Texel 16

Niets nieuws

Wij houden van Texel. We houden ervan langs de zee bij de slufter, langs de waddendijk of door de duinen te lopen. Wij gaan niet naar Texel omdat we verwachten er veel nieuws tegen te komen. We gaan niet voor bijzondere waarnemingen van zeldzame vogels, wel voor de duizenden wulpen, rotganzen, rosse grutto’s, scholeksters en smienten die je er altijd wel ziet. Ik was er voor de zestiende (als je kortere vogelexcursies niet meerekent) en Petra pas voor de elfde keer .

Drie jaar later. Niet vrolijker.

Precies drie haar geleden, in februari 2022, hadden we hetzelfde huisje als nu gehuurd, de ‘houtsnip’ op het bungalowpark van Prins Hendrik. Ik schreef toe in mijn blog:

"Een stralende lage februarizon scheen recht de mooie woonkamer in. Prachtig weer, einde Coronabeperkingen. Toch geen reden tot uitbundige vrolijkheid. Rusland was de Oekraïne binnengevallen. In onze naïviteit hadden we het niet voor mogelijk gehouden."
Huisje ‘De Houtsnip’

Helaas was er deze keer nog minder reden tot vrolijkheid. In de Verenigde Staten was sinds een maand een president aan de macht die niet van plan is enig tegenwicht tegen Poetin te bieden.  Dat de Amerikanen zo’n volslagen onbetrouwbare oplichter voor de tweede keer tot president zouden kiezen, had ik alweer in mijn naïviteit niet echt voor mogelijk gehouden.

Je kan je niet de hele dag met dit soort onvoorstelbaarheden bezighouden. Je bereikt er niets mee. Dan maar genieten van het moois dat er ondanks alles gelukkig wel te beleven is. 

Huisje aan de vogelboulevard

Rotganzen (Wagejot)

Voor de vierde keer huurden wij een huisje bij Prins Hendrik, prachtig gelegen achter de waddendijk, vlakbij het mooie Utopia. Van daar naar het Zuiden rijdend kom je langs de prachtige binnendijkse vogelgebiedjes aan de zogenaamde vogelboulevard: Wagejot, de IJzeren kaap, Minkewaal, Zandkes, Dijkmanshuizen en Ottersaat niet ver van de havenplaats Oudeschild. Kom je wat later in het seizoen dan kan je hier genieten van grote sterns en lepelaars.

Kluten en wintertalingen bij Wagejot

Deze keer was het er relatief rustig. Het meeste was nog te zien bij Wagejot met honderden kluten en duizenden rotganzen. Maar overal zie je grote groepen scholeksters, erg veel smienten, af en toe een paar bonte strandlopers, brandganzen, grauwe ganzen, wilde eenden, kuifeenden en hier en daar wintertalingen, slobeenden en pijlstaarten. Overal hoorde je de vrolijke roep van tureluurs en hier en daar ook een paar wulpen. Aan de waddenkant zwommen regelmatig eidereenden. Het was niets nieuws, maar fijn om te zien en te horen dat ze er nog zijn. 

Als je op de dijk bij de vogelboulevard loopt, kom je regelmatig enthousiaste vogelaars tegen, de een nog zwaarder met telescopen en telelenzen bewapend dan de ander. Zij zijn vaak op zoek naar zeldzaamheden. Nu zou er iets zitten als de brileider.

Smienten bij Wagejot

Bij de IJzeren Zeekaap stopte een auto met een Pools nummerbord bij me en door het open raampje vroeg een man in het Engels of ik eidereenden had gezien. Dat had ik niet, dus ik schudde ontkennend mijn hoofd. Later begreep ik dat het om die brileider gegaan moet zijn. Hopelijk hebben ze hem toch nog gevonden, maar zeldzame vogels vind ik zelf niet zo interessant. 

