Naar Hoge Veluwe, Biesbos en Schier (1965-1966)

Bij de NJN

In het schooljaar 1964-1965 was ik 16 jaar. Ik had in de vierde klas van het gymnasium moeten zitten, maar ik was om verschillende vreemde redenen in de derde klas blijven zitten en deed het jaar dus over. Dat had ook voordelen. Ik had zeeën van tijd en ik zat in de klas met twee NJNers, Eric Gerding en Aart Noordam. Zij maakten mij enthousiast voor het lidmaatschap van de NJN afdeling Wageningen en vroegen mij een keer mee te gaan op excursie naar de Hoge Veluwe. Ik vond het fantastisch: leuke mensen, prachtige natuur, vrijheid en avontuur.

Op excursie

Mijn impressie van de Blauwe Kamer

In het schooljaar 1965-1966 werd ik lid van afdeling Wageningen en daarmee ook van district 9 (DIX) van de NJN. Vanaf dat moment ging ik elk weekend mee op excursie, soms wel zowel op zaterdag als op zondag en daarna maakten Aart en ik nog onze privé-tochten door de natuur. Ik had van mijn spaargeld een kijker gekocht. Later kocht ik ook een paar prachtige lieslaarzen, waarmee je honderden meters het Veluwemeer in kon lopen zonder nat te worden (zie ook label HEKA hieronder). Wij fietsten zelfs met die dingen aan. Ik ben dat schooljaar wel meer dan 23x op excursie geweest.

 

Vogels langs de Knardijk

De nadruk daarbij was op vogels, vooral watervogels in de Blauwe Kamer, in de Rijnuiterwaarden en langs de Knardijk. Een hoogtepunt was het HEKA (herfstkamp), van 31 oktober tot 3 november 1965. Ik herinner me de lange fietstochten langs de Knardijk naar het toen nog rudimentaire Lelystad – een paar huizen voor de werknemers van de Zuiderzeewerken en een simpele kantine: kantine Lelystad van E.J. Splinter. Op weg naar Lelystad aten we onze dik gesneden boterhammen op. Frits Boerwinkel had een literblik appelmoes bij zich. Ik was onder de indruk van de manier waarop hij dat ding met een zakmes opensneed. Vervolgens belegden wij onze boterhammen daarmee, terwijl wij ondertussen over het water naar langs vliegende vogels speurden.

Ik herinner mij de gigantische hoeveelheden watervogels. In mijn notities uit die tijd lees ik: 400 wintertalingen, 88 krakeenden, 600 pijlstaarten (met een vraagteken daarbij) en 800 slobeenden. Ook wordt er melding gemaakt van 200 graspiepers, 5 kepen en 10 kneutjes elders die dag. Ook fietsten en wandelden wij langs het Veluwemeer ten Noordoosten van Harderwijk in de buurt van Hulshorst (strand Hoophuizen). Op 1 november zouden wij bij Hoophuizen 2000 pijlstaarten en 1500 slobeenden gezien hebben. Zou dat werkelijk zo geweest zijn? Of waren we gewoon 15- tot 17-jarige opscheppers? Iets verderop deden we de waarneming van ons leven: 500 krooneenden bij een mooie ondergaande zon. We zijn de volgende ochtend nog eens gaan kijken en toen dreven er nog zeker 450 volgens mijn aantekeningen. Ook stond daar een eenzame flamingo in het water! Toen nog bijzonderder dan nu, denk ik.

Mijn aantekeningen van december 1965 (Knardijk etc.)

Verdwaald in de Biesbos (1966)

Een ander hoogtepunt was het PAKA (paaskamp) van 1966 (vanaf 10 april). Op 12 april roeiden we van het haventje van Drimmelen via de sloot van St. Jan naar de Turfzakken en de Visplaat. Het was nog een behoorlijk ruig gebied en de tochten door de kreken waren, vooral ook door het wisselende tij, heel avontuurlijk. Ik lees in mijn aantekeningen van die dag:

 

Labels van HEKA 1965 (blokfluit) en PAKA 1966 (lieslaarzen)

“Na een eind Amer weer naar de overkant een gat in. Hier bij donker worden verdwaald in de wildernis. Vele kreken onbevaarbaar. Bij opkomend tij tegen de stroom terug naar de goede weg. Succesvolle tocht naar het gat van St. Jan. Over de Spijkerboor op de Oostkil, ’t laatste eind stroom mee. … … 22.15 thuis in het kamp.” Waar dat kamp precies was, weet ik allang niet meer. Mijn aantekeningen leveren overigens uitsluitend informatie over de vogels en helemaal niet over de mensen die bij mij in de roeiboot zaten. Foto’s maakte ik in die tijd nog niet.

Eenzaam insectenonderzoek

Nog voordat ik bij de NJN kwam, had ik een belangstelling voor insecten, vooral loopkevers ontwikkeld. Dat was meer mijn privé-project. Ik had in het bos vlakbij huis, de Sysselt, conservenblikken (voorzien van gaatjes voor waterafvoer) ingegraven en die controleerde ik regelmatig op gevangen kevers. Soms zaten er vrij veel kevers in (heel veel van de zeer algemene soort Pterostichus niger, maar ook andere die maar moeilijk te determineren waren) en soms heel weinig. Ik ben toen uit de krant allemaal gegevens gaan verzamelen over temperatuur, luchtdruk, regenval, etc. Ik vermoedde bepaalde verbanden tussen deze gegevens en mijn keveractiviteit. Toen ik dat aan een van mijn mede-NJNers vertelde, zei hij: “je moet dat in ons afdelingsorgaan De Kemphaan publiceren”. Mijn antwoord was duidelijk: “Zolang ik wetenschappelijk nog niets bewezen heb, publiceer ik ook niets.”

De nadruk lag bij mij steeds meer op vogels. Vogels, vooral grote vogels in de herfst en winter, hebben het voordeel dat ze goed zichtbaar en goed herkenbaar zijn, in tegenstelling tot die rotinsecten, waar je met een vergrootglas naar de aanwezigheid van een of twee stipjes naast de inplanting van de voelspriet of iets dergelijks moet speuren.

