Naar de slaapbomen

De veranderende natuur

Het klimaat verandert. De landbouw verandert. De steden veranderen. De natuur past zich aan. In hoog tempo verdwijnen vertrouwde planten en dieren. In hoog tempo komen er nieuwe planten en dieren uit andere streken bij. Ik kan me nog herinneren dat er in de  jaren vijftig over het schoolplein in Ede  kuifleeuweriken hipten. Voor zilverreigers moest je in die tijd nog naar Zuid Frankrijk en als we in de jaren zestig een keer een krakeend in bij de bijna drooggelegde Flevopolders zagen zwemmen, was dat de waarneming van de dag. Sommige soorten die nu in grote getale stad en land bevolken, worden officieel als invasieve exoot bestempeld: soorten die minder recht op overleven schijnen te hebben en zo nodig bestreden moeten worden. Zie hier voor de officiële definities.

De halsbandparkiet, ooit ontsnapt uit volières, is zo’n invasieve soort die zich razendsnel als broedvogel vooral in het Westen van Nederland verspreid heeft. In 2022 waren er zeker al 22.000 exemplaren in Nederland, een verdubbeling in 10 jaar. Toplocaties zijn Amsterdam, den Haag en Rotterdam. Maar ook Leiden/Leiderdorp heeft belangrijke, en groeiende, populaties: in december 2021 toch zeker 1650 stuks. Halsbandparkieten slapen in het late najaar en de winter met grote groepen in bomen. Vaak komen de parkieten uit de wijde omgeving naar zo’n boom of bomengroep waar niet zelfden meer dan duizend stuks de nacht doorbrengen. SOVON, de Stichting Vogelonderzoek Nederland houdt de ontwikkeling van de parkieteninvasie al een aantal jaren in de gaten door het tellen van het aantal op de slaapplaatsen. Ik heb actief aan de telling van 2021/22 meegewerkt en ben nu ook betrokken bij de telling van 2024/25.

Tellen bij Topaz

In december 2021 ging ik onder leiding van Ron Mes voor het eerst parkieten tellen. Na een korte telinstructie  bij Laan van Ouderzorg in Leiderdorp ging ik maar eens kijken of de van vorige jaren bekende telplek bij het Topaz-verzorgingshuis bij de Willem de Zwijgerlaan nog in gebruik was. En ja hoor, er overnachtten daar in twee bomen honderden lawaaiige halsbandparkieten. Ik kon er gemakkelijk van mijn huis naar toe fietsen.  Ik telde er toen rond 600, die even voor zonsondergang kwamen aanvliegen en even na zonsondergang rustig werden. Ik had alleen twee vragen: ten eerste: waar kwamen ze allemaal vandaan? Ten tweede: waren er in Leiden nog meer zulke slaapplaatsen? We kenden al een grote slaapplaats bij de Lammenschansweg, maar waren er nog meer? Om beide vragen te beantwoorden ben ik in december voortduren achter groepjes parkieten aan gefietst. De slaapplaats bij het verzorgingshuis bleek te worden bevolkt door parkieten uit een groot deel van Leiden en waarschijnlijk ook Warmond. Slaapplaatsen die ik meende te ontdekken bij de Hortus van Leiden bleken slechts verzamelpunten te zijn voor parkieten die toch daarna naar ‘mijn’ telplek  (Topaz) doorvlogen.  Na meer dan honderd kilometer achter deze lawaaischoppers aan te fietsen vond ik toch geen  andere slaapplaatsen dan Topaz en Lammenschansweg. Voor een verslag van drie jaar geleden, zie deze pagina.

Het gesloten Parkietenhotel

Verzamelplek achter Topaz Rhynhof

Drie jaar gingen er voorbij en de halsbandparkiet-invasie was nog niet voorbij. Integendeel. Overal hoorde en zag je deze lawaaiige schepsels door de parken vliegen. Het waren gewone vogels geworden waar je normaal gesproken geen aandacht aan besteedt. Maar toch vond SOVON het tijd worden de invasie weer eens wat beter in de gaten te houden. Tijd voor een voortzetting van de parkietenpret van 2021!  Het leek mij eenvoudig. Tegen zonsondergang fietste ik op 18 november over de IJsselmeerlaan richting ‘Tuinvereniging Ons Buiten’ en vandaar  naar Topaz Overrhyn. En ja hoor, net als drie jaar geleden zaten de bomen aan de kant van het Noorderpark al vol schreeuwlelijken. Toen er op een bepaald moment een grote groep het verzorgingshuis overvlogen, verwachtte ik dat ze daar op hun bekende slaapbomen zouden landen. Maar nee, ze vlogen de flats over richting Willem de Zwijgerlaan. Toen was ik ze kwijt. Inmiddels was het donker geworden. Een dag later ben ik weer gaan kijken.