Tienduizenden vogels

Geef mij maar de tienduizenden vogels die overdag op het wad foerageren en bij hoog water hun toevlucht zoeken bij een gebied als de Schorren, dat hooguit twintig minuten lopen van Prins Hendrik ligt. Op twee avonden viel hoogwater en zonsondergang vrijwel samen en zijn wij naar het uitkijkpunt over de schorren gelopen. Heen loop je langs Utopia. Daar was deze keer niet zo veel te zien. Ik herinner me van de vorige keer nog wilde zwanen,  kleine zilverreigers en meer pijlstaarten. Deze keer moesten we het doen met veel smienten, rotganzen en scholeksters. Maar op het moment dat je de dijk bij de schorren op loopt, verandert het beeld totaal. De slikken bij de Schorren zitten volgepakt met vlakbij duizenden wulpen en iets verderop waarschijnlijk meer dan tienduizend rosse grutto’s. Er zitten ook wat andere soorten tussen zoals kluten, tureluurs, bonte strandlopers, bergeenden, pijlstaarten en andere eenden. Maar het beeld is niet statisch.

Rosse grutto’s bij de Schorren

Voortdurend vliegen er duizenden vooral rosse grutto’s op en vliegen in steeds veranderende formaties over het wad: soms lijkt zo’n groep een dikke vis, dan rekt die uit tot een lange streep of trekt zich samen tot een grote bol. Veranderen ze plotseling van richting, dan hoor je het luide geruis van hun vleugels. Een onvoorstelbaar mooi schouwspel. Toen het te donker werd om nog veel te zien zijn we over de dijk met uitzicht op het wad teruggelopen. 

Vooral rosse grutto’s (de Schorren)
Rosse grutto's op de wadden

De rosse grutto broedt niet in Nederland, maar is uitsluitend wintergast en doortrekker. Het gaat daarbij om twee ondersoorten. De ondersoort lapponica broedt in Scandinavië en overwintert vooral op de wadden en een klein deel in het Deltagebied. 

In het voorjaar trekt een grote groep van de ondersoort taymyrensis door. Zij komen naar het Waddengebied om op te vetten op hun reis van West Afrika naar Siberië. In de winter bevinden er zich zo'n 65.000 rosse grutto's in Nederland, maar in het late voorjaar kunnen dat er meer dan 180.000 zijn. Wij zagen op de Schorren deze februari-vakantie toch zeker 10.000 exemplaren, een aanzienlijk deel van de Nederlandse winterpopulatie. De West-Afrikaanse exemplaren zullen zeker pas tussen maart en mei aankomen.  Het voedsel op de Waddenzee is onmisbaar als voorbereiding op de lange thuisreis naar de broedgebieden. Uit onderzoek blijkt dat in jaren wanneer het wad minder pieren bevat er minder vogels in de Siberische broedgebieden terugkeren dan in de vette jaren. Door de klimaatverandering zijn die wadpieren nog belangrijker geworden dan ze al waren. Siberië warmt sneller op dan de gematigde streken, waardoor de natuur daar eerder op gang komt, inclusief de ontwikkeling van insecten die een belangrijke voedselbron voor de net uitgebroede vogels vormen. De vogels vliegen daarom eerder naar Siberië terug en hebben iets minder tijd om op te vetten. 

Rosse grutto's kunnen onvoorstelbaar lange stukken vliegen. Een derde populatie (die niet door Nederland trekt) broedt in Alaska en overwintert bij Nieuw Zeeland en Australië (Tasmanië). Een rosse grutto vloog in 2002 in 11 dagen zonder onderbreking van Alaska naar Tasmanië, een afstand van 13.560 km!


meer informatie: Waddenzee sleutel tot succes rosse grutto, NIOZ 2018
De wereld door de ogen van de Rosse Grutto, National Geographic, 2022
Nieuw vliegrecord rosse grutto, Roots magazine 2022
Rosse grutto’s in het voorjaar op Texel (2021)

Vijf wandelingen

Elke keer maken wij op Texel vrijwel precies dezelfde wandelingen (voor een kaartje,  zie hier):

(1) Een wandeling bij de vuurtoren;