ZOKA Schier I 1966

 

Het ZOKA-programma 1966 (klik op figuur)

Toch heb ik nog één poging gewaagd de wonderen van de insectenwereld te ontsluiten. Ik had mij opgegeven voor het ZOKA Schier I (“gespecialiseerd op insecten”) van 15 tot 25 juli 1966. Ik er op een gammele brommer naar toe. Onderweg had ik een paar keer technische problemen. Ik overnachtte bij een kennis van mijn moeder in Groningen en de volgende dag voer ik uit Zoutkamp naar Schiermonnikoog. Tot 1969 vertrok daar de boot. Pas toen de Lauwerszee was afgesloten, werd Lauwersoog de vertrekhaven.

 

Broscus cephalotes
Broscus Cephalotus (https://no.wikipedia.org/wiki/Sandgravere#/media/File:Broscus_cephalotes_oberseite.jpeg

Van het kamp zelf herinner ik me niet zo heel veel. Kevers determineren was best moeilijk. Mijn aantekeningen vermelden dat ‘Broscus cephalotes’ (‘dikkopzandgraver’)  er algemeen was, inderdaad een vrij normaal beestje in kustgebieden. Ik herinner me dat ik met enige jaloezie keek naar fotografen in het bezit van dure spiegelreflexen, tussenringen en wellicht ook macro-objectieven die die kleine rotbeestjes in de duinen fotografeerden.

Ik herinner me ook dat ik me wat vreemd voelde in deze NJN-cultuur met zijn eigen woorden en uitdrukkingen zoals ‘ritselen’ (even gaan pissen), ‘tijgeren’ (naar de ‘tijger’, de buiten-WC, gaan), ‘preu’ (stamppot), ‘wagensmeer’ (appelstroop), ‘technicolor’ (vruchtenhagel) en ‘hupsen’ (volksdansen). Nu was ik, geloof ik, geen groot liefhebber van ‘hupsen’.

Image result for wees wijs met de waddenzee

Op 18 juli gingen we naar de tentoonstelling “Wees Wijs met de Waddenzee”. Er waren in die tijd nogal rampzalige plannen voor een vaste oeververbinding met Ameland en er bestond de (gegronde) vrees dat dit de eerste stap kon zijn naar de inpoldering van de Waddenzee. Waarschijnlijk op de terugweg van het ZOKA deelden wij folders uit op de boot en gingen wij met toeristen in gesprek. Ik herinner me dat ik geschokt was door reacties als “Als de hoge heren in Den Haag het van plan zijn, dan heeft het helemaal geen zin om te protesteren. Die luisteren toch niet en drijven hun zin door”. Wij waren het hier helemaal niet mee eens en zetten ons actief in voor het behoud van de Waddenzee.

De Vereniging tot Behoud van de Waddenzee was in die tijd net opgericht (in 1965 op initiatief van een 16-jarige natuurliefhebber) en in 1971 maakte de regering bekend de Waddenzee te willen behouden. Ik zelf werd in 1966 lid van ‘Natuurmonumenten’ en in 2016 kreeg ik een lepeltje toegestuurd omdat ik 50 jaar lid was.

In het bestuur

In het schooljaar 1966-1967 werd ik nog actiever als lid van het NJN-bestuur afdeling Wageningen, waar ik verantwoordelijk werd voor het afdelingsorgaan ‘De Kemphaan’, maar daarover heb ik al in een ander blog geschreven.

P.S. over NJN-taal

Op https://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/5491/hupsen-met-de-njn.html  vind ik:

"(Voorbeeld van een zin uit het verslag van een Four (bevoorrader): ‘Een aantal klunzen uit Labla kreeg last van slingertijger na het eten van bedorven bekklem, daardoor ontstond er een tekort aan tijgerfilm. De technicolor was al op.' Vertaling: Een aantal beginners van de afdeling Laren-Blaricum kreeg last van diarree na het eten van bedorven pindakaas, daardoor ontstond er een tekort aan wc-papier. De gekleurde hagelslag was al op.)"

NJN 1965-2018

Terug naar Wageningen-Hoog

Op 7 oktober 2018 neem ik de afslag Wageningen op de A12 en via Bennekom rijd ik naar Wageningen-Hoog en verder naar Renkum. Om half elf parkeer ik mijn auto tegenover het Informatiecentrum Renkums beekdal. Ik moet achter het dit informatiecentrum zijn, bij het Mussennest.

Ina Pons spreekt reünisten toe

Ik meld mij bij de tafel met naamkaartjes aan. Mijn naam ligt klaar. Ik kom hier voor de reünie van de afdelingen Wageningen, Arnhem, Nijmegen en Tiel van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie. Rond 1965, 53 jaar geleden, werd ik lid. Vandaag zie ik meteen bekende namen op de naamkaartjes en tenslotte ook bekende gezichten, hoewel ik soms even moet kijken.

Annelies van Gijsen, Hein Pons, Ina Pons …

De mensen die in 1965 15 waren, zoals Hein Pons, Marja Kuiper en Jaap Wiertz zijn inmiddels 68. Even zie ik hen vooral als oude mensen, maar zodra ik de gezichten en de stemmen weer herken, lijkt niemand echt veranderd te zijn, ook Annelies van Gijsen niet, die als 65-jarige fris gepensioneerd uit Antwerpen naar Wageningen is teruggekeerd. Met mensen als Annelies en Hein had ik in mijn Utrechtse studenten tijd regelmatig en soms intensief contact.

Terug naar 1964-1968

Eric Gerding 2018

Ik zie ook Eric Gerding met wie ik in 1964 in de derde klas van het gymnasium zat samen met een andere actieve NJN-er, Aart Noordam, die er vandaag niet is. Eric en Aart hebben mij indertijd overgehaald om lid te worden. Na een proefexcursie naar de Hoge Veluwe, heb ik meteen ja gezegd. Ik heb daar geen moment spijt van gehad. Zie ook mijn eerdere blog: zestig jaar vogelen.

