Zittende of hangende libellen fotograferen

 

Wie iets begrijpt van het gedrag van libellen, kan ze beter fotograferen dan iemand zonder die kennis.  Als we even afzien van het moeilijke hoofdstuk “libellen in de vlucht”, dan gaat het erom te begrijpen hoe en waar libellen gaan zitten en vanaf welke plek we ze het beste kunnen fotograferen. 

Posters fotograferen

Een belangrijke groep libellen bestaat uit ‘posters’. Zij gaan horizontaal op een uitkijkpunt zitten, het startpunt voor de jacht naar voedsel (zoals muggen, vliegen, kleinere libellen) en naar vrouwtjes om te bevruchten. Dit zijn  bijvoorbeeld viervlekken. oeverlibellen, witsnuitlibellen en heidelibellen. Zittend zijn deze libellen eenvoudig te fotograferen. Hoewel een telelens handig kan zijn, is die niet altijd nodig. Met een beetje handigheid kan je heel dichtbij zo’n zittende libel komen zonder hem weg te jagen. Belangrijk is dat je langzaam recht op zo’n zittende libel af loopt zonder bewegingen in de breedte te maken. Libellen zien zijdelingse bewegingen veel eerder dan een beweging recht naar hun toe. Mocht de libel toch opvliegen, dan hoeft dat geen probleem te zijn. Vaak keren ze na een korte vlucht naar hetzelfde punt terug.  Ga je heel geleidelijk naar zo’n zittende libel toe, dan is het vaak mogelijk om tot minder dan 20 cm te naderen en de libel met een kort macro-objectief te fotograferen. Mij lukt het meestal om een zittende heidelibel  van heel dichtbij met een eenvoudige 85 mm lens te fotograferen (op een APS-C camera). Het moet mogelijk zijn ze zelfs met een goede telefoon te fotograferen als je maar geen snelle bewegingen maakt in de buurt van de libel. Onderstaande foto’s van de bloedrode heidlibel zijn allemaal van heel dichtbij genomen met een macro-lens van 85 mm.

Waterjuffers en pantserjuffers fotograferen

Waterjuffers en pantserjuffers zitten meestal op een andere manier verticaal of licht horizontaal op rietstengels of andere planten of bomen. Natuurlijk kan je ze met behulp van een telelens dichtbij halen, maar hier geldt in principe hetzelfde als bij bovenstaande libellen: heel voorzichtig benaderen en dan kan je ze ook van heel dichtbij fotograferen en zelfs met een macrolens prachtige details vastleggen, zoals de ogen van een pantserjuffer. Deze vier foto’s zijn van heel dichtbij met een macrolens genomen.

 

 

 

 

Glazenmakers fotograferen

De grote glazenmakers zoals de grote keizerlibel, de vroege glazenmaker, de paardenbijter en de glassnijder zijn moeilijk te fotograferen als ze hun eindeloze rondjes over het water en langs de oevers vliegen, maar vaak gaan ze toch even tussendoor zitten, of beter: ergens aan een plant of een tak van een boom hangen. Het ligt voor de hand om dan een teleobjectief te gebruiken, want het is meestal moeilijk om heel dichtbij zo’n hangende glazenmaker te komen. Maar soms kan je zo’n hangende glazenmaker rustig benaderen en er van dichtbij een foto van maken. Deze blauwe glazenmaker heb ik van heel dichtbij met een macro-objectief van 105 mm op een full-frame camera gefotografeerd.

Maar voor een Zuidelijke keizerlibel of een grote keizerligel die even aan een plant gaat hangen, is dat meestal geen optie. Beter even van grote afstand met een sterke telelens vastleggen voordat ze weer weggevlogen zijn. 

Welke type camera?

Alle camera’s zijn bruikbaar. Van klein naar groot:

  1. Een telefoon: camera met een heel kleine sensor en meestal beperkte mogelijkheden voor tele-fotografie.
  2. Een compact- of bridgecamera met een kleine sensor (cropfactor tot 16).
  3. Een New Four Thirds camera (cropfactor 2)
  4. Een APS-C (cropfactor 1,5) 
  5. Een full-frame camera (cropfactor 1).

De camera’s in dit lijstje worden steeds duurder en (inclusief de lenzen) steeds zwaarder. Zij leveren ook een steeds betere beeldkwaliteit bij slechtere lichtomstandigheden. Maar niet alles wordt tussen 1 en 5 beter. Op één punt doen de camera’s met kleine sensoren het beter dan die met grote sensoren: scherptediepte. Bij een kleine bridge-camera hoef je je daarover nauwelijks zorgen te maken en bij een telefoon al helemaal niet. De scherptediepte bij het maken van dezelfde foto op dezelfde afstand en met hetzelfde diafragma neemt evenredig aan de cropfactor toe: die is dus bij een kleine compactcamera meer dan 10 keer zo groot als bij een APS-C spiegelreflex! (Zie hier voor technische achtergronden). Bij de full-frame camera kan al bij kleine fouten in de instelling een storend gebrek aan scherptediepte ontstaan. Bij goede lichtomstandigheden zijn kleinere camera’s gewoon het handigst. De NFT-camera lijkt voor veel toepassingen het ideale compromis tussen beeldkwaliteit en gewicht van de apparatuur. Een bijkomend voordeel is de standaard beeldverhouding 4:3, meestal veel bruikbaarder dan verhouding 3:2 van de traditionele reflexcamera’s.