(2) Een rondwandeling vanaf Café-Restaurant de Slufter langs  de Slufter naar het strand en dan tot aan de Koog voor een consumptie bij een van de strandrestaurants daar (Bries 20 of Dikke Zeehond). Via de Nederlanden en de Muy terug naar de Slufter;

(3) Een wandeling vanaf de parkeerplaats Turfveld in het bos ten Zuiden van de Koog, door het bos en door de prachtige Bollekamer naar het strand bij Paal 9 (den Hoorn) en grotendeels langs het strand terug alvorens weer een stuk door duin en bos naar de parkeerplaats terug te lopen;

(4) Een wandeling langs de horsmeertjes en door de hoge en brede duinen naar het strand tot aan Paal 9 en dan weer terug naar de Horsmeertjes. Wij konden de weg terug niet goed vinden. Dat was maar goed ook, want onze geplande route bleek te nat en vrijwel onbegaanbaar, hoorden we van mensen die hem wel hadden geprobeerd;

(5) Wandelen bij de Hoge Berg tussen Den Burg en Oudeschild, inclusief de Georgische begraafplaats Loladse.

Muziek, foto’s en mosselen

Wij huren een huisje op Texel om van de actieve rust te genieten. Dat betekent in de praktijk vooral vogels kijken, wandelen en – in combinatie daarmee – fotograferen. Altijd nemen wij muziekinstrumenten mee. Soms spelen we samen, maar Petra gebruikt zo’n korte vakantie vooral om eens extra te kunnen studeren, terwijl ik nog wat naar vogels kijk en fotografeer.

Het is niet de belangrijkste attractie tijdens zo’n week, maar horeca-bezoek hoort er ook bij. De mosselmaaltijd bij Eetcafé De Rog smaakte uitstekend. Het is er gezellig en de bediening is vriendelijk. Natuurlijk bezoeken wij ook de strandtenten met  romantische namen als Paal 9 of Paal 19, waar we ons steeds weer verbazen over de hoge prijzen. Hebben we misschien nog de prijzen van 20 jaar geleden in ons hoofd? 

Brandganzen en de molen van Oost

Eerdere blogs over Texel

Texel, het vogeleiland (2022)

In de Texelse winterzon (2022)

Een mooie relatie (2021)

Zestig jaar vogelen – een korte terugblik (2017)

_____________________

Fietsen over de Hebriden

Nog één keer Schotland

Zeven jaar geleden fietste ik bijna 1500 km door Schotland, beginnend in Glasgow en met een grote boog via de Outer Hebrides en de Schotse Noordkust naar Edinburgh. Een prachtige tocht, waarvan ik delen nog wel eens wilde overdoen. Toen kwam Corona en ik werd getroffen door een (gelukkig kleine) herseninfarct (beide 2020). De mooie hostels waren sinds 2020 een tijd lang wegens Corona gesloten, maar fietsen ging eigenlijk best goed nog. Na vijf fietstochten in Polen (2018-2023; voor de laatste tocht zie hier) wilde ik toch nog één keer naar het mooiste deel van mijn tocht uit 2017: de Hebridean Way over de Outer Hebrides, van Vatersay tot aan de Butt of Lewis, een bescheiden afstand met vooral bescheiden heuvels, met uitzondering van een paar pittige trajecten op Harris. 

Barra en South Uist

De heenreis met fiets, boot en trein tot Castlebay op Barry duurde bijna drie dagen. Voor de derde keer in tien jaar overnachtte ik in het mooi gelegen Dunard hostel met uitzicht over het water en de veerboot naar Oban, die daar een nacht blijft liggen tot de volgende overtocht. Ik bleef nog een extra nacht in Castlebay om nog even naar het met Barra verbonden eilandje Vatersay te fietsen, het officiële begin van de Hebridean Way. Prachtige witte stranden, groenblauwe zee en donkere wolken die over de toppen van de groene heuvels hingen. 

