Betoverend Berneray

Tien jaar geleden (2014) was dit eilandje een van de mooiste plekken op onze tocht over de Outer Hebrides.  Ook toen overnachtten we in het prachtige hostel in twee gerestaureerde ‘black houses’ met een schitterend uitzicht over de Sound of Harris. Voor de tweede keer overnachtte ik daar in 2017. Nu was ik hier voor de derde keer en werd weer overweldigd door de enorme schoonheid, de prachtige kleuren en de prachtige natuur. In 2014 waren wij er in juli en konden nog meer genieten van de bloemenpracht op de strook achter de duinen vlak aan de kust, de zogenaamde ‘machair’, waar eeuwenlang een rotatie-landbouw werd bedreven waarbij de belangrijkste meststof werd verkregen uit zoutwaterplanten. Dit jaar bloeiden daar nog niet zo veel bloemen. De zee, vooral bij ‘West Beach’, was weer betoverend mooi.

kleurencirkel: rood tegenover blauwgroen

Waar de zeebodem vooral uit helder wit zand bestaat, krijgt de zee een turquoise (groen-blauwe) kleur. De zee filtert vooral het rode licht uit het opvallende zonlicht en  reflecteert de overblijvende kleuren weer naar boven. Je krijgt dan de complementaire kleur van rood, een kleur die uit een mengsel van groen en blauw bestaat (zie ook hier). Wat ook de fysische verklaring is, het verleent de prachtige zandstranden een bijzonder karakter: witte zandstranden, een vooral turquoise zee en door de vaak  iets mistige of regenachtige luchten zijn de verder weg gelegen heuvels vrij onduidelijk en geheimzinnig. 

 

In 2014 maakten wij een lange wandeling langs het mooie strand van Berneray. Het waaide toen hard en er viel veel regen. Ondanks dit weer genoten wij van het bijzondere landschap. Terug in het hostel hadden niet alleen wij kletsnatte kleren. Ook de andere gasten hadden hun natte jassen en broeken aan een speciaal rek gehangen dat via een handige constructie boven de kachel kon worden gehesen. Iemand zamelde toen geld in voor de noodzakelijke brandstof. De kleren werden droog en het was erg gezellig. Niet minder gezellig was het er drie jaar later toen ik daar tijdens een fietstocht verbleef. Met de hostel-gasten met leeftijden tussen 25 en 80 hebben we toen heel leuke gezelschapsspelletjes gespeeld. Er waren heel interessante mensen bij, onder anderen een van de weinige Engelse doedelzakbouwers en iemand anders was op zijn laptop muziek aan het componeren. Ook dit jaar waren er veel interessante en sympathieke mensen van alle leeftijdscategorieën en veel verschillende nationaliteiten.

Sinds 1999 kan je met de auto of de fiets eenvoudig van North Uist over de ’causeway’ naar Berneray rijden. Tot die tijd was het een echt eilandje, dat door zijn isolement zijn karakter goed bewaard heeft. Het ligt nu vast aan het Zuidelijk gelegen North Uist, maar het heeft historisch en cultureel meer bindingen met het Noordelijk gelegen Harris, dat met de veerboot over de Sound of Harris (Berneray – Leverburgh) te bereiken is. 

Het merendeel van de bevolking (138 inwoners in 2011) spreekt nog Gaelic. Het Schotse Gaelic lijkt sterk op de Ierse variant. Dat is niet toevallig, want in de vierde en vijfde eeuw hebben de Ieren die zich in Schotland vestigden hun taal meegebracht, waaruit het Schotse Gaelic ontstaan is.  

Alle stukjes over deze tocht

______

 

 

 

 

 

 

Het sublieme niets in Rèinigeadal

Om in Rèinigeadal te komen moet je op de hoofdweg van Tarbert naar Stornoway een klein weggetje naar beneden naar de baai bij Maraig af rijden en dan een berg over klimmen voordat je weer naar de zee afdaalt. Zo eenvoudig was het niet altijd. Het plaatsje Rèinigeadal (of Rhenigidale)  had tot 1982 geen wegverbinding. Je kon er met de boot komen en er liep een wandelpad naar Tarbert, het ‘postman’s path’, het pad waarlangs de postbode twee of drie keer per week liep om brieven naar het dorp te brengen of brieven af te halen. Die brieven bevatten ook de bestellingen van de dorpsbewoners van spullen die dan later per schip werden geleverd. Het dorp had indertijd geen elektriciteit en één op batterijen werkende  telefoon – Rhenigadale 1 was het nummer.  Via een zender bereikte deze telefoon het telefoonkantoor aan de andere kant van de bergen. Daar zorgden ze dan voor de gewenste verbinding. Regelmatig moesten de batterijen vervangen worden.