1964: 3 gymnasium Marnix College Ede: midden boven Eric Gerding, daarnaast Reinier de Man, derde van rechts Aart Noordam

Voor mij was de NJN een mogelijkheid om even te ontsnappen uit de benauwende huiselijke kring en even iemand anders te zijn. Ik werd een enthousiast vogelaar. Ik hield me ook met kevers bezig, maar voor de determinatie ervan beschikte ik niet over het noodzakelijke geduld en ook niet over de noodzakelijke literatuur. Met mensen als Frits Boerwinkel of Albert van den Brink fietsten wij met laarzen aan via Harderwijk over de Knardijk naar Lelystad in aanleg en zagen onderweg baardmannetjes, middelste zaagbekken en krakeenden. Ik herinner me schitterende excursies door het binnenveld, naar de blauwe kamer en zelfs helemaal naar de Biesbosch.

Drie bestuursleden van toen in 2018: Reinier, Jaap en Hein

Op 22 oktober 1966 vond in de Kelder van de familie Tjallingii de AV plaats en werd een nieuw bestuur gekozen. Hein Pons werd voorzitter in ik werd ‘Redac’, redacteur van het verenigingsblad ‘De Kemphaan’. Andere functies waren NS: Jaap Wiertz, ADM: Marja Kuiper, LZF: Marlies v.d. Vaart. 52 jaar later poseren Hein, Jaap en ik voor een foto.

Excursie 2018

Ouwe-sokken-excursie 2018

Het is die dag prachtig weer en we genieten van een goede lunch buiten het restaurant ‘De Beken’. Daarna is er een interessante excursie door het Renkums beekdal, waar de oude industrie (Van Gelder papier, etc.) plaats gemaakt heeft voor natuurontwikkeling. Voordat iedereen naar huis gaat, is er koffie, thee en een overdadige keus uit heerlijk gebak. Ik heb interessante gesprekken onder meer met Ingrid Petiet, Pieneke Wiertz en Ina Pons.

Naar Amsterdam!

Tijdens de reünie werp ik de vraag op waar het archief van de afdeling Wageningen gebleven zou kunnen zijn. Het antwoord luidt dat althans een deel van het archief zich in Amsterdam bevindt bij het International Institute  of Social History IISH. Het is interessant voor mensen die de geschiedenis van de Nederlandse groene jeugdbeweging willen bestuderen. De volgende dag ga ik naar de IISH-website waar ik de archieven kan reserveren om te komen bestuderen. Als ik op dinsdag in de trein naar Amsterdam zit, ben ik heel benieuwd wat ik daar aan zal treffen. Vanaf het centraal station neem ik de bus naar de Veelaan. Na een minuut lopen sta ik bij het mooie instituut. Vriendelijke mensen geven mij de archiefdozen. Met kloppend hart doe ik ze open. Terug naar meer dan 50 jaar geleden. Exemplaren van de ‘Kemphaan’, waarvoor ik als ‘Redac’ verantwoordelijk was, vind ik helaas niet.

Geroutineerde parlementariërs van 16 jaar oud

Wel vind ik een grote verzameling stukken behorende bij jaarvergaderingen, zoals notulen van de jaarvergadering, verslag van de voorzitter, verslag van de secretaris, verslag ‘Ping’ (= penningmeester), verslag keldercommissie, ledenlijsten, verslagen van bestuursvergaderingen, ingekomen brieven, etc. Vooral interessant zijn de vele moties die tijdens de AV werden ingediend, waarover gestemd werd en die dan werden aangenomen dan wel verworpen. Uit het vergeelde archief komt een goed ontwikkelde vergadercultuur naar voren. De AV was als een levendig parlement met ellenlange discussies over moties, inclusief moties van wantrouwen en voorstellen voor alternatieve bestuursleden. Daarbij moet je bedenken dat de geroutineerde parlementariërs hier hooguit zestien jaar oud waren, zoals Eric Gerding en Jaap Wiertz op de AV van 22-23 oktober 1966. Ik keek in die tijd heel erg op tegen mensen als Eric en Jaap, die als volleerde politici in statements van een half uur of langer met mooie correct geformuleerde volzinnen hun standpunten konden verdedigen in de vergadering.

De AV van 22 oktober 1966

Een greep uit het verslag. Na een opsomming van onproblematisch verlopen agendapunten lezen we:

“Hierna kwam echter de grote ramp, dat in de agenda als verslag NS stond. Het leek echter meer op een foldertje van de morele herbewapening en dan nog een slechte. Het werd dan ook niet geaccepteerd, zelfs niet door enkele leden van het bestuur.
Het verslag moest in de pauze overgeschreven worden.
Na de sjok waarnaar de AV al protesterend gevraagd had in een voortreffelijk koor o.l.v. Martien Bouman, en het hupsen kwamen eerst het verslag van de schuilhutcommissie en dat van de nestkastcommissie aan de beurt. Beide waren een klaagzang over de geringe belangstelling.
Hierna werd het verslag NS, dat nu in telegramstijl gesteld was, weer onder vuur genomen. Dit werd echter niet getolereerd en het moest nogmaals over. Dit bleek de laatste maal te zijn, maar ze stond niet op papier. Doch nu bracht de taperecorder uitkomst. Deze had het verslag geregistreerd en in die vorm zou het in de kemphaan gepubliceerd worden; hetgeen in het november/december nummer geschied is. Het beleid bestuur kwam nu echter in verdrukking. Volgens enkelen (die het goed wisten) kon het niet goedgekeurd worden. Desondanks is het na stemming erdoor gesleurd met de toezegging dat in het NS verslag na publicatie nog wijzigingen zouden kunnen worden aangebracht op verzoek van de leden.
Het punt verkiezing bleek overboding. Voor de vz-functie, waarvoor nog niemand was, werd door het AV Hein Pons voorgesteld, waarmee het bestuur volledig akkoord ging, allang blij dat er iemand was. Zodoende ruilden Pineke Wiertz en Hein Pons van plaats (vz); hetzelfde deden Aart Noordam en Jaap Wiertz (ns); ondergetekende en Marja Kuiper (admin.); Ernst Boerwinkel en Reinier de Man (redak.) en Albert v.d. Brink en Maries v.d. Vaart (lzf).”
Het bestuur 1966-1967: Marlies, Marja, Hein, Jaap, Reinier

Er waren die vergadering nogal wat moties. Eén motie (ik geloof, gezien het handschrift, dat ik de auteur was) verzocht om een heiligverklaring van het oude bestuur met de volgende tekst:

“Stemgerechtigde leden van de afdeling Wageningen van de Ned. Jeugdbond voor Natuur studie, in vergadering bijeen op 22 oktober 1966 te Wageningen, zijn van mening dat het aftredende bestuur heilig verklaard moet worden, alvorens in de duistere geschiedenis te verdwijnen”, ondertekend door o.a. Hugo Besemer, Rinse Wassenaar, Frits Boerwinkel, Rietje …, Matthieu Witmondt en Reinier de Man . De motie werd verworpen.