Omdat er geen plaats meer was op latere boten, moest ik de volgende ochtend om vier uur opstaan om de verbinding Ardmhòr-Eriskay van 7:00 uur te halen. Dat had wel het voordeel dat ik vroeg bij het Gatliff-hostel van Howmore aankwam en nog veel tijd had de prachtige omgeving te verkennen, het mooie kerkhof ernaast en de kreek die daar door de ‘machair’ naar zee stroomt. 

Berneray

De volgende dag naar Berneray was met 90 km de langste etappe, maar hij was absoluut niet moeilijk. Nog redelijk vroeg kwam ik daar aan. Het was er, net als de vorige keren, erg gezellig met fietsers en wandelaars van alle leeftijden en alle nationaliteiten: van upper-class Britse jongeren, tot redelijk bejaarde Belgen en een aardige Duitse vrouw, die de Hebridean way wandelend in haar eentje aflegde. De volgende dag maakte ik een mooie wandeling over de heuvels en langs het strand en genoot, net als tien jaar eerder met Petra, van de prachtige kleuren (zie hier).

De tocht naar het prachtig afgelegen hostel van Rèinigeadal (niet gelegen op de officiële Hebridean Way, dus erg rustig) was minder dan 60 km, maar verder het zwaarste traject van de hele tocht. Vanaf Tarbert eerst heel sterk stijgen naar de top van de hoofdweg en dan vandaar heel sterk dalen en nog een keer stijgen en dalen. Het was vooral lopend de fiets de heuvel op duwen, maar ik had de tijd. Het was in Rèinigeadal (Rhenigadale) weer prachtig als de vorige keren (meer hier). In het hostel overnachtte slechts één andere gast en buiten stond een sympathieke Duitser met zijn tentje. 

Lewis

Na dit laatste Gatliff-hostel fietste ik naar Callanish. Eerst moest ik weer even naar de hoofdweg: anderhalf uur fietsen over 7 km, wandelen dus. Daarna werden de wegen gemakkelijker en de hoge bergen verdwenen naarmate ik verder Lewis in reed. In Callanish, vlak bij de beroemde ‘standing stones’ had ik  een luxe ‘camping pod’ gehuurd, eigenlijk veel te duur, maar prachtig ingericht en met een prachtig uitzicht: groepen van zo’n tien dolfijnen kon je vanuit mijn raam het water uit zien springen. 

Van Callanish fietste ik helemaal naar het Noorden. Ik had in Cross – niet zo ver van de Noordpunt van het eiland – dezelfde B&B gereserveerd als tien jaar geleden. Ik werd hartelijk ontvangen. Fijn om hier weer eens te zijn (meer hier). De volgende dag fietste ik naar de vuurtoren – het officiële eind van de Hebridean Way – en wandelde nog langs het strand niet ver van mijn B&B.  De volgende dag fietste ik – het eerste stuk met windkracht 5 tegenwind – naar Stornoway (tegenwoordig Steòrnabhagh) en daar nam ik de boot naar Ullapool, waar ik een mooi hotel gereserveerd had, waar je ook redelijk kon eten.

Nog even highlands

Het laatste stukje fietsen in Schotland ging van Ullapool naar Bonar Bridge, vlakbij het station Ardgay aan de spoorlijn naar Inverness. Vanaf Ullapool fietste ik, net als zeven jaar daarvoor, de Schotse hooglanden in naar Elphin, maar deze keer sloeg ik niet linksaf naar het Noorden maar rechtsaf naar het Oosten. Niet ver van Elphin overnachtte ik in het ‘motel’ van Altnacealgach, dat zo in de VS had kunnen staan: iedere kamer zijn eigen voordeur aan de straat, met uitzicht op een mooi meer. Aan de picknicktafels voor het motel zat niemand. Te koud. 

De volgende dag fietste ik met gemak verder naar het Oosten, een gemakkelijke dalende route, die de River Oykel (uitmondend in de Kyle of Sutherland) volgt. Ik was veel te vroeg in Bonar Bridge waar mijn hotel nog niet geopend was.

