Zonder water geen libellen
Om acht uur precies reden Erik en ik van de Merenwijk richting de A4 en verder via het Westland naar Hoek van Holland. Erik had al over de grote libellenrijkdom van dit kleine gebiedje in de Kapittelduinen verteld.
Vochtige duinvalleien en meertjes in duinen zijn ideaal voor libellen. Libellen leven het grootste deel van hun bestaan in het water. Soms leven ze meer dan een jaar als larve in het water totdat ze zo ver ontwikkeld zijn dat ze het water uit klimmen en, bijvoorbeeld hangend aan een rietstengel, uit hun nymfenhuid kruipen. Als ze dan ‘uitgeslopen’ zijn, leven ze nog hooguit een paar weken waarin de belangrijkste opdracht is: paren en eieren leggen. Wij, als libellenliefhebbers en libellenfotografen, zien alleen dat laatste stukje van hun leven als ze acrobatisch over en langs het water vliegen, al of niet in mooie tandemformaties en af en toe aan bij een plant langs de kant een kleine rustpauze inlassen.
Om iets voor negenen liepen wij het pad naar die mooie duinvallei in, maar wat wij zagen had weinig met boven geschilderde idylle te maken. De droge grond kraakte onder onze voeten en de toppen van de rietstengels waren geel en bruin verkleurd. De duinplas was gekrompen tot een plas van minder dan drie meter doorsnede. Er waren wel wat insecten te zien zoals hommels, bijen en een enkele vlinder. Naarmate de zon voor meer warmte zorgde, werden het wel meer, maar er zaten nauwelijks libellen tussen. Leuk was wel dat er een paapje vloog, een vogel die veel insecten nodig heeft om zijn eetlust te bevredigen.
Niet ver van het pad naar het strand zagen we dan eindelijk de eerste libellen. Hier en daar vloog een paardenbijter en aan een rietstrengel hing een pantserjuffer, niet de gebruikelijke houtpantserjuffer maar de zwervende pantserjuffer, eenvoudig te herkennen aan het tweekleurige pterostigma. Een paar honderd meter hiervandaan bij het andere uiteinde van deze opgedroogde duinplas zagen we nog één libel, een heidelibel. Het was geen gewone (bruinrode of steenrode) heidelibel maar een prachtig gele zwervende heidelibel. Misschien niet toevallig dat we hier twee ‘zwervers’ tegenkwamen, die wellicht uit gebiedjes kwamen waar nog wel water is.
Wij vroegen ons af hoe lang het zou kunnen duren voordat het hier weer wemelt van libellen. Alle larven zijn opgedroogd, dood. Volgend jaar maar weer eens kijken, maar eerst even naar een gebied met water.
Duinen met veel water: veel libellen

Wij reden naar het Solleveld bij Monster, een prachtig duingebied van Dunea. Waterleidingduinen zijn een garantie voor water. En water is een garantie voor libellen. Dat bleek ook deze keer te kloppen. Al in de buurt van het toegangshek naar het gebied vloog de ene na de andere heidelibel over het pad en ze zaten bij bosjes op hekken en paaltjes. De soortenrijkdom hield niet over, maar het waren er veel, naast heidelibellen vooral heel veel paardenbijters. Waar het pad een stukje door het bos loopt, zagen we vooral veel houtpantserjuffers, maar ook een bruine winterjuffer. Het interessante van deze juffer is (lezen we in de onvolprezen KNNV-libellengids) dat deze als imago overwintert en dus het hele jaar waargenomen kan worden.
Eigenlijk leuker dan de libellen waren de vlinders zoals de kleine parelmoervlinder, de distelvlinder, kleine vuurvlinder en de blauwtjes (Icarusblauwtje, bruin blauwtje).
De vogels die we zagen waren niet zo bijzonder, natuurlijk de natuurverwoestende aalscholvers en af en toe een buizerd. Het leukste was nog een sperwer die vrij dicht langs ons vloog.
De in ruime mate aanwezige paardenbijters waren vanaf dit moment vooral fotografie-object. Het zijn heel fotogenieke grote, mooi gekleurde libellen. Hun manier van vliegen is boeiend. Af en toe staan ze bijna stil in de lucht, soms zie je ze in glijvlucht met bewegingsloze vleugels en soms maken ze in volle vaart scherpe hoeken, waarbij krachten van meer dan 4g op de libel kunnen werken. Het fotograferen van paardenbijters in de lucht is een hele uitdaging en ook deze middag heeft dit voor veel mislukte foto’s gezorgd. Gelukkig bleven ze ook regelmatig even op een rietstengel of een boomtakje zitten, wat mooie plaatjes opleverde. Tandems van heidelibellen waren ondertussen hard bezig met eieren leggen.

Topprestaties in de lucht
Nu leven libellen maar een kort deel van hun bestaan als een vliegend insect, maar ze kunnen beter vliegen dan de meeste insecten. Dat heeft vooral te maken met de manier waarop de vliegspieren georganiseerd zijn. Bij de meeste insecten, zoals bijen, worden de vleugels indirect bewogen door een vervorming van het borststuk: het rugschild wordt naar beneden geduwd, waardoor de vleugels omhoog gaan. In dat geval zijn voor- en achtervleugels met elkaar verbonden en bewegen dus gelijktijdig. Bij de libellen is dit heel anders: elke vleugel heeft zijn eigen spier. Voor- en achtervleugels bewegen niet gelijktijdig maar zijn ten opzichte van elkaar uit fase. Het relatief grote borststuk van een libel is grotendeels gevuld met vliegspieren. Bij veel insecten worden de vliegspieren ook gebruikt voor de beweging van poten. Tijdens het vliegen worden deze pootbewegingen uitgeschakeld. Dat is bij libellen niet het geval zodat ze tijdens het vliegen de poten kunnen gebruiken om prooien te vangen.
Na een uurtje paardenbijters fotograferen aan het water waar ik eerder een keer een roerdomp van dichtbij zag en op een latere excursie van zijn tuba-klanken mocht genieten, liepen we verder de plas om. Het verhaal werd saai: paardenbijter, heidelibel, houtpantserjuffer ad infinitum. Een man met kinderen vroeg geïnteresseerd of we nog wat bijzonders hadden gezien. Ik beantwoord deze vraag zoals altijd ook nu bevestigend, maar leg dan wel uit dat we weliswaar geen bijzondere soorten op de lijst hebben staan, wél een bijzonder gebied en een bijzonder mooie natuur, ook al bestond die dan vandaag uit 10.000 paardenbijters en 20.000 heidelibellen. Ik bood man en kinderen een stroopwafel aan. Even later kwam zijn vrouw met nog meer kinderen erbij staan en was het pak gauw leeg.
Het was een mooie dag.
____
Literatuur
Ik vond een collegedictaat door Struyve Tim van het college in het kader van ‘Morfologie van invertrebraten’ van Prof. dr. M. Vinex: De morfologische aanpassingen aan het vliegen bij de libel. Heel specialistisch en gedetailleerd.
Meer toegankelijke informatie in: Veldgids Libellen, KNNV/Vlinderstichting 1997, 8e druk 2016.
Een lijstje van ‘mijn’ soorten (met mijn eigen foto’s) houd ik hier bij.