Interessant is hoe lang dit soort vergaderingen konden duren. De vergadering werd op 23 oktober om 2:30 in de ochtend gesloten. Het verslag vermeldt:

“Op 23 oktober te 2.30 werd de vergadering gesloten door het hoofd van Hein dat samen met de hamer door de slaap op de tafel neerdreunde. Vermeldenswaardig is het nog dat er ondanks de dreigementen geen politie verschenen is en dat de vele fotoenthousiasten die dachten het plaatje van hun leven te schieten teleurgesteld hun apparatuur weer opborgen.”

Redac Reinier de Man

Na de vergadering van 22-23 oktober 1966 werd ik dus Redac, belast met het uitgeven van ‘De Kemphaan’. Ik herinner me hoe ik de kopij overtypte op grote stencilbladen met de oude krakkemikkige afdelingstypmachine. Plaatjes overbrengen was wat moeilijker. Dat ging met speciale pennetjes en rollers voor arcering. Een spoedcursus hierin kreeg ik door een artikelenserie van Hein Pons over de sterren en planeten. Bij het tekenen van ronde of ovale planetenbanen dreigde soms een eivormig deel uit het stencilblad te vallen, maar met stippellijnen bleef de zaak heel. Af en toe veroorzaakte ik negatieve opwinding als ik een stuk te zeer redigeerde, d.w.z. het Nederlands grammaticaal aanpakte. Dan kreeg ik emotionele kritiek als “Wat er stond, is NJNs, dat mag je niet zomaar veranderen …”. Blijkbaar was ik te laat bij deze club gekomen, om de ongeschreven regels aan te voelen. Bovendien was ik zo elitair opgevoed dat ik nauwelijks normaal Nederlands kende. Daarvan getuigen ook de stijve brieven van mezelf die ik in het archief vond. Op 21 oktober 1967 zat mijn ambtsperiode er weer op en moest ik in de AV verslag uitbrengen.

De voorzitter (Hein Pons) was positief over de Kemphaan in zijn jaarverslag:

De Kemphaan, ons afdelingsblad, verscheen vrij regelmatig om de ±1¼ maand. Hij zag er (behoudens het feit dat sommige letters verzakten en niet goed doorkwamen) verzorgd uit. Midden in het jaar kwamen de activiteiten van de afdeling tot uiting in een Kemphaan van 14 pagina’s. … …”.

Zo te zien was de AV toch niet helemaal tevreden met mijn verslag. Een schriftelijk verslag van mijn hand heb ik niet gevonden, maar in de notulen van de AV lees ik:

“Verslag van de redac. Hier was veel op aan te merken. Dit bewees de motie wel die er binnen kwam. De A.V. vond dat iedere NS, Redac, DBer en belangstellende HBer een Kemphaan moest krijgen. Dat is het afgelopen jaar niet gebeurd of weinig. De meeste Kemphanen waren wel fijn. Ook dit verslag werd goedgekeurd.”

De stencils voor de Kemphaan werden steeds aan het Instituut voor Plantenziektenkundig Onderzoek in Wageningen ter verwerking gegeven. Ooit had ik aan de vader van een klasgenoot, die bij het IPO werkte, gevraagd de gestencilde Kemphaan van het IPO naar Ede mee te nemen. Met een kritische blik zei hij: “O, ik wist niet dat dat hier gebeurde. Vooruit dan maar.” Vanaf dat moment verkeerde ik in de veronderstelling dat dit illegaal was en dat het maar goed was dat die man de zaak niet had aangekaart bij het IPO. Maar nu vind ik in het Amsterdamse archief keurige nota’s aan Mej. M. Kuiper. Voor het stencilen van 1055 vel rekende het IPO in 1967 f 21,10 = 0,2 cent per pagina. Niet duur, maar we betaalden wel netjes de rekening.

Moties, moties, moties

In de oude stukken vind ik veel interessante moties, niet allemaal inhoudelijk interessant, maar opvallend door de formeel-bureaucratische stijl ervan. Voorbeeld (motie 25 april 1967):

“Wij ondergetekenden, stemgerechtigde leden der njn afdeling Wageningen, spreken onze verontrusting uit over het feit dat wij op vroege excursies zelden afdelingsbestuursleden aantreffen. Wij verzoeken daarom het AB een verklaring af te legen aangaande deze nalatigheid. Wij vragen ons af of dit te wijten is aan een verregaande luiheid, of dat het AB over zodanige telepatische gaven beschikt dat zij vanuit hun bed kunnen beoordelen of de vroege excursies de doelstellingen van de Bond, zoals beschreven in artikel 2 en 3 van de bondsstatuten, nageleefd worden met de daartoe geëigende middelen. Wij verwachten van het AB dat deze verklaring in de eerstvolgende uitgave van het afdelingsorgaan geplaatst wordt. … …” (ondertekend door o.a. Eric Gerding, Aart Noordam, Pieneke Wiertz, Frits Boerwinkel).

Motie met verzoek het NS-verslag opnieuw voor te lezen (22 okt. 1966)

Waar hadden die 16-jarigen zulk bureaucratisch geleuter geleerd? Waarschijnlijk in de NJN zelf. En zo vond ik nog tal van grappig en minder grappig bedoelde moties, zoals deze motie op de vergadering van 15 september, die ik zelf had ondertekend:

Afgekeurde motie over de drie roodharige/baardige oppositieleden …

“Wij stemgerechtigde leden der NJN afd. Wageningen in vergadering bijeen in de kelder van Marterlaan 10 te Wageningen-Hoog, gem. Wageningen, op 15 september 1968, vinden dat de vergadering niet genoeg in het openbaar gevoerd wordt en veroordelen het feit dat drie roodharige en/of baardige oppositieleden de enigen zijn die beschikking hebben over een tafel.”