De volgende dag begon de grote treinreis vanaf het vlakbij gelegen stationnetje van Ardgay naar Newcastle, IJmuiden en Leiden met nog een overnachting in een B&B in Edinburgh. De terugreis was weer lang. Op 5 juni om 10:54 uit Ardgay. Op 7 juni om 13:40 thuis. Het was een mooie tocht.

 

Alle stukjes over deze tocht

___________

 

De jeugd van tegenwoordig

De rijpere jeugd

Tijdens mijn fietstochten door Schotland en Ierland heb ik regelmatig in jeugdherbergen overnacht. Dat is relatief goedkoop (tegenwoordig rond £30-40 in de UK), handig en vaak gezellig. Je hebt altijd beschikking over een goed geoutilleerde keuken zodat je niet veroordeeld wordt tot eenzame, ongezellige en dure maaltijden in een restaurant. Soms kan je een eigen kamer krijgen, maar vaak slaap je ook op een zaal met wel tien andere bezoekers. Vroeger waren dat streng gescheiden mannen- en vrouwenzalen. Tegenwoordig zijn ze meestal gemengd. Erg veel last van anderen heb ik meestal niet. Na een dag fietsen slaap ik meteen in en word niet afgeleid door de degene die boven mij in het stapelbed slaapt of door de mooie jonge meiden tegenover mijn bed. Ik slaap wel.  

Snurken boven de batterijen

Als ik vertel dat ik van jeugdherbergen gebruik maak, is de verbaasde reactie soms: maar die zijn toch voor de jeugd? Ik antwoord dan dat ze nog steeds voor de jeugd zijn. Maar er is één ding de laatste decennia veranderd. De jeugd is ouder geworden. Tijdens mijn fietstochten in 2017 en 2024 was soms de helft van de gasten op mijn slaapzaal boven de zestig. Dat kwam ook een beetje door het seizoen. Aan het eind van mei en in het begin van juni  gaan veel gepensioneerden, die niet aan officiële vakantietijden gebonden zijn, op pad. Daar zijn veel wandelaars en fietsers bij, een belangrijke doelgroep van de jeugdherbergen. Omdat niet alle kniegewrichten en beenspieren bij deze doelgroep nog in optima forma zijn, laat veel van deze oudere jeugd zich bij het fietsen elektrisch ondersteunen. Toen ik dit jaar in het Dunard-hostel op Barra  de slaapzaal binnenkwam. vroeg ik mij af wat al die blauwe en rode lampjes onder de onderste bedden te betekenen hadden. Ik had het kunnen weten: het waren de met opladers verbonden batterijen van de elektrische fietsers die erboven sliepen. Dat slapen is niet altijd geruisloos. Hoe ouder de jeugdherberggast, des te luider snurkt hij. Het was er een gezellig geronk daar op Barra. 

De Gatliff-hostels

Op de Outer Hebrides zijn drie jeugdherbergen die door een stichting, de Gafliff trust, worden beheerd. Dit zijn heel bijzondere herbergen: ze zijn niet te reserveren Je mag er niet met een groep van meer dan vier personen komen. Ze zijn vooral bedoeld voor individuele wandelaars en fietsers. Mochten ze vol zijn, dan vinden ze wel een oplossing, tenzij je met de auto komt. De drie hostels, Howmore, Berneray en Rhenigidale zijn prachtig gelegen.

Howmore en Berneray zijn traditionele oude huizen van natuursteen met een rieten dak. Ze zijn relatief goedkoop, £ 20 per nacht, en moeten contant betaald worden. Als de ‘warden’ er niet is, laat je het geld in een ‘honesty box’ achter. Men verwacht dat de gasten de gebouwen zelf schoonhouden. Soms is die verwachting wat te optimistisch. Ik heb de drie Gatliff-hostels nu drie keer bezocht. Het verblijf in deze herbergen is echt vakantie op vele manieren. Niet alleen liggen ze in de prachtigste landschappen, relatief ver van het massatoerisme, maar het verblijf in zo’n hostel is meteen een soort tijdreis, een ontsnapping uit de wereld van internet (geen wifi op die plekken), van online-reserveringen (kan niet) en weer even terug naar het gebruik van ouderwets geld. Deze plekken trekken heel veel interessante mensen aan van verschillende leeftijden (de jeugd tussen 20 en 80) uit verschillende streken. Ik denk terug aan veel interessantste gesprekken en aan spellletjes die we in Berneray met alle gasten hebben gespeeld. 