Zwerven door de verkeerschaos

Ik zag toen dat een grote groep het kruispunt met de Sumatrastraat bij de twee benzinestations overvlogen. Ik stond met mijn fiets achter een rood stoplicht te wachten. Ik was niet suïcidaal genoeg om de parkieten te volgen voordat het licht op groen sprong. Van parkieten heb ik weinig gezien die avond. Wel heb ik weer veel geleerd over de huidige verkeerschaos, vooral over het heterogene mengsel van fietsen met en zonder licht, bromfietsen, elektrische fietsen, elektrische bakfietsen en vooral ook fatbikes. Jongetjes van 14 jaar komen (telefoon in de linkerhand) aanracen op zulke gevaartes met de veel te sterke koplamp naar boven gericht zodat ze je nog eens extra kunnen verblinden. Ze vinden dat erg grappig.

Het leuke van de parkietenjacht is dat die precies samenvalt met het begin van de avondspits. Het verkeer is dan oorverdovend maar de parkieten kunnen er ook wat van. Hun schrille geluid komt moeiteloos boven de auto’s, bussen en de fietsenchaos uit. Prettig als je ze wilt volgen.  Een paar dagen later ging ik vóór de parkieten het kruispunt over en wachtte op de eerste groepen  die de Willem de Zwijgerlaan over vlogen.

Vanaf het Zuidelijke benzinestation vlogen ze naar de Zijl. Ik zag ze nog net de Zijl oversteken, richting de Praxis van Leiderdorp, maar ook deze keer raakte ik ze kwijt. Er zat niets anders op dan ze aan de overkant van de Zijl op te gaan wachten.  Dat deed ik een dag later en het raadsel werd opgelost. 

Parkieten in de vogelwijk

Net iets na zonsondergang kwamen er honderden de Zijl over vliegen, ook nu weer richting Praxis. Ze vlogen nog iets verder Leiderdorp in, maar niet helemaal tot aan Engelendaal. Ze volgden het water dat hier parallel aan loopt achter de grote flats die hier Schansen heten: Oosterschans, Houtschans, etc. Hier waren ze gemakkelijk te volgen. Eerst dacht ik dat de slaapplaats zich hier bevond, maar na een paar minuten zitten vervolgden alle groepjes hun weg naar de slaapplaats, die zich bij de Roodborststraat bleek te bevinden, niet ver de Houtkamp. Drie jaar geleden bevond die zich een kilometer verder bij de Laan van Ouderzorg. Daar bij de Roodborststraat was het weer een drukte van jewelste: een oorverdovend geluid van honderden roepende halsbandparkieten in drie of vier bomen.

Van een deel van deze misschien wel acht honderd parkieten wist ik waar ze vandaan kwamen, het Noorderpark, maar waar komen de anderen vandaan? Om dat uit te vinden heb ik nog heel wat kilometers in de avondspits tussen auto’s, fietsen en fatbikes doorgebracht. Moderne natuurbeleving. Ik ben eerst maar eens bij Witte Singel en de Hortus gaan kijken. Drie jaar geleden vlogen ze vandaar allemaal naar het Noorden, naar het Topaz-verzorgingshuis. Dat deden ze deze keer niet. Ze vlogen van het plantsoen naar de Hoge Rijndijk en richting Oude Rijn. Toen raakte ik ze weer kwijt. Maar toen ik nog een keer aan de Oude Rijn in Leiderdorp ging kijken, zag ik ze met honderden tegelijk uit de Leidse binnenstad komen. Ze vlogen niet naar de Lammenschansweg maar rechtstreeks naar de grote slaapplaats in Leiderdorp. Van mede-parkietentellers kreeg ik de informatie dat ze van de Rhijnhof richting Witte Singel vlogen en van de Leidse Hout (en waarschijnlijk ook uit Oegstgeest) richting Willem de Zwijgerlaan. Misschien kwamen ook de Warmondse parkieten daarheen. Het beeld werd duidelijk, één giga-slaapplaats in Leiderdorp. 