De motie werd afgekeurd.

Mijn actieve NJN-tijd was voorbij

Blijkbaar was ik aanwezig op deze vergadering, maar mijn rol was al uitgespeeld nadat ik in september 1967 van Ede naar Bilthoven was verhuisd. Mijn brief van 18 september 1967, die ik in het archief aantref, stemt mij zelfs nu nog een beetje droevig. In onderkoeld, formeel Nederlands schrijf ik:

“… … Zoals je ziet is deze brief afkomstig uit Bos en Duin bij Bilthoven dat ik sinds enkele weken mijn woonplaats kan noemen. Hoewel dit niet zo ver van Wageningen ligt, zal het toch niet meer zo vaak zijn dat ik op vergaderingen aanwezig kan zijn. Dit is vooral lastig, zolang er nog geen definitief nieuw bestuur gekozen is. Jammer genoeg kan ik de reglementsvergadering die geachte Eric G. in onze maag gesplitst heeft niet bijwonen. Maar hierover valt ook niet meer zoveel te zeggen omdat eigenlijk (misschien niet geheel volgens de regels) het reglement allang aangenomen is. … …”.

Achteraf gezien was die verhuizing van Ede naar Bilthoven een grote fout. Weliswaar ontvluchtte ik bepaalde problemen thuis, maar ik was in een klap mijn sociale leven kwijt. Ik was het contact met mijn klasgenoten in Ede kwijt en deed examen op een andere school in een vreemde omgeving. De NJN, die voor mij op dat moment heel belangrijk was, viel ook nog eens weg. Toen ik na mijn Bilthovense tijd in Utrecht ging studeren, kon ik gelukkig met veel NJNers het contact vernieuwen en verstevigen. Jammer alleen dat ik  scheikunde was gaan studeren en al mijn vrienden biologie.

P.S. 1
Voor foto’s zie https://rdeman.nl/photos/index.php?/category/275 (ID=want2018, wachtwoord is gelijk aan het wachtwoord voor deze pagina)

P.S. 2
Tijdens een opruiming van onze vliering vond ik meer dan een hele jaargang kemphanen: Scans van de kemphaan

Een verzoek

Wie heeft er nog foto’s uit die tijd van excursies en/of AVs? Ik houd mij aanbevolen om ze hier op te nemen of er een website van te maken.  Graag aan reinier@rdeman.nl . Ook correcties/aanvullingen op dit verhaal zijn welkom. Dank!

____

 

Gedachten in de Biesbosch

Leuk is anders

Leuk is anders. Om kwart voor zes gaat de wekker en even later sta ik vloekend onder douche. Rugzak met brood, koffie en water. Telescoop, statief, camera, reservelenzen, batterij: het feest kan beginnen. Ik ben lid van de KNNV-vogelwerkgroep Leiden, wat betekent dat ik meer dan tien keer per jaar ’s morgens vroeg bij het zwembad De Vliet sta om te vertrekken naar een of andere bestemming met vogels. Soms is het echte natuur. Soms zijn het stukjes land tussen fabrieken en autosnelwegen waar de vogels zich blijkbaar thuis voelen. Niet alle vogels zijn natuurliefhebbers. Tegen de oorspronkelijke plannen in gaan we met mijn auto naar de Biesbosch.

Met z’n drieën rijden we een stuk over de A4 en dan via andere snelwegen tot bij Dordrecht naar het eerste verzamelpunt. Natuurlijk waren wij met z’n allen 10 jaar geleden allemaal tegen de aanleg van de verlengde A4, maar we hebben er niets op tegen dat deze weg ons snel naar het beginpunt brengt.

De echte vogelaar

Onderweg stel ik mijn reisgenoot een paar vragen over zijn leven als vogelaar. Ook nu ben ik weer verbaasd over de tijd en energie die mensen hier blijkbaar in stoppen. Hij zegt zoiets ongelooflijks als: “Als je verantwoordelijk bent voor het tellen van vogels in een bepaald geografisch gebied, dan moet je daar regelmatig rond zonsopgang aanwezig zijn. Ik sta dus regelmatig vóór vijf uur ’s ochtends op.” We hebben het ook nog over het leren van alle vogelgeluiden waarbij ik af en toe grappig uit de hoek probeer te komen met opmerkingen als: “Ik ken vijf vogelgeluiden. De koolmees, de pimpelmees, de merel, het roodborstje en de groene specht.” Maar zo grappig is het helemaal niet. Het is waar. Dat ik met al die experts nog mee mag, is een wonder, misschien alleen omdat ik handig ben met het opmaken van teksten en het inplakken van plaatjes voor het verslag.

Vogelaars in actie

Niet ver van Dordrecht staan we dan bij de Biesbosch en de vogelgeluiden komen op ons af. Er zijn van die mensen bij die met een kopje koffie in de ene en een boterham in de andere hand meteen beginnen op te sommen: “tuinfluiter, zwartkop, …, ja ook nog een Cetti’s zanger, en de merel niet te vergeten. Leuk, die gekraagde roodstaart, daar.” Inmiddels heb ik ongeveer begrepen hoe die Cetti’s zanger klinkt. Hard en kort in ieder geval.

De spotvogel

Dan is er plotseling enige opwinding in de groep. Er is een spotvogel gesignaleerd. Mijn medevogelaars weten wel dat ik nooit iets zomaar zie en dan staan er minstens acht vingers speciaal voor mij naar de boom te wijzen, waarin ik nog steeds niets zie. Tenslotte zie ik een geel vogeltje de boom uit vliegen. Dat zal hem dus wel geweest zijn.

Voorjaar in de Biesbosch

Zou ik de energie kunnen opbrengen om ook al die vogelgeluiden te leren en om meerdere malen per week voor dag en dauw de natuur in te trekken. Rare vraag, want het antwoord is natuurlijk nee. Ik heb zoveel  andere dingen te doen en ik wacht wel weer tot er duidelijke grote vogels langskomen. Ik ben een groot liefhebber van forse zeevogels. Geen last van bomen. Geen al te klein grut. Mijn voorkeur gaat uit naar zeearenden en grote jagers. Kluten en wulpen mogen ook nog, maar bij Temmincks strandloper en groenpootruiter wordt het voor mij al te moeilijk.