Eén van de oude huizen van dit plaatsje is al jaren in gebruik als Hostel en wordt beheerd door de Gatliff trust. Daar tegenover woont de beheerder (‘warden’) en er staan nog een paar huizen, maar het stelt niets voor. Tien jaar geleden kwam ik hier samen met Petra voor het eerst. We hebben toen al van de grote rust genoten. Vanuit het hostel kijk je over een mooie baai, waar een enkel bootje ligt en verder niets gebeurt. Het is er zo stil dat je een gesprek tussen twee mensen op tweehonderd meter afstand woord voor woord kan verstaan, zonder dat zij hun stem hoeven te verheffen. Tien jaar geleden hebben Petra en ik het postman’s path naar Tarbert gelopen. 

In de keuken van het uiterst simpele hostel stond toen een heel simpel radiootje dat een paar zenders kon ontvangen. Op onze eerste avond daar had ik de klassieke zender aangezet en we luisterden naar een prachtige opname van Elgar’s Enigma Veriations. Tegen de achtergrond van de totale rust van deze plek herinner dit als een van de mooiste momenten waarop ik honderd procent van mooie muziek heb kunnen genieten. 

Petra in keuken met radio 2014

Drie jaar later kwam ik er weer en het radiootje stond nog in de keuken. Het deed het prima, ook met de afgebroken antenne die er nu los op stond. Toen ik er dit jaar kwam, leek tot mijn schrik de radio verdwenen. In de inmiddels iets gemoderniseerde keuken stond hij niet meer. Maar gelukkig vond ik het terug in de lounge tegenover de keuken. De antenne was nog steeds afgebroken en stond er los op, maar ook nu kon ik met volle teugen luisteren naar klassieke muziek. Het tweede vioolconcert van Shostakovitch maakte diepe indruk op me, alweer tegen de achtergrond van die complete stilte. 

Het mooie baaitje met de bootjes vlakbij het hostel was nog steeds even mooi. Nu zwommen er in de baai prachtige roodkeelduikers en ik zag er ook nog een kuifaalscholver (‘shag’), in dit deel van de wereld soms nog algemener dan een gewone aalscholver. Even later zwom er iets verder weg ook nog een ijsduiker. Voor het pad van de postbode zijn mijn benen niet stabiel genoeg meer, dus ik heb het maar niet geprobeerd. De vele Jan van Genten van tien jaar geleden zag ik deze keer niet. Ik ben bang dat hier de vogelgriep zijn vernietigende werk had gedaan. Het zal wel even duren voor er weer zo veel in de baai bij het postman’s path van grote hoogte naar vis zullen duiken. 

 

Alle stukjes over deze tocht

_________

 

 

 

 

Terug in Cross

Tien jaar geleden maakten Petra en ik een prachtige tocht over de Hebriden. Die keer van Noord naar Zuid, niet met de fiets maar met het openbaar vervoer.  Van Inverness namen we de bus naar Ullapool en na een boottocht naar Stornoway, direct met de bus naar het Noorden van Lewis, waar we de B&B met de Spaanse naam Cabuzana hadden gereserveerd. Het echtpaar dat deze B&B runde, Annie en Donald, had een tijdje in Spanje gewoond. 

Tien jaar na het vorige bezoek bel ik op 31 mei 2024 weer aan bij Annie en Donald. Annie begroet mij hartelijk en dan zet ik mijn bagage op de wel heel schone kamer (met plastic overtrekken over de stoelen!). De fiets zal Donald later in de garage zetten. Ik ga even naar ‘Cross Stores’, de ‘winkel van Sinkel’ waar werkelijk alles te koop is van levensmiddelen tot haakjes voor op de badkamer. Als ik terug ben bij de B&B zie ik Donald weer.

Tot mijn verbazing laat hij mij op zijn iPad mijn eigen foto’s van tien jaar geleden zien, ook de foto die toen grote indruk op hun had gemaakt, waarop ik na een een struikeling in een verraderlijk gat languit op het hoogveen lig, zie hieronder Ze waren verbaasd dat Petra die foto nam en mij liet liggen, maar zo wilde ik dat toen. 

