjes werden aangeleverd en ik maakte er op de computer een toonbaar geheel van. Mijn kennis van vogels en vogelgeluiden nam met sprongen toe, vooral door de grote deskundigheid van andere deelnemers aan excursies. Zonder die mensen had ik nooit een groenpootruiter of een oeverloper herkend.
Stukjes schrijven
Maar ik heb ook iets heel anders geleerd. De traditie in deze werkgroep is dat iedereen van tijd tot tijd een bijdrage levert aan het verslag, in de vorm van een verslagtekst of een lijst van waarnemingen. In december 2016 was het mijn beurt om zo’n verslag te schrijven. Eerlijk gezegd vind ik zulk verenigingsproza soms maar moeilijk te verteren zoals ze vol staan met slaapverwekkende feitjes en stereotype formuleringen. Ik wilde wel eens wat anders. In de inleiding van het verslag naar het Nuldernauw beschreef ik de excursie eerst vanuit het gezichtspunt van de kleine zwanen die een aantal vogelaars zien staan. Ik schreef hierna nog regelmatig een verslag, men vond ze leuk en ik vond het leuk om ze te schrijven. Dat was weer eens wat anders dan dat gortdroge proza dat ik in mijn adviespraktijk schreef. Ik vond het zelfs zo leuk dat ik, toen er een excursie door slecht weer niet doorging, besloot er toen maar een fake-verslag over te schrijven. https://blog2.rdeman.nl/natuur-zoals-natuur-bedoeld-is/.
In 2020 liep niet alles zoals wij ons ooit voorgesteld hadden. De Corona-crisis gooide het hele verenigingsleven in de war en ook de activiteiten van de Werkgroep lagen zo goed als stil. Wel maakte iedereen zijn kleine individuele uitstapjes of men ging er met twee of drie personen op uit. Dat was bij mij niet anders, waarbij ook nog een eigen gezondheidsprobleem (een gelukkig klein herseninfarct) een rol speelde. Toch had ik zin om weer eens een verslag te schrijven.
Ik weet niet hoe ik hier op kwam, maar ik verzon een denkbeeldige excursie naar de Zuiderzee op 23 april 1922, waarin huidige leden van de Werkgroep in de jaren 1920 werden geplaatst. Het was leuk om te doen: dienstregelingen uitzoeken, de taal en de spelling van die tijd imiteren en mooie zwart-witfoto’s erbij plakken. Voor mij was het ook een oefening om mijn typvaardigheid terug te krijgen, die ik bij mijn infarct was kwijtgeraakt. Veel mensen vonden het een leuk stuk. https://blog2.rdeman.nl/naar-de-zuiderzee/
Soortenjagers en natuurgenieters
Gelukkig kwamen na een lange Corona-pauze vanaf 2022 de excursies weer goed op gang. Naarmate ik vaker aan excursie mee deed en ik de mensen beter leerde kennen, werd me steeds duidelijker hoe verschillend de motieven van de verschillende mensen zijn om van zo’n groep van vogelaars lid te worden. Bij een groep mensen gaat het in de eerste plaats om ‘waarnemingen’. In de meest extreme vorm gaat het om mensen die verschillende lijsten bijhouden, een lijst voor het hele leven (‘life list’), een jaarlijst (die elk jaar weer op 0 begint) en natuurlijk een lijst van wensvogels (‘wish list’). Bij een heel andere groep mensen gaat het meer om de schoonheid van de natuur en minder om de bijzonderheid van de waarneming. Natuurlijk onderscheiden zich de mensen ook sterk in hun vaardigheid (snel en op grote afstand) vogels te herkennen aan beeld en geluid. Er zijn van die top-vogelaars die zonder verrekijker op honderden meters afstand een bijzonder zangvogeltje kunnen herkennen, maar dat kan lang niet iedereen en zeker ik niet. De ‘lijst-mensen’ zijn soms bereid om 100 km in de auto te gaan zitten om een bijzonder beestje te kunnen noteren (en daarbij voor een behoorlijke CO2-uitstoot zorgen). Een derde groep gaat vooral mee voor de gezelligheid om tijdens excursie lekker te kletsen, ook als dat het plezier van de natuurgenieters en de lijst-vogelaars niet ten goede komt. Het is grappig dat die verschillende mensen met hun verschillende doelstellingen gewoon samen op excursie gaan.