Een ongevaarlijke sekte

Twee jaar geleden ben ik lid geworden van de vogelwerkgroep KNNV Leiden. Ik ben toen tot een sekte toegetreden. Ik geloof een ongevaarlijke sekte, maar wel een gesloten groep mensen met opvattingen en emoties die buiten de sekte nauwelijks voor mogelijk worden gehouden. De fixatie op de ‘lijst van waarnemingen’, in het bijzonder de ‘persoonlijke jaarlijst’ begrijp ik nog steeds niet helemaal. Is het vogelen een soort sublimatie van oude jachtinstincten (en zijn er daarom relatief zo weinig vrouwen actief als vogelaar)? Is de ‘lijst’ de buit die je als holbewoner voor donker moet zien binnen te halen?

Sekteleden met hun instrumenten

Ik heb een onbedwingbare neiging om tegen de dogma’s van het vogelaarsgeloof in opstand te komen, zoals ik overal tegen elk geloof in opstand kom. Tijdens de Biesbosch-excursie zeg ik bijvoorbeeld op schertsende toon: “Ik houd eigenlijk veel meer van wat Helias ‘biomassaliteit’ noemt dan van ‘biodiversiteit’. Geef mij maar een vlucht van duizend grutto’s of een minstens even grote zwerm smienten in de winter. Dan kan die rare roerdomp mij gestolen worden. Eindeloos turen in het riet tot dat je even een bruine vogel op 500 meter afstand roerloos ziet staan tussen de rietstengels, nee die roerdomp hoeft voor mij niet. Geef mij die grutto’s of smienten maar.” Ik zie de gezichten van mijn medevogelaars enigszins betrekken en vraag: “Heb ik nu een grens gepasseerd, die ik beter niet had kunnen passeren?”. “Ja, dat heb je zeker”, luidt streng het prompte antwoord.

Misschien verzin ik gewoon een goede reden om niet zoveel te hoeven zien als de anderen, een mooie manier om mijn eigen luiheid te vergoelijken en zelfs mijn gebrekkige oogcoördinatie als een bijzondere gave te kunnen verkopen.

Terug naar 1970

Terwijl ik kijk naar de vogels en de vogelaars dwalen mijn gedachten af naar mijn eerste kennismaking met de Biesbosch. Of ik er nu twee of drie keer ben geweest, weet ik niet, maar ik herinner me de romantiek van het woeste getijdenlandschap. Ik studeerde in Utrecht.

Biesbosch 1970

Samen met een paar biologiestudenten reisden wij in april 1970 naar de Brabantse Biesbosch. In Drimmelen huurden wij eenvoudige roeiboten. De Amer was de eerste barrière die we over moesten steken. Er was nogal wat zware scheepvaart en het was zaak om op tijd aan de overkant aan te komen. Natuurlijk hadden wij geen zwemvesten bij ons. Wij leverden ons ongeremd over aan het avontuur en onze ouders mochten blij zijn als ze ons ongedeerd terug zagen. Van de Amer ging het dan verder de Spijkerboor en verder allerlei minder brede wateren op. Op een bepaald moment werd het eb en dan moesten we op vloed wachten om verder te kunnen. Zie de vergeelde foto’s uit die tijd.

De boot zit muurvast – wachten op vloed (Ik probeer nog beweging in de boot te krijgen … )

Eén keer sliepen we in een oude rietwerkerskeet. Wij waren gewaarschuwd dat daar soms ratten zaten en dat ratten gewoon aan je oor gingen knabbelen als je sliep. Die avond sliepen we allemaal met een dikke stok naast onze slaapzak om ratten te kunnen doodslaan. Midden in de nacht probeerde ik zo’n rat met mijn stok te verjagen, waarna mijn reisgenoot Hein ongenuanceerd liet weten dat ik hem geraakt had.

Op sleeptouw (april 1970)

Wij hadden verrekijkers bij ons en keken zeker naar vogels, maar veel daarvan weet ik mij niet te herinneren. Wat ik mij herinner is de tocht door het woeste getijdenlandschap. Een van de leden van ons reisgezelschap, biologiestudent Meine, had een mooie theorie over de reinigende werking van wilgenwortels. Je kon het water dat daar vanaf stroomde zo drinken. Een dag later liep ik kotsend door de gang van de studentenflat, terwijl even later ook mijn bacterieel bedorven darmsysteem totaal leegliep. Mooie theorie.

Pretpark Biesbosch

De Biesbosch ziet er nu wel wat anders uit dan 49 jaar geleden. Het is in de eerste plaats een intensief gebruikt recreatiegebied. Natuur is misschien een te mooie benaming voor dit pretpark van nette waterwegen, jachthavens, fietspaden breed genoeg dat de elektrisch aangedreven ‘power-grannies’ er niet uit de bocht vliegen, uitkijkpunten, vogelhutten, frietkramen en restaurants.

Pretpark Biesbosch: op de pont

Toch is er ook vandaag veel te zien. In het riet zien en horen we blauwborstjes, rietgorzen, rietzangers, een snor en natuurlijk Cetti’s zanger met zijn luide roep. Verderop zijn er verschillende steltlopers te zien, maar wel op heel grote afstand en ongunstig licht. Ik wacht op de conclusies van mijn medevogelaars, want van dit soort vogels heb ik absoluut geen verstand. Er wordt ‘groenpootruiter’, ‘zwarte ruiter’ en ‘kemphaan’ geroepen. Ik neem het voor kennisgeving aan. De kemphanen kan ik wel goed herkennen. Ik meen ook een groenpootruiter te kunnen onderscheiden, maar veel bak ik nog niet van het vogelen.

Vogelen voor de sfeer. Mag dat?

Terwijl ik tussen een woud van telescopen sta, waarbij ook mijn eigen telescoop, cirkelen mijn gedachten rond vragen als: “waarom doen we dit eigenlijk, wat is het belang van die lijsten met vogelsoorten?”. Voor mij is het antwoord in eerste instantie eenvoudig. Ik kom voor de ‘sfeer’ in de natuur, de mooie rietzomen, de vogelgeluiden, het gevoel van de wind door wat er van mijn haren over is gebleven en de grappige sfeer in een groepje vogelaars.

