Stereotyp mooi
Stereotypen regeren de wereld. Als het weerbericht ‘mooi weer’ voorspelt, dan wil dat zeggen: de zon gaat schijnen, de wind blijft onder kracht vier en de temperatuur wordt niet lager dan 18 graden. Niemand heeft mij gevraagd of ik dat weer mooi vind.
Nog erger zijn de folders van de toeristenindustrie. Zuid Holland is mooi. Dat wil zeggen dat je kunt genieten van prachtige windmolens op een dijkje, met daarnaast een vaart met waterlelies. De lammetjes op de dijk maken het plaatje af. En natuurlijk is het mooi weer, althans volgens RTL4 en buienradar.
Maar ik heb niet altijd behoefte aan mooi weer en de Zuid-Hollandse molen-idylles. Soms voel ik een onweerstaanbaar verlangen naar lelijkheid en slecht weer. En daarvan is er hier niet weinig! Wie zich wat meer specialiseert in lelijkheid, volgt nog meer dan de klassieke schoonheidsjager een toekomstbestendig scenario.
Het is 2020!
Afgelopen donderdag was het dan zo ver. Op naar lelijk Zuid Holland. Hoewel buienradar nog redelijk ‘mooi’ weer in het vooruitzicht had gesteld, zaten ze er gelukkig helemaal naast.
Na minder dan een kilometer rijden, moet ik mijn regenbroek aanhijsen en ik begin me al beter te voelen. Wel moet ik nog wat irritaties verwerken van stereotype landschapjes (molen, vaartje, huisje) bij Oud Ade en Rijpwetering. Maar het landschap tussen Rijpwetering en Nieuwe Wetering is effectief verpest door een prachtige nieuwe hoogspanningsleiding.
Ze hebben gewoon een enorme hoeveelheid stalen palen in het zeventiende-eeuwse landschap gepoot, uitroeptekens achter de zin: Let op, het is 2020 niet 1650! Onder de palen grazen schapen en in de verte zie je een molentje.
In de buurt van Nieuwe Wetering kon ik gelukkig linksaf de nog grotere lelijkheid in fietsen zonder nog door verdere sprookjes lastig gevallen te worden.
Geen toeristenfolder-gevoel
Langs de weg naar Buitenkaag langs de oerlelijke Ringvaart van de Haarlemmermeer is vrijwel niets te zien. Buitenkaag, met het pontje naar Kaageiland, had best een aardig plaatsje kunnen zijn, maar de grote hal van de ‘Van Lent Schipyard’ neemt elke gevoel van landelijkheid en elk uitzicht effectief weg. Het laatste toeristenfolder-gevoel verdwijnt als je even later via een slinger op het fietspad langs de A44 terecht komt. Je steekt de ringvaart over en dan ben je in de ‘Hellegatspolder’. De naam geeft de sfeer goed weer. Hier geen flauwekul van ijsboerderijen of historische molens. Hier raast de 21e eeuw langs het fietspad: vrachtauto’s vol met spullen voor supermarkten, thuiszorgwinkels en bouwmarkten. Ook het woon-werkverkeer is weer goed op gang gekomen. Niets wijst erop dat minder dan twee kilometer naar het Zuiden de Kaag ligt met eilanden vol rietvelden, nestelende grutto’s en kieviten.
Bij Sassenheim rijd je alleen nog door grijze woonwijken en onduidelijke industriegebieden. Als je even later de spoorlijn naar Haarlem bent overgestoken, komen daar ook steeds meer bloembollenbedrijven bij. De bloembollenvelden zijn inmiddels allemaal uitgebloeid of afgemaaid. Er resten kale bruine vlaktes, een rust voor het oog. De weg buigt vervolgens naar rechts richting Noordwijk. De weg loopt lands de Zuidwestkant van Voorhout en doorkruist daarna een totaal oninteressant landschap tot aan Noordwijk-Binnen. Er is hier werkelijk niets om naar huis te schrijven als je het tenminste niet over schoolgebouwen, advocatenbureaus en garagebedrijven wilt hebben. Op weg naar het strand neemt de hoteldichtheid allengs toe. Zo ook het aantal Duitse nummerborden.
Een gore hap
Na 30 km door de regen fietsen, heb ik toch een beetje honger. Ik heb geen zin om een duur restaurant in te gaan. Ik had beter iets anders kunnen kiezen, maar ik neem een broodje kroket in een iets van de boulevard af gelegen snackbar. De snackbar-eigenaar heeft zo te zien geen enkele maatregel tegen Corona genomen. Enigszins ongemakkelijk werk ik de calorieën naar binnen, maar eigenlijk past deze gelegenheid uitstekend in mijn zoektocht naar lelijkheid. Ook dit was redelijk goor. De tocht gaat met vrij hoge snelheid door de duinen naar Katwijk. De wind komt uit het Noorden en de regen neemt iets af. In de duinen hoor en zie ik wel wat kleine vogeltjes. Graspiepers en misschien een enkele grasmus. Ik stap niet af. Bovendien zit mijn kijker, evenals mijn bril, vol water.
Couleur locale
In Katwijk volg ik de route van de folder. Meestal sla ik bij het Uitwateringskanaal al af, maar nu volg ik de kust nog een eindje. In het stuk door Katwijk en Rijnsburg raak ik wel drie keer de weg kwijt, wat het voordeel heeft dat ik de couleur locale eens goed in me op kan nemen. Die is grijs. Je zou hier maar wonen. Tussen Rijnsburg en Valkenburg blijkt er een pontje over de Oude Rijn te zijn. Gelukkig heb ik 50 cent bij me, die ik Corona-veilig in een mandje kan werpen.
Misschien volgt dan wel het lelijkste gedeelte van de route. Langs de ongezellige N206, de autoweg Leiden-Katwijk – de enige weg in Nederland waar betonnen bomen langs staan, voor zover ik weet – gaat het een stuk naar Leiden en dan, weer aan de overkant van de Oude Rijn en onder A44 door, richting Oegstgeest en tenslotte naar Warmond en de Merenwijk. De teller staat op 54 km. Zoveel lelijkheid op een dag, zelfs meer dan ik had durven dromen.
___
Mooi geschreven, ik moet ook eens zoiets proberen. Ik was laatst een eindje wandelen in Zeist en dat was ook goed lelijk, misschien kun je daar eens heen!
Mvg Joop
Dank voor je positieve woorden. Ik was het al bijna vergeten dat ik dit ooit geschreven had. Maar het blijft onverminderd actueel. Er is nog zoveel lelijks te ontdekken!