De romantiek kwam niet echt terug
Zelf voel ik me niet zo verwant met de soortenjagers, hoewel ik me goed kan voorstellen dat zo’n lange lijst opbouwen leuk kan zijn. Toen ik in 2016 lid werd, was ik vooral op zoek naar de natuurervaring van mijn jeugd en mijn middelbare schooltijd, eigenlijk een verlangen naar de jeugdige romantiek van toen. Natuurlijk heb ik die niet helemaal teruggevonden. Dat is iets uit het verleden van toen ik jong was. Toch geniet ik ook nu met volle teugen van de schoonheid van mooie gebieden, de vogels, andere dieren en planten die je daar aantreft. Ik geef de voorkeur aan excursies waarbij je door een gebied wandelt en geniet van alles wat je tegenkomt.
Sommige excursies zijn meer gericht op het waarnemen van zoveel mogelijk soorten op een dag. Je rijdt dan met drie of vier auto’s langs allerlei gebiedjes. Om de haveklap stop je dan bij een gebiedje, laadt de telescopen uit, zoekt het veld of het water af, noteert de waarnemingen en rijdt naar het volgende gebiedje. Dat soort excursie zijn aan mij niet echt besteed. Aan het eind van de dag, denk ik dan alleen: ik zou gauw eens de natuur in willen trekken.
Vogelfotografen
Nu is vogeltjes kijken bij lange na niet mijn enige hobby. Wat is ook graag doe, is fotograferen. Na lang aarzelen kocht ik in 2020 een 150-600 mm Tamron teleobjectief. Ik aarzelde omdat telefoto’s vaak zo saai zijn. Door de geringe diepte krijg je platte foto’s zonder enige perspectief. Goede fotografie speelt in de regel met perspectief, dus een goede telefoto lijkt bijna een onmogelijkheid, tenzij het onderwerp heel boeiend is. Toch ben ik steeds meer vogelfoto’s gaan maken. Soms werden ze best mooi, maar meestal bleven het fantasieloze brave plaatjes. Tussen veldbiologie en fotografie bestaat in de regel een spanningsveld. Vogelfotografen verstoren niet zelden, op zoek naar een plaatje van een bijzonder beest, de rust. Soms gebruiken ze zelfs geluidsopnames van vogelgeluiden om daarmee niet alleen de vogels te lokken maar ook de natuur ernstig te verstoren. Er zijn nogal wat vogelfotografen die vooral voor de ‘lijst’ fotograferen. Hebben zij een vogel gefotografeerd, dan zeggen zij iets als: “ik heb hem erop staan, die bosrietzanger”. Een waarneming is dan een foto. Een foto is een plaatje waar de vogel in kwestie “op staat”. Mij spreekt dit soort fotograferen niet aan. Als ik een foto maak, gaat het mij om een mooie of interessante foto, niet om het feit dat hij “erop staat”.
In de Vogelwerkgroep zijn er meer mensen dan een paar jaar geleden die met grote teletoeters rondlopen tijdens excursies. Gelukkig zijn er goede en heel goede fotografen bij. Zelf laat ik mijn zware apparatuur liever thuis tijdens excursies. Ik ga liever af en toe alleen op pad om rustig mooie foto’s te maken. Soms zijn dat vogelfoto’s, maar het onderwerp is even vaak een libelle, een vlinder of een paddenstoel als ik niet hele landschappen fotografeer.