Het beeld eind december 2024

Generale repetitie

Het werd tijd om maar eens te gaan tellen als generale repetitie van de officiële telling van 21 december. Merkwaardig genoeg waren er niet méér slaapplaatsen gevonden dan die op de Roodborststraat. Met vijf man stonden we in de regen te wachten rond zonsondergang. Toen kwam er af en toe eentje aan vliegen, daarna groepjes van 10, 50, 100 en 150 tegelijk. Ze bleven eerst in een paar bomen op een paar honderd meter zitten om dan in grote groepen naar de bomen aan de Roodborststraat te komen. Ik had mijn auto daar eerst geparkeerd, maar ik had geen zin in een verplichte autowasbeurt de volgende dag. Ik heb hem maar 100 meter verder gezet. Onder de bewuste bomen was de straat wit van de parkietenstront. Wij telden op verschillende plekken waar je net iets andere parkieten zag aankomen. Iets meer dan een half uur na zonsondergang zaten de bomen vol en werd het geluid minder. Een optelsom van de verschillende tellingen, gecorrigeerd voor dubbeltellingen, leverde het indrukwekkende getal van 2400 halsbandparkieten op. Ik zat er wel behoorlijk naast met mijn oorspronkelijke schatting van 800! 

Première en tweede uitvoering

Het is een bekend verschijnsel bij concerten. Soms is de generale nog een puinhoop maar het concert is een groot succes. Maar het kan ook andersom. Een week na de generale repetitie staan de teller weer op hun posities te wachten op het aanvliegen van het lawaaiige parkietenvolk. Het is koud, het regent en er staat een bijna stormachtige wind. Iets na half vijf komen ze aan. Zoals de vorige keer blijven ze eerst in de bomen bij de koolmeesstraat zitten totdat ze in groepen het laatste stuk naar de Roodborststraat vlogen.  Een klein deel kwam uit de Nachtegaalstraat en ook behoorlijk wat uit de richting van de Houtkamp. Waarschijnlijk door de harde wind waren de vliegroutes onoverzichtelijk. Soms vlogen ze eerst over een flatgebouw heen om dan even later weer terug te komen. Soms leken ze te gaan zitten in de bomen op de eindbestemming maar vlogen toch weer door.

Het was weer een hels kabaal bij de bomen van de Roodborststraat, maar om kwart over vijf gebeurde er iets wonderlijks. Het leek of iemand de hoofdschakelaar omzette. Het was binnen een paar seconden helemaal stil. Geen parkiet meer te horen. Verhalen van de buurtbewoners dat de parkieten hun de hele nacht uit de slaap zouden houden, moeten wel met heel veel korreltjes zout genomen worden.

Toen de tellers hun resultaten vergeleken, was het moeilijk er een eenduidig beeld uit te destilleren. Schatting varieerden tussen 1500 en meer dan 3000. Middelen was een optie geweest maar daarover was geen overeenstemming te krijgen. In de levendige appgroep-discussie die hierop volgde, stonden kreten als ‘volledig onwaarschijnlijk’ en ‘totaal belachelijk’ en even leek het over vertrouwen en wantrouwen te gaan. Er was maar één oplossing: opnieuw! 

Een paar dagen later stonden wij met drie tellers opnieuw bij de parkietenbomen. Deze keer probeerden we heel precies de drie stromen aanvliegers uit elkaar te houden. Ook deze keer kwamen er erg veel uit de richting Koolmeesstraat, meer dan 2000. Het eindresultaat, meer dan 2800, leek nu plausibel. De hoge telling van de vorige telling leek toch zo slecht nog  niet. Maar het kan dat ik, zonder de professionele hulp van Ron, mijn parkieten toch wel iets te hoog heb ingeschat. Maar of het er nu 2500 zijn of 3000,  het blijven er erg veel.