Tijdens dit verblijf in Cross heb ik niet nog eens geprobeerd deze zware wandeling te maken, door moeilijk hoogveen-land een afstand van bijna 23 km lopen, waarbij de weg wordt aangegeven met groen beschilderde palen: past goed in de natuur, maar oranje of geel was beter geweest. Wel ben ik even naar de vuurtoren gefietst, waar ik mooie Noordse stormvogels kon bewonderen. De Noordse stormvogel heeft een voorraad vet voedsel bij zich in de vorm van een soort naar rotte vis stinkende olie. Om andere dieren (of mensen) te verjagen kunnen ze die troep meters ver uitspugen. Krijg je het op je kleren, dan kan je die wel weggooien. Ik bleef op veilige afstand. Even ging ik naar het strand iets ten Zuiden van ‘Cabuzana’. Het was er weer prachtig. 

 

De infrastructuur was niet veel uitgebreider dan tien jaar geleden. Naast de Cross Stores voor inkopen is er een hotel-restaurant waarvan het restaurant meestal gesloten is. Je kan dan aan de achterkant in de pub wat eten. Toen ik dat de eerste avond deed (lang wachten, omdat ik moest reserveren), werd de pub bevolkt door te dikke zwaar getatoeëerde gorilla’s, die tegen mijn tafeltje aan stonden te rijden. Ik voel me nooit thuis bij de Britse onderklasse. Beter was het de volgende avond toen het echte restaurant eens open was. 

Alle stukjes over deze tocht

 

De wei in!

Een hele winter sta je stil in de stal en kauw je op droog hooi. Dan gaan op een dag de deuren van de stal open en ren je dol van blijdschap de sappige groene weide in. Je bent verbaasd over de snelheid en de kracht van je poten. Een wolk klonten vochtige weidegrond daalt vlak achter je neer. Heerlijk die snelheid, heerlijk die energie.

Ik ben geen koe, maar ik ken dit jaarlijkse gevoel maar al te goed als ik – na maanden vanuit mijn werkkamer naar de droefheid van regen, wind en donkerte staren – eindelijk op mijn oude toerfiets stap en de groene polder in rijd, waar de kieviten en grutto’s mij begroeten, of door de duinen bij de Noordzeekust fiets begeleid door de fantasierijke composities van een nachtegaal-koor.

Het pontje bij Nieuwe Wetering

Ook dit jaar klopte het spreekwoord: April doet wat hij wil. Eerst was het ongewoon nat en ongewoon koud. Toen hadden we zomerse temperaturen in de eerste week van April, om daarna weer terug te vallen in een soort herfstweer met de zon te hoog aan de hemel. Pas eind april werd het echt mooi en werd ik door dat soort koeienemoties bevangen als boven aangeduid.

Ik rijd naar Oud Ade en Rijpwetering. Het is er allemaal nog! Of eigenlijk weer, ontwaakt uit een sombere winterslaap. Ik neem het pontje bij Nieuwe Wetering om vervolgens via Rijnsaterwoude de Braassem rond te fietsen. Op weg naar de Wijde Aa moet je even helemaal naar Woubrugge om daar de Woudwetering over te steken. Je komt dan over de brug met de prachtige naam Woubrugse Brug.

Hier denk ik terug aan mijn tochtjes in de Corona-tijd, toen er bij de bakker aan het water maar drie mensen naar binnen mochten (zie deze blog uit 2020). Alweer vier jaar geleden.

Van Woubrugge gaat het weer even terug langs de Woudwetering en dan langs de prachtige wijde Aa. Ook hier veel herinneringen, onder meer aan de schaatstochten in de tachtiger jaren van de vorige eeuw, toen de wijde Aa een prachtige ijsvlakte was geworden, zoals we waarschijnlijk nooit meer zullen meemaken. Maar toch weer terug naar het mooie heden. Overal zwemmen eenden en meerkoeten, veel al met jongen. Hier en daar mooie bloemen in de wei. Langs de weg staan ook wilde hyacinten, niet zo veel als bij Ockenburg (waar we een paar dagen eerder waren), maar wel mooi en druk bezocht door kleurige dagpauwogen. Overal knarsen, piepen en fluiten de rietzangers. Hier en daar hoor ik fitissen, tjiftjaffen en vinken.