Mijn lijst: gebieden
Wat is nu de tussenbalans zeven jaar na mijn herintreding als vogelaar? Ten eerste heb ik ontdekt dat ik helemaal geen vogelaar ben. Ik vind vogels mooi en interessant, maar ik houd net zo goed van insecten (inmiddels ben ik weg van libellen) of mooie bomen. Als ik al een lijst zou aanleggen, zou het een lijst van mooie gebieden zijn, eventueel van soorten biotopen, maar zeker niet van planten- of dierensoorten. Door mijn deelname aan de excursies de laatste zeven jaar is mijn ‘lijst’ aanmerkelijk langer geworden. Ik heb prachtige nieuwe gebieden ontdekt, waarvan hier een paar hoogtepunten. Soms zijn het letterlijk ‘nieuwe’ gebieden, want er wordt veel natuur aangelegd, vaak als compensatie voor vernietiging ergens anders. Prachtig vond ik het Nuldernauw en Arkemheen, waar we niet alleen de prachtigste kleine zwanen een eenden maar op de valreep ook nog eens een zeearend in de prachtige oude polder van Arkemheen. Heel erg genoten heb ik steeds van de excursies naar het Zuiden van Zuid Holland en naar Zeeland.
Daar heb ik kennis gemaakt met prachtige gebieden als de Beninger Slikken, Hellegatsplaten, Korendijkse Slikken en Tiengemeten. Natuurlijk zijn we ook wel naar Texel geweest, maar eerlijk gezegd ga ik daar liever een week rustig wandelen en af en toe naar vogels kijken dan op één dag met heel veel autoritjes zo veel mogelijk vogelsoorten proberen te zien.
Ik leerde niet alleen veel nieuwe gebieden kennen, maar ook veel nieuwe natuurvrienden met wie ik ook buiten de officiële excursies regelmatig op stap ga, ook om samen natuurfoto’s te maken: vogelfoto’s en landschapsfoto‘s met xxx en libellenfoto’s met xxx, bijvoorbeeld.
Ook heb ik wel een paar nieuwe vogelsoorten leren kennen. Op één van de eerste excursies werd er ‘een Cetti zanger’ geroepen. Ik had daar nog nooit van gehoord. Maar inmiddels is die veel algemener dan vroeger en als je het korte luide liedje één keer bewust gehoord hebt, vergeet je het nooit. Andere nieuwe soorten zijn verschillende steltlopers (zoals groenpootruiter of oeverloper), diverse zangvogels (zoals zwartkop, tuinfluiter, grasmus) en verschillende kleine rietvogeltjes zoals het baardmannetje of de blauwborst. De vogels uit mijn NJN-tijd ben ik natuurlijk weer steeds tegengekomen zoals alle eendensoorten, wulpen, grutto’s en reigers. Soorten die vroeger schaars waren, zoals krakeend of zilverreiger, zijn in de tussentijd wel veel algemener geworden. Een soortenlijst zal ik nooit aanleggen, maar als ik die zou hebben, was die nu wel iets langer nu dan toen. Maar wat was nu de mooiste excursie in die zeven jaar? Waarschijnlijk was dat vorig jaar naar Solleveld en het hyacintenbos. Het was letterlijk een prachtige excursie: prachtige kleuren van de bloeiende hyacinten en prachtige muziek van talrijke nachtegalen. En dat in een aangenaam gezelschap van oprechte natuurgenieters. Wat wil je nog meer? https://blog2.rdeman.nl/nachtegaalconcert-op-een-hyacintentapijt/
P.S. Om reden van privacy het ik geen namen in dit verhaal opgenomen, maar hier en daar vervangen door xxx.
Eindelijk is die er dan, de volautomatische vogelaar, die ook nog perfecte plaatjes schiet. Hier een interview met, Henk Jansen, directeur van het bedrijf dat nu al bijna de vraag naar het nieuwste natuurspeeltje al niet meer aan kan.
RdM: Vertel eens Henk, hoe heet dat nieuwe product, wat kan het en waarom is er zoveel vraag naar. Maar ook: hoe heb je het uitgevonden?
HJ: dat zijn wel heel veel vragen tegelijk. Mag ik met de laatste beginnen? Hoe vind je zoiets uit? Eigenlijk alleen door goed te kijken wat er in de wereld aan de hand is, waar de ontwikkelingen naar toe gaan, hoe de mens zich ontwikkelt, welke puzzelstukjes je voorbij ziet komen.