Het derde concert

SOVON had voor 11 januari een tweede slaapplaatsentelling gepland. Omdat die dag slecht uitkwam, zouden wij op 10 januari gaan tellen. Het leek eenvoudig: gewoon de routine oppakken van onze telling bij de Roodborststraat. Maar even na nieuwjaar bereikte ons het bericht dat er toch weer parkieten waren gesignaleerd op een slaapplaats die in december nog verlaten was: Topaz Overrhyn . Ik ging op woensdag 8 januari daar maar eens kijken. Het leek eerst nogal rustig te zijn, afgezien van de honderden (duizenden?) kauwtjes, maar vanaf ongeveer tien over vijf kwamen ze in grote hoeveelheden aanvliegen. Een haastige telling leverde bijna 800 stuks op. Ik was blij dat ‘mijn’ slaapplaats weer bezet was en dat ik hier de officiële telling kon toen. Inmiddels was ook duidelijk dat de oude plek aan de Lammenschansweg weer beslapen werd.

We hadden plotseling drie slaapplaatsen te tellen, dachten we. Na wat heen en weer geapp, besloten we met vier personen in Leiderdorp te gaan tellen en met elk één teller bij de Lammenschansweg en Topaz Overrhyn. Die laatste teller was ik dus. Ik ging er op vrijdag 10 januari nog ruim voor zonsondergang heen. Dat was veel te vroeg. Er zaten in  bomen in de directe omgeving al veel parkieten. Het was koud en het regende een beetje. In de twee slaapbomen zat nog geen enkele parkiet. Blijkbaar wachten ze op elkaar voordat ze er vrijwel tegelijk naar toe gaan vliegen. Wat er wel zat, waren een paar duiven en een ekster. Er vlogen vrij veel kauwtjes tussen de bomen heen en weer.  Toen de zon al twintig minuten onder was, begon de grote verhuizing van de parkieten in de bomen vlakbij naar de twee slaapbomen. Het ging razendsnel. In een kwartier tijd telde ik er meer dan duizend in groepjes van 3, 5, 10,  20 en soms wel 60 of meer. 

Toen ik mijn onverwacht hoge aantal doorgaf aan de telgroep, bleek dat nu de parkietenslaapplaats in Leiderdorp verlaten was. Exact aantal parkieten: nul. Zelfs met mijn hoge aantal bij de Willem de Zwijgerlaan, leken wij nog zo’n 1700 parkieten te missen. Maar het bericht van de teller op de Lammenschansweg dat hij er daar 1720 geteld had, maakte het plaatje volledig duidelijk. Onze Leiderdorpse populatie van 2800 parkieten had zich gesplitst in twee groepen, één van ongeveer 1050 en één van ongeveer 1750. Hoe deze splitsing tot stand is gekomen, zullen we wel nooit weten. Misschien was er in Leiderdorp zoveel vuurwerk  dat de parkieten naar een andere plek zijn gegaan. Opvallend is dat ze naar die plekken zijn gegaan waar in vorige jaren al honderden/duizenden parkieten hebben geslapen. Bestaat die informatie in die groep? Zijn er leiders waar de andere parkieten achteraan vliegen? En hebben de leiders ‘besloten’ maar eens ergens anders de nacht door te brengen? We weten het niet en het is maar de vraag of je daar ooit achter komt.

De grote verhuizing: zelfde aantal, andere slaapplaatsen

Wat heb je aan zulke tellingen?

Als teller wil je er natuurlijk veel tellen, maar waarom eigenlijk? Moeten we wel blij zijn met zoveel halsbandparkieten? Het zijn natuurlijk invasieve exoten die mogelijk met waardevolle vogelsoorten zoals boomklevers en spechten concurreren. De schade schijnt nog mee te vallen, maar, als we er nu achter komen dat de schade toch aanzienlijk is, wat hebben we dan aan onze mooie tellingen? Weinig, neem ik aan. De halsbandparkieten zijn er en breiden zich uit. Ze terug stoppen in de kooitjes waaruit ze ontsnapt zijn, lukt natuurlijk niet. Ze afschieten (als je dat al zou willen) gaat evenmin. Bestrijding van invasieve exoten is een gevecht tegen de natuur. De winnaar van dit gevecht staat bij voorbaat vast. 