Sfeer in de natuur

Voor een echte gelovige geldt ‘sfeer’ nooit als argument. Lang geleden was ik op bezoek bij een Engelse vriendin die ik in mijn studententijd in Groningen had leren kennen. Zij en haar echtgenoot hoorden bij een vrij eng soort religieuze groepering, iets in de richting van de Pinkstergemeente. Uit vriendelijkheid ging ik op zondag mee naar de kerk. Ik liet mij positief uit over de vrome ‘sfeer’ die ik in de kerk ervoer: het orgelspel, de mensen met hun mooie kleren, de zondagse rust. Dat was natuurlijk helemaal fout. Echtgenoot Geoff wees mij er op dat het daar nooit om kan en mag gaan. Je gaat naar de kerk om je geloof te belijden, niet om je met goedkope oppervlakkige sfeer vol te zuigen. Nou, dat wist ik dan ook weer. Hoe had ik zoiets doms kunnen zeggen.

Ik denk dat mijn motivatie als vogelaar ook helemaal fout is. Het gaat wellicht om veel meer dan die oppervlakkige ‘sfeer’. Maar om wat dan eigenlijk? Wat is de kern van het vogelaarsgeloof?

De mooie visarend

Even later staan we op vrij grote afstand naar een uniek visarendnest te kijken. Er zit één visarend op het nest. Door de telescoop zie je niet veel meer dan een rug en af en toe een stukje staart of vleugel. Tenslotte laat de vogel zijn of haar kop zien. Een indrukwekkend beest. Na lang wachten komt de tweede vogel, waarschijnlijk het mannetje, terug met een mooie vis en dan wordt in het visarendengezin een maaltijd genuttigd. Het is een prachtig gezicht.

Ik kan het niet laten om nog verder te denken over die knagende waaromvraag. Is er meer dan de mooie sfeer? Gaat het ons, behalve om onze spannende privé-waarnemingen van zeldzame beesten om nog iets belangrijkers?

Absurde woorden

Het zou om natuurbescherming kunnen gaan, maar als je er over nadenkt, is natuurbescherming een absurd woord. Per definitie kan de natuur (en hoeft de natuur) niet beschermd te worden. Ook al sterft 98% van alle dieren en planten uit, dan is er nog steeds natuur. We hebben dan een andere natuur. Bepaalde soorten zullen heel succesvol kunnen worden, waaronder ratten en kakkerlakken. Is het erg als de olifanten, leeuwen, tijgers en giraffen uitsterven? Ja, het zou wel jammer zijn als we die dieren niet meer zouden kunnen zien, maar is het een ramp? Ik denk het niet. Als de Siberische tijger uitsterft, dan hebben we altijd nog de huiskat en als op een bepaald moment de mensen uitsterven, dan gaat er wel wat tijd overheen maar, zodra er weer ruimte is voor zo’n gigantische kat, dan evolueert ons huisdier wel in die richting. Daar hoeven we ons helemaal geen zorgen over te maken. Daarmee naderen we wel de kern van het probleem: de hoeveelheid ruimte die de mens opeist en de ruimte die de mens voor andere organismen over laat. Naarmate de mens meer domineert, is er minder ruimte. De enige zinvolle vorm van natuurbescherming is het creëren van ruimte waarin de natuur zich, relatief ongestoord door menselijke invloeden, kan ontwikkelen.

Visarend als samenloop van omstandigheden

Kijkend naar die mooie visarenden denk ik na over dat getikte woord ‘natuur’. Wat bedoelen we daar toch mee? Ik denk dat ons taalgebruik nog op vele gebieden zwaar vervuild is door onzinnige romantische beelden. Het begrip ‘natuur’ is een belangrijk element in de geaccepteerde romantische verbale diarree: natuur als een plek van harmonie en rust, natuurvolkeren als de ‘gelukkige wilden’ en meer van dat soort dwaasheid. Daarbij torsen we ook nog eens de ballast van het christelijke scheppingsverhaal met ons mee. De natuur als schepping. Een mooi maar misleidend beeld. De natuur is een samenloop van omstandigheden. De natuur is ontstaan, niet geschapen. De natuur is daarom niet goed en niet slecht. Natuur zal er altijd zijn. Zij kan nooit verdwijnen. Oude natuur verdwijnt. Nieuwe natuur ontstaat. Ad infinitum. De visarend is een geslaagde samenloop van omstandigheden. Wat daar, als deze soort is uitgestorven, over 20.000 jaar voor in de plaats komt, we weten het niet.

Teller op 74

Als we niet veel later aan een pilsje of een frisdrankje zitten, staat de soortenteller van Aalscholver tot Zwartkop op 74. Een mooi resultaat voor een dagje langs rietvelden en waterwegen lopen. Ik heb er weer een nieuwe soort bij: de spotvogel. De visarend had ik vooral buiten Nederland vaker gezien. Samen met honderdduizenden andere leden van het geslacht homo sapiens rijden we richting Gorinchem, Dordrecht, Rotterdam en Leiden. Bij het zwembad nemen we afscheid. Kilometerstand 190: 2,6 km rijden per waargenomen vogelsoort. Een koopje.

_____

De woestijn rukt op bij de Merenwijk

Overbegrazing

Klik op de figuur voor de brief (PDF)

 

In april 2012 begon na een lange winter het tere gras langzaam weer te groeien op die mooie dijk aan de overkant van de sloot bij ons huis aan de Rivierforel. Maar dat plezier duurde niet lang. De gemeente Leiden zette een zware kudde schapen en geiten in om met dat gras korte metten te maken. Al gauw was het een stuivende zandbak met stoffige dieren daar tegenover ons.

Ik schreef een boze brief aan de Wethouder, met onder meer de volgende tekst:

Geiten op de dijk: de woestijn rukt op

“Was het voorheen een plezier om naar de bloemenpracht op de dijk te kijken. Nu is hij overwegend grijs met hier en daar een distel die de vraatzucht van de geiten overleeft. Op de hierbij gevoegde foto’s is het grijs een bodem waar het gras vrijwel geheel verdwenen is.”