Vanaf Hoogmade blijf ik ten Zuiden van de Does fietsen, eerst door de prachtige Doespolder en dan tegenover de Munnikenpolder, waar ik in februari en maart nog actief wulpen en grutto’s heb mogen tellen  (zie ook hier). Ik kijk nu anders naar dit landschap dan toen ik er jaren geleden doorheen reed. Het is belangrijk dat de unieke slaapplaats voor soms meer dan 1500 wulpen en voor honderden grutto’s door goed beheer in stand gehouden wordt. Tussen de Doeshofmolen en de Munnikenmolen raast de hogesnelheidstrein onder de Does door. Een paar honderd meter verder vormt de A4 de grens tussen Leiderdorp en deze voor de vogels ingerichte Munnikenpolder.

Via Leiderdorp rijd ik terug naar de Merenwijk. Een tochtje van veertig kilometer. Ik mocht weer de wei in. Heerlijk.

 

________

 

 

 

Een zomerdag in april

April doet wat hij wil

Na gigantische regenbuien met harde wind, afgewisseld door prachtige momenten met zonneschijn bij zo’n graad of tien, zat vandaag de temperatuur behoorlijk in de lift. Het was al snel twintig graden en het zou bijna vijfentwintig graden worden. Wat onwennig stap ik zonder jas op de fiets, op mijn hoofd een petje en geen muts. Het lijkt wel zomer.

Ik fiets door Warmond over de weg die zo smal is dat auto’s geen fietsers kunnen passeren, maar ik ben altijd bang dat ze het toch een keer gaan proberen. Even later zet ik mijn fiets op de parkeerplaats van Huys te Warmond op slot en loop het park in. In het voorjaar van twee jaar geleden zag je en hoorde je heel veel boomklevers vlakbij de parkeerplaats, maar ze zijn er dit jaar niet of nog niet.

Geen appelvinken

Dan loop ik maar door naar de plek met de prachtige bijzondere bomen en het plasje waar in de zomer veel libellen zitten. De laatste weken worden hier veel appelvinken waargenomen. Een paar weken geleden heb ik met veel geduld een exemplaar (niet al te best) op de foto gekregen. Ik loop meer dan een half uur te zoeken of ik ze deze keer weer aantref. Dan realiseer ik me plotseling dat ik zo niet van de natuur wil genieten.

Ik zet die appelvinken maar even uit mijn hoofd. Die fixatie op wat je wil zien, gaat altijd ten koste van tijd die je veel beter kan gebruiken voor allerlei ongeplande ervaringen. In plaats van urenlang geen appelvinken te zien, ben ik eens goed gaan kijken en luisteren naar alles wat ik wel tegenkwam en dat was zeker niet weinig.

Puur genieten

In de eerste plaats geniet ik op deze plek van de prachtige bijzondere bomen met hun bijzondere vormen, zoals grote taxusbomen met krom gegroeide stammen, watercipressen en meer. In elk jaargetijde en bij elke weertype zien ze er anders uit. Het lijkt nu wel zomer, maar toch is het nog echt voorjaar. Heel veel bomen zijn nog nauwelijks uitgelopen en het prille groen dat je wel ziet, is nog heel licht.

Vogels in alle maten

Veel echte zomervogels moeten nog komen. Zo hoorde ik nog geen enkele zwartkop, maar je hoort heel veel tjiftjaffen, roodborstjes, vinken. koolmezen, pimpelmezen en overal luidruchtige grote bonte spechten.  Ergens in het park zie ik er meer dan tien rusteloos rondjes achter elkaar aan vliegen. Zoals gewoonlijk hoor ik af en toe een groene specht, maar zie hem niet.

Boven in de bomen zijn blauwe reigers in de weer met takken voor hun nesten. Natuurlijk dragen halsbandparkieten hun partij bij aan het vogelconcert. Altijd sta ik weer verbaasd over de hoeveelheid geluid die een van de kleinste vogeltjes van het bos, het winterkoninkje, kan voortbrengen. In het water zwemmen wilde eenden, meerkoeten en futen.

Futennest in het park

Vlinders

De insectenwereld komt gelukkig snel op gang. Hier en daar vliegen dikke hommels (de koninginnen wellicht) en er zijn overal vlinders: citroenvlinder, dagpauwoog en het bonte zandoogje. Wellicht ook nog andere insecten, maar ik heb er niet op gelet. Het duurt nog tot in mei voordat ik hier op libellenjacht kan.

Na een paar uur kijken, luisteren en af en toe een foto maken, kom ik thuis. Het was prachtig. Ik ga niet schrijven over wat ik niet gezien heb.

____