 

Een paar getallen

Het totale aantal halsbandparkieten in Nederland was in de jaren 2010-2015 rond 10.000. Toen er in 2021-22 opnieuw tellingen werden georganiseerd, was dit getal verdubbeld tot rond 20.000. Wat het dit jaar zal zijn, weten nog niet. 

Het totaal voor Leiden+Leiderdorp was in de tellingen van 2014-2015 nog onder de 1000. In 2021-2022 was het opgelopen tot 1650. Maar in Leiden zijn ze dit jaar (2024) verdwenen.

De ontwikkeling in Leiderdorp is interessant: van maximaal 101 in 2012-2013 naar 280 en 703 in de twee jaren daarna, 500 in 2021-2022, en meer dan 2500 in december 2024! De gigantische groei in 2024 is maar gedeeltelijk te verklaren uit het verdwijnen van de slaapplaatsen uit Leiden. 

Maar in januari 2025 is dit beeld weer totaal veranderd: alle halsbandparkieten uit Leiderdorp zijn weer naar Leiden verhuisd, verdeeld over twee slaapplaatsen. In Leiderdorp is het weer rustig.

De groei voor Leiden + Leiderdorp bedraagt ongeveer 70% in 3 jaar. Dat is bijna 20% per jaar.

 

Een prettige teleurstelling

De afgelopen weken ben ik op zoek geweest naar beelden van die rare natuur in mijn directe omgeving, ingeklemd tussen snelwegen, spoorlijnen, industrieterreinen en de laatste stukjes landbouw. Het resultaat viel niet tegen. Ik schoot mooie beelden van de treinen die langs de vogelplassen van de Polders Poelgeest razen en van de vrachtwagen die vlakbij het wulpenparadijs Munnikenpolder hun tank vol dieselolie gooien. Ik sloot het drieluik af met troosteloze beelden van de Nieuwe Driemanspolder met de Zoetermeerse skibaan en de flats van den Haag als achtergrond van grote groepen eenden, ganzen en meeuwen. Zie mijn vorige blog.

Maar ik wilde nog wel een gebied toevoegen aan mijn verzameling. Niet ver van Rotterdam verwachtte ik bij Eendragtspolder en Rottemeren minstens even troosteloze beelden te kunnen schieten. Het weer was gunstig: koude en grijze luchten voor een goede dosis somberheid. Vol verwachting stormde ik met ons autootje het Clausplein over en dan via Zoetermeer naar het Zuiden recht op de parkeerplaats af bij de Eendragtspolder met een mooie uitkijktoren op de Willem-Alexander-roeibaan. Ik was de enige bezoeker. In het onaangename weer liep ik, gewapend met twee camera’s en een verrekijker, langs de mooie vogelplas.

Eendragtspolder

Erg bijzonder waren deze keer de vogels niet afgezien van wat tafeleenden, kuifeenden, een enkele zilverreiger en de onvermijdelijke meerkoeten. De mist maakte het landschap niet lelijk. Integendeel, de vage contouren van de kolossale flatgebouwen van Rotterdam Nesselande hadden bij dit weer iets moois. Ze leken de ongewone rust te onderstrepen in dit gebied niet ver van een van de drukste steden van Europa. Verkeer was er nauwelijks. Af en toe vlogen er groepjes eenden over en de meeuwen op een bouwland achter de dijk profiteerden van het werk van een tractor.  

 

Na mijn bezoek aan de Eendrachtspolder en de roeibaan reed ik een stukje naar het Zuiden om daar bij de Zevenhuizer plas aan te komen. Ik dronk een kopje koffie bij de aan de strandweg gelegen Pannenkoe. Ik vroeg aan het meisje van de bediening waar de WC zich bevond: “Ga de deur in waarop Stieren staat”. Een pannenkoekenrestaurant rond het thema koe en stier. Leuk.  Van hier zie je weer dezelfde hoge flats als vanaf de Eendragtspolder. Ze staan niet ver van  het strand van Nesseland aan overkant van de plas.