AI
Eén puzzelstukje zouden we AI (artificial intelligence) kunnen noemen. Het is niet eens zo lang geleden dat mensen wel eens wat uit hun hoofd leerden. Vroeg je, “wat voor vogel is dat?”, dan antwoordden mensen, als ze het wisten, “ja dat is een vink met die mooie vleugelstreep en dat typische liedje, de vinkenslag”. Als het een moeilijkere vogel was, dan torsten ze een lijvig boekwerk met zich mee en dan vonden ze op bladzijde 223 bijvoorbeeld de kleine plevier, waarbij de oogringetjes een duidelijk verschil lieten zien ten opzichte van de bontbekplevier. Wie werkt tegenwoordig nog zo? Je houdt je telefoon gewoon in de richting van een dier. De camera voedt het beeld in AI-netwerken die zowat het hele internet hebben bestudeerd en meteen kunnen zeggen welk dier er in de camera staat. Een externe microfoon hoort in het bos de hoogste tonen van goudhaantjes die de bejaarde eigenaar van de smartphone al decennia niet gehoord heeft. Op het schermpje verschijnt binnen tiende van een seconde ‘vuurgoudhaantje’.
GIS
Het tweede puzzelstukje kan je aanduiden met de afkorting GIS, geografische informatiesystemen. Er was een tijd dat je had horen zeggen dat er in het bos bij Renkum zwarte spechten zouden zitten. Maar dat is lang geleden. We horen niets meer zeggen. Het staat gewoon op exacte coördinaten van Google Maps of dergelijke software. We vinden onze zeldzaamheden gewoon op waarneming.nl. Wij typen onze wensvogel in en we weten waar we heen moeten, op de meter nauwkeurig. Een fluitje van een cent om een uiterst zeldzame Pallas Boszanger dichtbij huis te vinden, zie hieronder.
DRONE
Hoe ik het derde puzzelstukje moet noemen, weet ik niet precies. Ik gebruik maar het woord DRONE, ons vermogen om met kleine apparaatjes heel flexibel naar alle mogelijke plekken te vliegen, apparaatjes die in opdracht van ons allerlei dingen doen, waarvan wij de resultaten ergens anders kunnen bekijken. Ze zijn ook veel te klein om in of op te gaan zitten. Het zijn vooral onze vliegende ogen en oren op afstand. In de moderne oorlogsvoering hebben de drones het al gewonnen van de tanks. Ook op andere gebieden rukt de drone op en vervangt auto en fiets.
RdM: ja dat klinkt allemaal erg leuk, maar waar heb je het eigenlijk over. Wat voor product ontstaat uit het samenvoegen van die drie puzzelstukjes?
AGD-technologieën
HJ: Heel eenvoudig AI + GIS + DRONE levert AGD-technologieën waarmee wij allerlei verbazingwekkende resultaten kunnen behalen, zonder zelf meer te hoeven kunnen dan de AGD-software te bedienen. Persoonlijke kennis is een begrip uit een ver verleden. Je kan dit op heel veel manieren implementeren. Ik heb het voorlopig zo gedaan. Ik heb een AGD-implementatie voor sublieme vogelwaarnemingen en sublieme vogelfoto’s gemaakt. We noemen het de GERBA, Giga Efficient Remote Birding Application. Iedereen kan op de bank thuis heel gerieflijk vogels waarnemen en daarbij ook nog natuurfoto’s maken met een bijzonder hoge kans op publicatie in een van de topbladen voor natuurfotografie. De gebruiker hoeft niets van vogels te weten en hoeft ook niet te kunnen fotograferen.
RdM: hoe gaat dat in zijn werk, wat moet de ‘user’ dan precies doen?