Al mijn stukjes over deze fietstocht

 

Betoverend Berneray

Tien jaar geleden (2014) was dit eilandje een van de mooiste plekken op onze tocht over de Outer Hebrides.  Ook toen overnachtten we in het prachtige hostel in twee gerestaureerde ‘black houses’ met een schitterend uitzicht over de Sound of Harris. Voor de tweede keer overnachtte ik daar in 2017. Nu was ik hier voor de derde keer en werd weer overweldigd door de enorme schoonheid, de prachtige kleuren en de prachtige natuur. In 2014 waren wij er in juli en konden nog meer genieten van de bloemenpracht op de strook achter de duinen vlak aan de kust, de zogenaamde ‘machair’, waar eeuwenlang een rotatie-landbouw werd bedreven waarbij de belangrijkste meststof werd verkregen uit zoutwaterplanten. Dit jaar bloeiden daar nog niet zo veel bloemen. De zee, vooral bij ‘West Beach’, was weer betoverend mooi.

kleurencirkel: rood tegenover blauwgroen

Waar de zeebodem vooral uit helder wit zand bestaat, krijgt de zee een turquoise (groen-blauwe) kleur. De zee filtert vooral het rode licht uit het opvallende zonlicht en  reflecteert de overblijvende kleuren weer naar boven. Je krijgt dan de complementaire kleur van rood, een kleur die uit een mengsel van groen en blauw bestaat (zie ook hier). Wat ook de fysische verklaring is, het verleent de prachtige zandstranden een bijzonder karakter: witte zandstranden, een vooral turquoise zee en door de vaak  iets mistige of regenachtige luchten zijn de verder weg gelegen heuvels vrij onduidelijk en geheimzinnig. 

 

In 2014 maakten wij een lange wandeling langs het mooie strand van Berneray. Het waaide toen hard en er viel veel regen. Ondanks dit weer genoten wij van het bijzondere landschap. Terug in het hostel hadden niet alleen wij kletsnatte kleren. Ook de andere gasten hadden hun natte jassen en broeken aan een speciaal rek gehangen dat via een handige constructie boven de kachel kon worden gehesen. Iemand zamelde toen geld in voor de noodzakelijke brandstof. De kleren werden droog en het was erg gezellig. Niet minder gezellig was het er drie jaar later toen ik daar tijdens een fietstocht verbleef. Met de hostel-gasten met leeftijden tussen 25 en 80 hebben we toen heel leuke gezelschapsspelletjes gespeeld. Er waren heel interessante mensen bij, onder anderen een van de weinige Engelse doedelzakbouwers en iemand anders was op zijn laptop muziek aan het componeren. Ook dit jaar waren er veel interessante en sympathieke mensen van alle leeftijdscategorieën en veel verschillende nationaliteiten.

Sinds 1999 kan je met de auto of de fiets eenvoudig van North Uist over de ’causeway’ naar Berneray rijden. Tot die tijd was het een echt eilandje, dat door zijn isolement zijn karakter goed bewaard heeft. Het ligt nu vast aan het Zuidelijk gelegen North Uist, maar het heeft historisch en cultureel meer bindingen met het Noordelijk gelegen Harris, dat met de veerboot over de Sound of Harris (Berneray – Leverburgh) te bereiken is. 

Het merendeel van de bevolking (138 inwoners in 2011) spreekt nog Gaelic. Het Schotse Gaelic lijkt sterk op de Ierse variant. Dat is niet toevallig, want in de vierde en vijfde eeuw hebben de Ieren die zich in Schotland vestigden hun taal meegebracht, waaruit het Schotse Gaelic ontstaan is.  