Ik wilde hierna nog even aan de andere kant van de Rotte gaan kijken. Met de fiets had ik het bruggetje bij Vijfhuizen kunnen nemen. Met de auto moest ik helemaal via Terbregge (Rotterdam Alexander) rijden, meer dan 15 km langer. Na mijn kleine uitstapje naar Rotterdam reed ik dan aan de andere kant van de Rotte naar het Noorden, vooral over de slingerende Rottebandreef, waar hard rijden vrijwel onmogelijk wordt gemaakt door een overdaad aan verkeersdrempels. Langzaam gaat de stad hier in een iets landelijker omgeving over, waar ook de beter gesitueerde Rotterdammers hun optrekjes hebben gebouwd. Het werd steeds mooier en steeds rustiger. Ik parkeerde op een parkeerplaats aan de Rottemeren. 

Herfst bij de Rottemeren

Ik wandelde een stukje langs een van de meertjes: mooie herfstkleuren aan het mooie water, een idyllisch bruggetje en tenslotte over de Rottedijk naar het kunstwerk ‘Ritme van drie’ van Lon Pennock, drie identieke gebogen metalen (?) vormen. Op het bordje bij het kunstwerk kan je zien wat het allemaal moet betekenen: de harmonie van de elementen land, lucht en water en ook nog de gebogen houding van havenkranen of reigers. Altijd mooi zo’n verklarende tekst erbij. Vanaf het kunstwerk heb je mooi uitzicht op de molen aan de overkant van de Rotte: de Eendragtsmolen. Ik was dus weer heel dicht bij het begin van mijn expeditie naar dit gebied.

Ritme van drie en de Eendragtsmolen

Bibberend van de kou at ik mijn brood op een bankje bij het kunstwerk en dronk er een warme kop koffie bij uit mijn thermosfles. Door het mooie parklandschap liep ik terug naar de parkeerplaats. Ik moest concluderen dat mijn expeditie mislukt was. Ik was op zoek naar weer een toppunt van lelijkheid, van schreeuwende contrasten tussen betonnen steden, razende snelwegen en wat er van natuur is overgebleven. Die lelijkheid had ik niet gevonden. De flats bij Nisselande waren bijna mooi en ik heb genoten van de weldadige rust in dit gebied. Een teleurstelling: ik heb niet gevonden wat ik zocht, maar deze teleurstelling was best wel prettig.

Rotte – Willem Alexander baan – Eendragtspolder – Zevenhuizer plas

_____ 

Natuur tussen flats en snelwegen

Polders Poelgeest

Hier in het Westen van Nederland zijn prachtige natuurgebieden, dat wil zeggen: gebieden waar de mooiste en soms zeldzaamste dieren en planten te vinden zijn. Maar denk bij natuur hier niet aan romantische wildernis als eenzame heidevelden, uitgestrekte bossen of door zeewater omspoelde zandbanken. 

 

Op de slaapplaats in de Munnikenpolder bij Leiderdorp landen vlakbij de snelweg bij zonsondergang in de winter groepen van meer dan duizend wulpen. Waar de ene trein na de andere voorbij raast, staan de prachtige lepelaars in het ondiepe water in de Polders Poelgeest te vissen. 

De bij den Haag gelegen Nieuwe Driemanspolder is het eldorado voor vogelaars die met als achtergrond de absurde skibaan van Zoetermeer grote groepen smienten slobeenden en pijlstaarten zien vliegen terwijl in het water een rosse franjepoot zwemt en een kleine zilverreiger zenuwachtig heen en weer loopt.  

Munnikenpolder en benzinestation

Ons beeld van ‘natuur’ is aan herziening toe. Het is interessant om te zien hoe mensen de werkelijkheid proberen te ontkennen door een slootje in de Munnikenpolder zo te fotograferen dat de flats in Leiderdorp er net niet op komen te staan. Mijn foto’s kunnen dit beeld een beetje corrigeren.

Met uitzondering van gebieden als de Waddenzee heeft onze natuur niets meer van een ongerepte wildernis. Onze natuur bevindt zich midden in de stad en tussen steden, snelwegen en spoorlijnen. Beter dan de romantische illusie die probeert de oorspronkelijke natuur van voor de industriële revolutie en zelfs van voor de landbouw te herstellen, inclusief beren en wolven, is het van de nu echt aanwezige natuur, inclusief de oprukkende invasieve soorten zoals  halsbandparkiet en rivierkreeft het beste te maken. 