 

Woestijnvorming

De gemeente Leiden nam de zaak serieus en ik werd enige tijd later door een ambtenaar opgebeld. Zij zei deze zaak niet licht op te vatten en wees nog eens op de educatieve functie van de kinderboerderij, van wie deze dieren zijn. “Wij willen door de kinderboerderij bijdragen aan milieubewustzijn en liefde voor de natuur en dan kan het natuurlijk niet dat wij door slecht beheer de vegetatie op die dijk schade toebrengen.”

Ik kon me daar natuurlijk honderd procent bij aansluiten, maar toch kon ik het niet laten hier ook de humor van in te zien. “Ja, mevrouw, dat is heel goed dat u deze concrete voorbeelden ook in het onderwijs gebruikt. Misschien hoeft u wel helemaal niets te veranderen. U kunt die dijk tegenover ons huis gewoon voor de les ‘woestijnvorming’ gebruiken. De Sahel in het klein. Door geiten rukt de Sahara op.”

Zij vond het helemaal niet grappig. Gelukkig is het beheer is sindsdien wel iets beter geworden.

Negen jaar later

Maart 2021 kreeg ik de indruk dat de geschiedenis zich zou herhalen. Alweer werd er op een dijk waar de grassprietjes nog nauwelijks opgekomen waren een kudde geiten losgelaten, tien hongerige beesten die elk groen stukje gras voortvarend in hun bek lieten verdwijnen. Alweer vroeg ik mij af: hoe werkt zo'n planning eigenlijk bij gemeente Leiden of de kinderboerderij? Staat er gewoon in de agenda iets als 10 maart, geiten loslaten. Komt er niemand op het idee om eens te kijken of er wel gras groeit? Ambtenaren zijn geen boeren, bleek weer. Ik stond begin juni op het punt weer zo'n mooie brief te schrijven, ook omdat ik gezien had dat er een straat verder een weelderige dijk met gras van bijna 75 cm hoog voor het afgrazen lag. Blijkbaar hadden de ambtenaren dit ook door en had ik te weinig vertrouwen. De geiten lagen heerlijk in het dikke gras vandaag. Hierbij een paar foto's.  Boven de dijk bij ons van 20 april tot en met 3 juni. Onder op 9 juni 2021 bij de Karpers.

Beleidshallucinaties

Iedereen die mij kent, weet dat ik onuitstaanbaar word als ik serieus probeer te zijn. Ik ben de laatste twee weken voortdurend onuitstaanbaar, maar dat is niet mijn eigen schuld. Het is de schuld van ongeremd hallunicerende beleidsambtenaren en hun leeghoofdige consultants. Wat is er gebeurd? Ik denk dat het ongeveer zo gegaan is.

De wethouder van Recreatie, Natuur en Andere Onbelangrijke zaken zit achter zijn bureau in Warmond. Hij heeft zijn dag niet en kijkt uit het raam. Op zijn bureau liggen stapels papier, onder meer van de Provincie. Die provincie heeft aan zijn mooie gemeente Teylingen het beheer over nogal wat stukken land gegeven en daarbij een smak geld om een en ander op te leuken, te ‘ontwikkelen’ zoals dat in beleidsjargon heet.

Kijkend uit het raam schiet hem niets zinvols te binnen. Tja, een fietspad misschien, nog een wandelroute en een vogelkijkscherm, maar veel verder reikt zijn fantasie niet. Dan maar een stelletje beroepsfantasten van een adviesbureau inhuren. Hij pakt zijn mobiel en belt zijn contact bij Arcadis.

-“Hallo, met de Wethouder. We moeten praten!”
-“Zeg het maar, wat is probleem?”
– “Een ernstig probleem! Ik heb een bak geld op mijn bureau liggen.”
– “Wij zien dat nooit als een probleem, dat weet je! We kennen elkaar al langer, toch?”.
– “Ik moet dat geld proberen op te maken aan veranderingen in natuur, landschap en recreatie. Hebben jullie een idee?”
– “Zodra er geld is, hebben we altijd een idee. Het leuke is dat ons bureau Arcadis is voortgekomen uit de Heidemij. De Heidemij was ooit kampioen vernielen van natuurgebieden. Woeste gronden heetten ze vroeger. We doen te weinig met dat verleden. Hebben jullie daar bij Warmond nog wat woeste gronden voor ons? Dan kunnen we die, bouwend op een rijke traditie, naar de donder helpen!”
– “Ik wist dat je een weer zo’n geniaal idee zou hebben, maar dat het zo goed zou zijn, daar had ik niet op gerekend!”
– “Laten we spijkers met koppen slaan. Ik heb hier toevallig een paar consultants lopen die werkelijk helemaal niets met rust, ruimte en natuur hebben. Ze kunnen daarom heel creatief met het landschap omgaan, ongehinderd ook door kennis. Tja, we hebben wel eens biologen in dienst gehad, maar die beginnen te zeuren bij elke bomenrij die je wilt rooien. Dat is niet bevorderlijk voor een creatieve cultuur in ons bedrijf.”
– “Kom morgen meteen even langs met die lui. Dan gaan we aan het werk. Ik kan je de contouren van de opdracht al even doorgeven. Maak voor ons een visie, waarin alles verandert en waarin we gegarandeerd dat provinciegeld over de balk kunnen gooien.”
– “Ik kom morgen om 10:00. Het hoeft niet lang te duren. We weten al waarom het gaat.”
– “Misschien goed om die consultants al vast een lijstje mee te geven met de minimumeisen aan het eindrapport. Je krijgt de opdracht als je de volgende woorden elk minimaal 50 maal gebruikt: rust, ruimte, kwaliteitsimpuls, samenwerking, harmonie, natuurbeleving, samenspel, betrokkenheid en nog een paar, maar die schieten me even niet te binnen.”
– “Uitstekend, tot morgen!”

Het resultaat is bekend. Een waanzinnig plan en een brochure waar de honden geen brood van lusten. Na een slapeloze nacht heb ik mij aangesloten bij het massale verzet tegen deze onzin. Mijn bijdrage is een akelig serieuze website. [toevoeging 2020: deze website heeft indertijd zijn nut gehad, maar wordt niet meer onderhouden. Het eigen internetdomein is in 2019 opgezegd. Een kopie van de laatste versie van die website staat alleen nog op mijn eigen server].