Alle stukjes over deze tocht

______

 

 

 

 

 

 

Het sublieme niets in Rèinigeadal

Om in Rèinigeadal te komen moet je op de hoofdweg van Tarbert naar Stornoway een klein weggetje naar beneden naar de baai bij Maraig af rijden en dan een berg over klimmen voordat je weer naar de zee afdaalt. Zo eenvoudig was het niet altijd. Het plaatsje Rèinigeadal (of Rhenigidale)  had tot 1982 geen wegverbinding. Je kon er met de boot komen en er liep een wandelpad naar Tarbert, het ‘postman’s path’, het pad waarlangs de postbode twee of drie keer per week liep om brieven naar het dorp te brengen of brieven af te halen. Die brieven bevatten ook de bestellingen van de dorpsbewoners van spullen die dan later per schip werden geleverd. Het dorp had indertijd geen elektriciteit en één op batterijen werkende  telefoon – Rhenigadale 1 was het nummer.  Via een zender bereikte deze telefoon het telefoonkantoor aan de andere kant van de bergen. Daar zorgden ze dan voor de gewenste verbinding. Regelmatig moesten de batterijen vervangen worden.

Eén van de oude huizen van dit plaatsje is al jaren in gebruik als Hostel en wordt beheerd door de Gatliff trust. Daar tegenover woont de beheerder (‘warden’) en er staan nog een paar huizen, maar het stelt niets voor. Tien jaar geleden kwam ik hier samen met Petra voor het eerst. We hebben toen al van de grote rust genoten. Vanuit het hostel kijk je over een mooie baai, waar een enkel bootje ligt en verder niets gebeurt. Het is er zo stil dat je een gesprek tussen twee mensen op tweehonderd meter afstand woord voor woord kan verstaan, zonder dat zij hun stem hoeven te verheffen. Tien jaar geleden hebben Petra en ik het postman’s path naar Tarbert gelopen. 

In de keuken van het uiterst simpele hostel stond toen een heel simpel radiootje dat een paar zenders kon ontvangen. Op onze eerste avond daar had ik de klassieke zender aangezet en we luisterden naar een prachtige opname van Elgar’s Enigma Veriations. Tegen de achtergrond van de totale rust van deze plek herinner dit als een van de mooiste momenten waarop ik honderd procent van mooie muziek heb kunnen genieten. 

Petra in keuken met radio 2014

Drie jaar later kwam ik er weer en het radiootje stond nog in de keuken. Het deed het prima, ook met de afgebroken antenne die er nu los op stond. Toen ik er dit jaar kwam, leek tot mijn schrik de radio verdwenen. In de inmiddels iets gemoderniseerde keuken stond hij niet meer. Maar gelukkig vond ik het terug in de lounge tegenover de keuken. De antenne was nog steeds afgebroken en stond er los op, maar ook nu kon ik met volle teugen luisteren naar klassieke muziek. Het tweede vioolconcert van Shostakovitch maakte diepe indruk op me, alweer tegen de achtergrond van die complete stilte. 

Het mooie baaitje met de bootjes vlakbij het hostel was nog steeds even mooi. Nu zwommen er in de baai prachtige roodkeelduikers en ik zag er ook nog een kuifaalscholver (‘shag’), in dit deel van de wereld soms nog algemener dan een gewone aalscholver. Even later zwom er iets verder weg ook nog een ijsduiker. Voor het pad van de postbode zijn mijn benen niet stabiel genoeg meer, dus ik heb het maar niet geprobeerd. De vele Jan van Genten van tien jaar geleden zag ik deze keer niet. Ik ben bang dat hier de vogelgriep zijn vernietigende werk had gedaan. Het zal wel even duren voor er weer zo veel in de baai bij het postman’s path van grote hoogte naar vis zullen duiken. 

 

Alle stukjes over deze tocht

_________