PS

Dit stukje is een nevenproduct van een opdracht bij de fotocursus voor gevorderden die ik dit jaar bij het LAK onder leiding van Harry Otto volg. Zie ook mijn vorige blog.

Zie ook in deze blog van een jaar geleden.
Voor nog meer overpeinzingen over het vreemde begrip 'natuur', zie deze blog.

_____

Libellen op de foto

Prachtige insecten

Libellen zijn prachtige insecten. Ik heb er de laatste jaren duizenden foto’s van gemaakt en sommige zijn best mooi geworden. Hierdoor heb ik ook steeds meer soorten leren kennen en ga regelmatig op soortenjacht. Voor de determinatie heb ik ook foto’s nodig, maar dit zijn niet het soort foto’s waar ik van houd. Technisch gezien is het fotograferen van insecten in het algemeen en libellen in het bijzonder best moeilijk, vooral wanneer ze vliegen. Omdat je over het algemeen met lange brandpuntsafstanden werkt, is het ook moeilijk om artistiek interessante foto’s te maken. Door de kleine scherptediepte zijn de foto’s vaak erg vlak. Alles op de achtergrond is vaag. Dat kan je in je voordeel gebruiken om mooie effen donkere of lichte achtergronden te maken. Ik heb de techniek van het libellen fotograferen nu redelijk onder de knie. Mijn repertoire bestaat tot nu toe uit een beperkt aantal compositie-types, die ik hierna laat zien.

Zittende of hangende libel van opzij

Vaak probeer ik voor een rustige achtergrond te zorgen: groene begroeiing, blauwe lucht of donkere schaduwen. Dan komt de libel en de plant waarop hij zit mooi in beeld. 

Het nadeel is dat de foto’s wat saai worden en dat je wel heel weinig informatie over de context meekrijgt. Soms is het beter om toch wat structuur in de achtergrond mee te nemen, maar zo dat het niet chaotisch wordt, zoals in deze twee foto’s.  Je ziet dan dat de plaats van handeling een rietveld is.

Zittende libel van voren

Een foto van voren is niet alleen soms nodig voor de determinatie (bijvoorbeeld steenrode versus bruinrode heidelibel), maar is soms ook erg mooi.

Eierleggende libellen

Afhankelijk van de soort leggen libellen soms vliegend boven het water, alleen of in tandem, of zittend op een plant in het water eieren. Dat kan mooie plaatjes opleveren, zoals van de grote keizerlibel.

Vliegende libellen

Libellen in de vlucht fotograferen is niet eenvoudig, maar met een beetje oefening lukt het wel. Je moet daarvoor niet alleen je camera goed kennen maar ook het gedrag van de libel begrijpen. Mooie grote libellen om in de vlucht te fotograferen zijn de vroege glazenmaker, de paardenbijter en de grote keizerlibel. De iets kleinere heidelibellen zijn ook een dankbaar object. Mijn repertoire bestaan vooral uit vliegende libellen van de zijkant en van libellen die naar de camera toe vliegen.

Soms gebruik ik de lucht als blauwe achtergrond, soms het water of het ver weg gelegen struikgewas als donkerder achtergrond. Hoewel ik wel trots ben als het mij lukt, is het resultaat niet echt spannend. Het levert relatief saaie foto’s op en altijd ongeveer dezelfde.

Tandems en wielen

Tandems en wielen leveren vaak leuke foto’s op, die elementen van het merkwaardige leven van libellen en hun voortplanting laten zien.

Jacht

Libellen jagen op andere insecten, inclusief muggen, vliegen, vlinders en libellen. Op deze foto verslindt een gewone oeverlibel een lantaarntje dat zij net gevangen heeft. Jagende en knagende libellen zijn een onderwerp dat bij mij nog te weinig aandacht heeft gekregen.

Details

Details van libellen kunnen erg mooi zijn, zoals de ogen van een heidelibel of het borststuk en kop van een lantaarntje. Het kan esthetisch  mooie foto’s opleveren. Mooie vormen, mooie kleuren, maar er gebeurt niets.

Wat nu?