Op excursie
HJ: hij of zij hoeft niet zo veel te doen. Eerst moet de gebruiker natuurlijk de software zo kalibreren dat de AI-algoritmes genoeg weten over de voorkeuren en afkeuren van de gebruiker. De technische term voor een vlucht met de drone naar een of ander natuurgebied is een ‘excursie‘. De gebruiker geeft een paar ideeën aan voor een excursie (lengte van de excursie, soorten of hoeveelheden vogels, etc. etc.) of geeft juist de software hierbij veel vrijheid. Hij zet de drone bijvoorbeeld op het balkon en klikt in de software op START. Stel dat de excursie een uur of twee duurt, dan kan de gebruiker rustig twee uur koffie gaan drinken of videospellen spelen. De drone gaat zijn gang wel. De drone vliegt naar een gebied waar de opbrengst hoog lijkt te zijn, bijvoorbeeld omdat er veel spechten tegen de bomen klimmen. De drone raadpleegt voortdurende sites als waarneming.nl en als hij zelf iets onverwachts tegen komt, zendt hij ook nieuwe gegevens naar de waarnemingssites. Hij gebruikt de beste GIS-gegevens die er bestaan en mochten er beperkingen zijn aan het vliegen met drones, dan kan hij besluiten een stukje te rijden (ook dat kan ons type drone!), als de ondergrond dit toelaat.
Dan komt hij aan bij het eldorado van de bonte, zwarte of groene spechten en als een volleerd fotograaf begint hij plaatjes te schieten: van afzonderlijke spechten, van spechtenparen en spechtenjongen, maar ook van de omgeving, mooie foto’s van de bomen en van het mooie licht dat hier en daar tussen de takken door schijnt.
Alle foto’s worden direct naar onze centrale computer gestuurd, die alle beoordelingscriteria van de belangrijkste natuurbladen kent: Journal of Wildlife Photography, Lens Magazine, Outdoor Photographer blog en honderden meer. Bovendien is de central computer volledig geïnformeerd over komende fotowedstrijden, de daarbij geldende criteria en de samenstelling van de jury. Niet alleen selecteert de computer dan de veelbelovende foto’s uit de stroom binnenkomend materiaal. Ook zendt hij meteen terugkoppelingsinformatie naar de camera met de opdracht de foto’s toch hier en daar een beetje anders te maken. Als de gebruiker dit op prijs stelt, werkt de computer meteen aan een mooi excursieverslag in de gewenste stijl (kort zakelijk, wetenschappelijk, oubollige verenigingsstijl, romantisch-sentimenteel, etc. etc.) met een selectie van daarbij passende foto’s. De beste foto’s worden ogenblikkelijk ingezonden naar de natuurbladen en de organisatoren van wedstrijden. De gebruiker hoeft niets te doen.
RdM: En zijn de gebruikers nu enthousiast over het resultaat?
HJ: Enthousiasme is een zwak woord. Ze worden bijna overrompeld door hun eigen succes. Een vogelaar uit Barneveld die nog geen keep van een vink weet te onderscheiden, heeft plotseling een waarnemingslijst met beflijsters, raven, kleine bonte spechten en kruisbekken. Een amateurfotograaf uit Tilburg heeft een serie van 20 foto’s in een leidend internationaal natuurtijdschrift weten te plaatsen! En dit is nog maar het begin. De integratie van AI, GIS en DRONE gaat verder terwijl alle drie de elementen binnenkort tien tot honderd keer zo goed zijn als nu.
Echte mensen
RdM: Wilt u nu zeggen dat uw AGD-implementatie de meer traditionele manieren van vogelen overbodig maakt?
HJ: Natuurlijk! Van die geitenwollensokken-figuren door sterke verrekijkers turend tijdens lange boswandelingen met in hun hand lijvige vogelboeken – het zal niet lang duren of niemand begrijpt meer wat in zulke scènes aan de hand was. Het product dat wij op de markt brengen is voor echte mensen! Echte mensen houden niet van werken. Echte mensen houden niet van leren. Ze houden wel van succes, maar het gros van de mensen heeft daar geen persoonlijke inspanning voor over. Wij begrijpen dat. Onze software begrijpt dat.