Ik weet nu ongeveer hoe ik een technisch en artistiek acceptabele foto van een libel kan maken, zittend, hangend of vliegend. Ik heb geen zin om dezelfde foto’s nog een paar duizend keer te maken. Van nog een vliegende paardenbijter of eierleggende keizerlibel word ik niet echt gelukkig. Ik moet iets anders fotograferen. Met de camera heeft dat niet zoveel te maken, meer met mijn ogen en mijn vermogen om iets bijzonders te ontdekken: bijzondere vormen, kleuren, gebeurtenissen. We zullen zien.

_________

Noot: voor een presentatie over libellen fotograferen klik op deze link.

 

De wei in!

Een hele winter sta je stil in de stal en kauw je op droog hooi. Dan gaan op een dag de deuren van de stal open en ren je dol van blijdschap de sappige groene weide in. Je bent verbaasd over de snelheid en de kracht van je poten. Een wolk klonten vochtige weidegrond daalt vlak achter je neer. Heerlijk die snelheid, heerlijk die energie.

Ik ben geen koe, maar ik ken dit jaarlijkse gevoel maar al te goed als ik – na maanden vanuit mijn werkkamer naar de droefheid van regen, wind en donkerte staren – eindelijk op mijn oude toerfiets stap en de groene polder in rijd, waar de kieviten en grutto’s mij begroeten, of door de duinen bij de Noordzeekust fiets begeleid door de fantasierijke composities van een nachtegaal-koor.

Het pontje bij Nieuwe Wetering

Ook dit jaar klopte het spreekwoord: April doet wat hij wil. Eerst was het ongewoon nat en ongewoon koud. Toen hadden we zomerse temperaturen in de eerste week van April, om daarna weer terug te vallen in een soort herfstweer met de zon te hoog aan de hemel. Pas eind april werd het echt mooi en werd ik door dat soort koeienemoties bevangen als boven aangeduid.

Ik rijd naar Oud Ade en Rijpwetering. Het is er allemaal nog! Of eigenlijk weer, ontwaakt uit een sombere winterslaap. Ik neem het pontje bij Nieuwe Wetering om vervolgens via Rijnsaterwoude de Braassem rond te fietsen. Op weg naar de Wijde Aa moet je even helemaal naar Woubrugge om daar de Woudwetering over te steken. Je komt dan over de brug met de prachtige naam Woubrugse Brug.

Hier denk ik terug aan mijn tochtjes in de Corona-tijd, toen er bij de bakker aan het water maar drie mensen naar binnen mochten (zie deze blog uit 2020). Alweer vier jaar geleden.

Van Woubrugge gaat het weer even terug langs de Woudwetering en dan langs de prachtige wijde Aa. Ook hier veel herinneringen, onder meer aan de schaatstochten in de tachtiger jaren van de vorige eeuw, toen de wijde Aa een prachtige ijsvlakte was geworden, zoals we waarschijnlijk nooit meer zullen meemaken. Maar toch weer terug naar het mooie heden. Overal zwemmen eenden en meerkoeten, veel al met jongen. Hier en daar mooie bloemen in de wei. Langs de weg staan ook wilde hyacinten, niet zo veel als bij Ockenburg (waar we een paar dagen eerder waren), maar wel mooi en druk bezocht door kleurige dagpauwogen. Overal knarsen, piepen en fluiten de rietzangers. Hier en daar hoor ik fitissen, tjiftjaffen en vinken.

Vanaf Hoogmade blijf ik ten Zuiden van de Does fietsen, eerst door de prachtige Doespolder en dan tegenover de Munnikenpolder, waar ik in februari en maart nog actief wulpen en grutto’s heb mogen tellen  (zie ook hier). Ik kijk nu anders naar dit landschap dan toen ik er jaren geleden doorheen reed. Het is belangrijk dat de unieke slaapplaats voor soms meer dan 1500 wulpen en voor honderden grutto’s door goed beheer in stand gehouden wordt. Tussen de Doeshofmolen en de Munnikenmolen raast de hogesnelheidstrein onder de Does door. Een paar honderd meter verder vormt de A4 de grens tussen Leiderdorp en deze voor de vogels ingerichte Munnikenpolder.

Via Leiderdorp rijd ik terug naar de Merenwijk. Een tochtje van veertig kilometer. Ik mocht weer de wei in. Heerlijk.

 

________